“For the many, not the few”: hoe het Labour manifest radicaal breekt met de erfenis van Thatcher

Eind april 2017, op anderhalve maand voor de verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk, wezen opiniepeilingen op een desastreuze score voor Labour, dat maar zo’n 25% van de stemmen zou halen. Anderhalve maand later haalde Labour 40% van de stemmen, won het netto 32 zetels, en verbrak het de Conservatieve meerderheid. Er waren veel redenen voor deze snelle opgang, maar algemeen wordt aangenomen dat het sterke en populaire verkiezingsmanifest van 2017 een belangrijke reden was.

In de peilingen staat Labour nu, drie weken voor de verkiezingen op 12 december, opnieuw op een zware achterstand. Of de partij en Jeremy Corbyn hetzelfde huzarenstukje kunnen opvoeren als in 2017, is nog een open vraag. Maar dat het manifest een belangrijke rol kan spelen, is duidelijk. Wat kunnen linkse partijen leren uit het manifest? Een poging tot analyse.

De klimaatuitdaging aangaan met een Groene Industriële Revolutie

Waar in 2017 nog “een economie opbouwen die werkt voor iedereen” het eerste punt van het manifest was, staat nu een “Groene Industriële Revolutie” centraal. De doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2030, waar het Labour Congres voor had gestemd, heeft het manifest niet gehaald en is vervangen door de “substantiële meerderheid van de uitstootreductie tegen 2030” en “een energiesysteem met netto nuluitstoot in de jaren 2030”. Die doelstellingen zijn een sterke stap vooruit tegenover wat de Conservatives en het gros van de mainstream partijen in West-Europa beloven, maar zijn niet radicaal in vergelijking met de Scandinavische landen: IJsland wil klimaatneutraal worden vóór 2040, Finland tegen 2035 en Noorwegen tegen 2030.

Maar waar het manifest wel belangrijk wordt, is dat het een Groene Industriële Revolutie naar voren schuift, het Britse equivalent van de Amerikaanse Green New Deal of het Belgische Sociaal-Ecologisch Pact. Labour wil de klimaatuitdaging niet geïsoleerd aangaan. In plaats van de bestaande machtsverhoudingen, ongelijkheden en sociaaleconomische orde ongemoeid te laten, wil de partij tegelijkertijd met een doortastend klimaatbeleid ook mensen meer economische zekerheid geven met goede jobs, een sterk sociaal vangnet en universele openbare diensten, de democratie versterken door werknemers en burgers meer rechten en inspraak te geven, de levenskwaliteit verbeteren met meer welzijn en een betere volksgezondheid, en de regionale ongelijkheden tegengaan door in achtergestelde regio’s te investeren.

Concreet belooft Labour bijvoorbeeld om alle 27 miljoen huizen naar de hoogste energie-efficiëntiestandaard te brengen; de energiedistributie en -levering terug publiek te maken en 7.000 nieuwe onshore windmolens, 2.000 offshore windmolens en voor 22.000 voetbalvelden aan zonnepanelen te bouwen; de circulaire economie te versterken via nieuwe fabrieken die plastics en staal recycleren (en via de invoering van statiegeld); de spoorwegen terug publiek én goedkoper te maken, het busvervoer uit te breiden en gratis te maken voor -25-jarigen in gemeenten die het busvervoer terug in publieke handen nemen; geen auto’s op fossiele brandstoffen meer te verkopen na 2030; en voor de voedselproductie tegen 2040 netto nuluitstoot te bereiken. Een Groen Transformatiefonds en een Nationale Investeringsbank met Regionale Ontwikkelingsbanken worden opgericht om de transitie mee te financieren.

Maar door daarnaast nog de link te maken met een sterke sociale zekerheid, universele openbare diensten, meer gelijkheid en publiek bezit, heeft Labour een verhaal dat klimaatrechtvaardigheid centraal stelt, en dat zo het potentieel heeft om mensen te enthousiasmeren en verschillende bewegingen (van de klimaatbeweging over andere sociale bewegingen tot de vakbonden) te verenigen. Ook al schiet het manifest soms tekort op vlak van concrete doelstellingen en beleid, toch is de Groene Industriële Revolutie inspirerend door die verschillende uitdagingen met elkaar te verbinden.

Een radicale breuk met de afgelopen decennia

Meer algemeen kunnen we zeggen dat het Labour-Manifest het Verenigd Koninkrijk dichter zou brengen bij de Scandinavische landen en bij België, en op enkele vlakken nog verder gaat.

Het Labour-plan zou de publieke uitgaven doen groeien tot ongeveer 42%-45% van het bbp, waarmee het Verenigd Koninkrijk een “typisch Europees land” zou worden, zoals de Financial Times schreef, en waar talloze commentatoren en denktanks ook op wezen.

Ook op vlak van werknemersrechten zou de uitvoering van het Labour-manifest het Verenigd Koninkrijk dichter bij de Noord- en West-Europese landen brengen. Zo zouden (sectorale) collectieve onderhandelingen tussen vakbonden en werkgeversorganisaties de norm worden, komt er een minimumloon van 10£ per uur, krijgen werknemers betere bescherming tegen ontslag, komen er een pak minder restricties op stakingen, …

Als het over nationaliseringen gaat, doet Labour eveneens wat in andere landen vrij normaal is: spoorwegen, bussen, water, de post, ook in België is het grotendeels nog steeds in overheidshanden. Of zoals één commentator opmerkte: “Dat is allemaal genationaliseerd in Ierland, en de bevolking is niet van mening dat we een of andere radicale socialistische republiek zijn.”

Labour gaat wel enkele stappen verder door onder meer ook de energievoorziening publiek te willen maken, door gratis snel publiek internet voor iedereen tegen 2030 te beloven en door een publiek farmaceutisch bedrijf te willen oprichten dat generische geneesmiddelen kan maken die de private farmareuzen tegen te hoge prijzen aanbieden. Ook bij de openbare diensten gaat Labour wat verder dan in België. Zo willen ze volledig gratis universiteiten, de afschaffing van remgeld voor geneesmiddelen en gratis ouderenzorg.

Op enkele vlakken lijkt het Labour-manifest echt af te wijken van wat in België vrij mainstream is. Zo beloven ze bijvoorbeeld tegen 2030 de 32-urige werkweek zonder loonverlies, wil de partij meer dan 150.000 nieuwe publieke woningen per jaar tegen het einde van de legislatuur (en meer dan een miljoen op tien jaar tijd), en willen ze de huurprijzen controleren.

Conclusie: het is radicaal in vergelijking met het beleid van de afgelopen decennia in het Verenigd Koninkrijk, en op sommige vlakken zelfs met de situatie in landen waar het neoliberalisme minder hard doorgevoerd is.

Wie wat bezit en beheert, is van fundamenteel belang

Er zijn zeker drie redenen, naast de populaire beleidsvoorstellen, dat Labour onder Jeremy Corbyn en John McDonnell zo veel linkse bewegingen en mensen inspireert, ook op het Europese vasteland. Ten eerste breekt het manifest dus volledig met de Thatcheriaanse consensus, en zit Labour op dat vlak in een offensieve positie waar linkse bewegingen in andere landen vaak nog altijd eerder in een defensieve positie zitten en er niet in slagen om verdere neoliberale hervormingen tegen te houden. Het verlegt de conversatie, en vergroot de aspiraties van de bevolking, de collectieve verbeelding van wat mogelijk is in onze maatschappij. De breuk met TINA (“There Is No Alternative”) is overweldigend. Het manifest heet niet voor niets “It’s time for real change”.

Ten tweede loopt door het manifest een uitdrukkelijke kritiek op het kapitalisme, de winstlogica, en de klassentegenstellingen. De ondertitel “For the many, not the few” is een duidelijke verwijzing naar die tegenstellingen, en Corbyn verwijst er ook naar in zijn voorwoord. Enerzijds zijn er de grote vervuilers, de financiële speculanten en de belastingontduikende bedrijven die door de Conservatives verwend zijn, met andere woorden, de kapitalistische klasse. Anderzijds zijn er de mensen die winnen wanneer Labour wint: “de verpleegster, de gepensioneerde, de student, de bediende, de technicus”, met andere woorden, de arbeidersklasse.

Het manifest is ook expliciet wanneer het stelt dat Labour “de mensen en de planeet boven de winst zal plaatsen”, dat “de winst een slechte regulator is geweest voor het gebruik van onze natuurlijke rijkdommen”, of dat de “National Care Service in partnerschap zal werken met de NHS, wat garandeert dat de zorg wordt geleverd voor mensen, niet voor de winst”.

Die visie leidt tot een derde reden waarom Labour zo inspirerend werkt. Labour stelt niet enkel een economie gebaseerd op winstbejag in vraag, de partij denkt ook na over alternatieve eigendomsverhoudingen en bestuursvormen in de economie. De nationaliseringen in de energiesector, de spoorwegen, de post en de watervoorziening zijn één belangrijk antwoord. Maar daarbij wil Labour die sectoren ook democratiseren, onder meer door de gebruikers en werknemers overal inspraak te geven.

Een tweede belangrijk antwoord is om werknemers in private ondernemingen inspraak én eigendomsrechten te geven. Via de “inclusive ownership funds” (IOF’s) wil Labour werknemers in grote bedrijven tot 10% van de aandelen laten bezitten in collectieve fondsen, met ook het daarbij horende beslissingsrecht. Bovendien mogen werknemers 1/3de van de leden van de raad van bestuur van een onderneming verkiezen, en krijgen ze meer controle over de lonen van het management.

Ten derde wil Labour ook de coöperatieve sector verdubbelen en de lokale economie versterken via het systeem van community wealth building, dat de partij al in onder meer de gemeente Preston uitwerkte.

Dat zijn niet allemaal zeer radicale voorstellen – in de meeste Europese landen hebben werknemers vertegenwoordigers in de raden van bestuur, en veel radicaal-linkse bewegingen verzetten zich daartegen omdat ze het beschouwen als het mee beheren van het kapitalisme. Maar de voorstellen hebben de verdienste om het beslissingsrecht van aandeelhouders en managers in vraag te stellen, en in het geval van het IOF-voorstel zelfs de eigendomsverhoudingen. Zo zet Labour de kwestie van economische democratie (terug) op de agenda.

Het Labour manifest breekt dus op fundamentele wijze met de neoliberale consensus, vertrekt vanuit de klassentegenstellingen en kiest de kant van de arbeidersklasse, wil een economisch systeem gebaseerd op winst (deels) vervangen door een systeem gebaseerd op economische democratie en het algemeen belang, en linkt de klimaatuitdaging aan economische zekerheid, meer gelijkheid, sterkere universele openbare diensten, en meer democratie en inspraak. Dat het verkiezingsoverwinning oplevert, is nooit zeker. Maar als meer Europese sociaaldemocratische (en groene) partijen gelijkaardige verkiezingsmanifesten zouden produceren, zou de linkerzijde van het politiek spectrum tenminste al inhoudelijk weer de bovenhand kunnen krijgen.

Deze analyse verscheen eerder bij Apache.

De financiering van de sociale zekerheid: bijdragen uit arbeid

Handelsakkoorden als hefboom voor sociaal en milieubeleid