Werk en armoede in Duitsland en daarbuiten

Beginnen we met het goede nieuws:

Sinds de invoering van de befaamde Hartz-hervormingen in de periode 2003-2005 onder de sociaal-democraat Gerhard Schröder, die een complete hertekening inhielden van het werkloosheids- en sociale bijstandssysteem en de creatie van de zgn. ‘mini-jobs’, slaagt Duitsland er op spectaculaire wijze in om de werkloosheidscijfers terug te dringen en om meer mensen dan ooit aan een job te helpen. Tussen 2005 en 2015 steeg de totale werkgelegenheid in Duitsland met meer dan 3,3 miljoen jobs, terwijl het aantal werklozen met meer dan 2,5 miljoen eenheden daalde. In vergelijking met enkele andere Europese landen ziet die evolutie er zo uit (alle cijfers komen van Eurostat):

201610_MS_01

Het aantal mensen met een job steeg in Duitsland dus met 9%: een groeitempo dat enkel België en het Verenigd Koninkrijk enigszins konden volgen; in Italië daalde het aantal werkenden zelfs. Die stijging van de werkgelegenheid in Duitsland vertaalt zich ook in de werkloosheidscijfers, waar Duitsland van de eerste naar de laatste plaats zakt in onze ranking. De werkloosheidscijfers in België blijven daarentegen stabiel, ondanks het stijgend aantal mensen met een job: een gevolg van de bevolkingsgroei.

In dezelfde periode (2005-2015) ging ook het inkomen van de modale Duitser erop vooruit, zelfs wanneer we corrigeren voor inflatie.

201610_MS_02

Opmerkelijk is de veel sterkere stijging van het mediaaninkomen in Frankrijk, en pijnlijk om vast te stellen: de modale Italiaan en zeker de modale Brit gingen er de afgelopen tien jaar erg op achteruit, met een daling van het reële mediaaninkomen van 7% resp. 12%.

Altijd interessant is het om die evolutie van het inkomen uit te splitsen naar leeftijd:

201610_MS_03

Op Duitsland na is de grote winnaar telkens de groep +65-jarigen. In Italië en het Verenigd Koninkrijk zijn zij zelfs de enigen die hun koopkracht enigszins hebben zien stijgen.

De evolutie van het mediaaninkomen is niet alleen belangrijk om te kunnen nagaan hoe de levensstandaard van de modale burger veranderde in een bepaalde tijdspanne, maar ook voor een juiste interpretatie van de armoedecijfers. De inkomensgrens waaronder iemand als ‘arm’ wordt gerekend, is immers gekoppeld aan het mediaaninkomen. Stijgt het mediaaninkomen, dan stijgt ook de armoedegrens, en vice versa. De theorie hierachter is dat armoede in onze maatschappij erin bestaat niet over voldoende middelen te beschikken om te kunnen leven zoals de modale burger — en dat hangt op zijn beurt weer af van de koopkracht van die burger. De armoedegrens wordt daarom op 60% van het mediaaninkomen gelegd.*

Hoe zit het dus met de evolutie van de armoedecijfers in Duitsland en daarbuiten?

201610_MS_04

Het aantal personen dat in armoede leeft is in Duitsland met maar liefst 35% gestegen: waren het er in 2005 nog 9,96 miljoen, in 2015 was dat al opgelopen tot 13,43 miljoen. In 2015 leefden dus 3,5 miljoen méér Duitsers in armoede dan tien jaar eerder. Er zijn dus 200.000 méér Duitsers onder de armoedegrens beland na de hervormingen van het werkloosheids- en sociale bijstandssysteem, dan dat er in diezelfde periode extra jobs zijn gecreëerd. Ter vergelijking: In België steeg het aantal personen onder de armoedegrens van 1,5 miljoen naar 1,6 miljoen, een stijging van 7%. (Merk ook de daling van het aantal personen in armoede in het Verenigd Koninkrijk op: een gevolg van de sterke daling van het mediaaninkomen. De inkomens van de armsten gingen er niet op vooruit, maar het inkomen van de ‘gewone’ Brit ging erop achteruit.)

Niet alleen het aantal Duitsers dat onder de armoedegrens van 60% leeft ging er sterk op vooruit in de tien jaar na de Hartz-hervormingen, ook het aantal Duitsers met een inkomen dat minder dan 40% van het mediaaninkomen bedraagt steeg sterk: maar liefst 1,5 miljoen méér Duitsers leeft nu in diepe armoede.

201610_MS_05

De armoede steeg dus niet alleen erg hard in Duitsland, maar verdiepte zich ook. Eenzelfde tendens zien we ook in België, al is het in veel mindere mate.

Interessant zijn ook de cijfers in procentuele aantallen in internationaal perspectief: het aandeel van de bevolking dat onder de (diepe) armoedegrens leeft.

201610_MS_06

Maar wat met de link tussen armoede en arbeid? Klassiek klinkt het immers dat een job de beste manier is om uit armoede te ontsnappen — en dat is en blijft ook grotendeels waar. Er is echter een grote maar. Tien jaar na de Hartz-hervorming, die tot doel had mensen uit de werkloosheid te halen door o.a. het sneller afbouwen van de werkloosheidsuitkeringen, het introduceren van ‘sancties’, en de creatie van ‘mini-jobs’, is het aantal Duitsers dat wél werkt en toch een inkomen heeft dat niet boven de armoedegrens uitkomt meer dan verdubbeld: verkeerden in 2005 al 1,7 miljoen mensen in die situatie, in 2015 waren daar nog eens meer dan 2 miljoen Duitsers bijgekomen. Bijna één op tien van de Duitsers die werken, moeten nu dus arbeiden om een inkomen te vergaren dat nog steeds minder bedraagt dan de armoedegrens.

201610_MS_07

Die evolutie —een stijging van het aantal mensen dat wel werkt, maar toch arm is— doet zich wel in de meeste landen voor maar, zo mag duidelijk zijn, nérgens zo uitgesproken als in Duitsland, integendeel.

201610_MS_08

Samengevat, sinds de Hartz-hervormingen telt Duitsland:

3,3 miljoen bijkomende jobs (+9%);
3,5 miljoen meer mensen in armoede (+35%);
1,5 miljoen meer mensen in diepe armoede (+61%);
2,0 miljoen meer mensen die werken en toch arm zijn (+119%).

Of nog: de hervorming van het werkloosheids- en sociale bijstandssysteem mag dan wel een positief effect hebben gehad op de werkgelegenheid, de gevolgen voor de armoede waren desastreus. Een job hebben betekent niet langer de armoede kunnen ontvluchten.

201610_MS_09

* Soms worden andere manieren gebruikt om armoede te meten: Eurostat verspreidt bijvoorbeeld ook cijfers van het aantal mensen ‘at risk of poverty or social exclusion’, waarbij het aantal mensen onder de armoedegrens en het aantal mensen dat leeft in een huishouden zonder inkomen uit arbeid bij elkaar wordt geteld. Dat cijfer heeft ook z’n nut, maar is hier minder bruikbaar, precies omdat we de relatie willen nagaan tussen armoede en arbeid. Bovendien helpt het de analyse maar weinig om verschillende categorieën samen te voegen onder één noemer.

Hoger, lager: wat met de vennootschapsbelasting?

Medezeggenschap, daar valt iets voor te zeggen