‘Choose life, choose a job, choose a career.’ De bekende monoloog van Ewan McGregror in Trainspotting plaatst job en carrière niet toevallig meteen na het leven. In het westerse kapitalisme beheerst arbeid ons bestaan. Nochtans hebben jobs, carrières en de arbeidsmarkt grote veranderingen ondergaan. Niemand die die wondere, maar vaak wrede wereld van het werk mooier uitbeeldt dan Ken Loach.
‘My mind goes back to a meeting we had in a troopship and then one lad got up. He said: ‘In the thirties we had mass unemployment.’ He said: ‘We don’t have unemployment in wartime.’ He said: ‘If you could have full employment killing Germans, why can’t we have full employment building homes, building houses, building schools, recruiting teachers, recruiting nurses, recruiting doctors.’ And that argument registered.’ (Uit The Spirit of 45, 2013)
Miserie en precariteit waren in de jaren 1930 als gevolg van de Grote Depressie nog heel erg zichtbaar. In de periode 1932-1935 was tussen de 15% en 20% van de Belgische bevolking werkloos. Zoals historicus Guy Vanthemsche schrijft: ‘Aan de vooravond van de oorlog was de werkloosheid (…) zeker nog een sociale plaag van primordiaal belang.’
Dat zou allemaal veranderen na de Tweede Wereldoorlog. Zoals blijkt uit bovenstaand citaat van Labour-politicus Tony Benn uit de documentaire The Spirit of 45 – waarin Ken Loach de opbouw van de Britse welvaartsstaat documenteert – was de oorlogservaring daarvoor een belangrijke verklaring. Na 1945 werd volledige werkgelegenheid het voornaamste doel van het keynesiaanse macro-economische beleid.
Met die volledige werkgelegenheid ontstond ook de idee van de vaste job, niet in het minst in de groeiende publieke sector. In grote delen van de kapitalistische wereld werd een sociaal contract of klassencompromis gesloten tussen werkgeversorganisaties en vakbonden, zoals het Belgische Sociaal Pact in 1944. De arbeidersklasse zou delen in de naoorlogse economische groei via loonsverhogingen in lijn met de productiviteitsstijgingen en via de uitbouw van een wettelijk socialezekerheidsstelsel. In ruil aanvaarden de vakbonden de eigendomsverhoudingen, het beslissingsrecht van de private aandeelhouders en het management over de strategie van de ondernemingen.
Dat klassencompromis was zeker niet perfect, maar in het algemeen vormden de jaren na de Tweede Wereldoorlog in de hele kapitalistische wereld een periode waarin de arbeidersklasse kon delen in de groeiende rijkdom. Dankzij volledige werkgelegenheid en de uitbouw van de sociale zekerheid werd de ellende beperkt.
De neoliberale revolutie
‘And it meant actually taking on the working class, to reduce their wages, but also, you know, the redundancies that we saw in steel, in shipbuilding, in the coal industry.’ (Uit The Spirit of 45, 2013)
In de jaren 1960 kwam het klassencompromis onder druk te staan. De arbeidersbeweging radicaliseerde, overal in het Westen waren er stakingsgolven: werknemers aanvaardden niet langer de alleenheerschappij van management en aandeelhouders. Tegelijkertijd daalden echter de winstvoeten, en dus moest de kapitalistische klasse opnieuw een groter deel van de koek opeisen door de arbeidersklasse te disciplineren.
Dat had de Poolse econoom Michal Kalecki al voorspeld in 1943: werkgevers hebben niet graag een krappe arbeidsmarkt, omdat werknemers dan te hoge looneisen kunnen stellen. Want hoe kan je nu je macht behouden door te dreigen met ontslag, als er buiten voldoende andere jobs zijn en te weinig werklozen om de ontslagen werknemer te vervangen?
In de jaren 1970 werd de harde strijd tussen arbeid en kapitaal bitsig beslecht in het voordeel van het kapitaal, met voorvechters als Thatcher, Reagan en Pinochet. Onder invloed van neoliberaal econoom Milton Friedman werd ‘aandeelhouderswaarde’ de nieuwe mantra. De mondialisering van de economie wijzigde de machtsverhoudingen in het voordeel van het bedrijfsleven, aangedreven door competitiviteit en de voortdurende dreiging van delokalisatie en jobverlies. Privatiseringen zorgen voor nieuwe winstkansen voor hongerig kapitaal, vaak ten koste van de arbeidsvoorwaarden. Vakbonden werden in veel ontwikkelde landen gedecimeerd, al was België een van de weinige landen waar de syndicalisatiegraad (het percentage werknemers dat lid is van een vakbond) stabiel bleef (zie figuur 1).
Werkloosheid
‘What chance have they got? You know, one or two might slip through the net… But for the rest of them, it’s, you know, it’s mapped out… It’s all cut and dried. They’ve got no work… no hope… It’s all despair. All they’ve got is crime, booze, drugs… families just breaking up.’ (Uit Raining Stones, 1993)
Werkloosheid is een terugkerend thema in de films van Ken Loach. In Raining Stones komt de werkloze Bob in de problemen omdat hij voor zijn dochter Coleen een mooie jurk wil kopen ter ere van haar eerste communie (en een schaap steelt en geld leent bij een woekeraar die mede door zijn toedoen om het leven komt).
In de jaren 1950 en 1960 was werkloosheid nochtans bijna onbestaande, zowel in het Verenigd Koninkrijk als in België. Maar sinds de jaren 1970, en veel duidelijker vanaf de jaren 1980, zien we massale werkloosheid opduiken. Terwijl de gemiddelde werkloosheid in België in de jaren 1960 nog minder dan 2% bedroeg, is dat sinds de jaren 1980 altijd meer dan 7,5% geweest (zie figuur 2).
Loach schetst in vele films niet alleen de materiële gevolgen van werkloosheid, maar ook de psychologische: de uitzichtloosheid, het gevoel van nutteloosheid, … Of zoals de Britse econome Joan Robinson ooit schreef over werkloosheid: ‘The misery of being exploited by capitalists is nothing compared to the misery of not being exploited at all.’
Loonmatiging
‘You know what this is?’
‘Let me see.’
‘Wait.’
‘This is a check stub.’ ‘Exactly. How much is it an hour?’
‘US$ 8,50.’
‘US$ 8,50?’
‘What’s the date?’
‘December 22, 1982. That’s 17 years ago. Seventeen years ago that cleaner earned US$ 8,50, plus health… plus sick pay, plus holidays. Today, Los Angeles, 1999… You don’t have a Union deal, you get US$ 5,75… plus nothing.’ (Uit Bread and Roses, 2000)
In Bread and Roses steekt Ken Loach de Atlantische Oceaan over om het verhaal te vertellen van laagbetaalde Latina schoonmaaksters in Los Angeles die strijden voor betere arbeidsvoorwaarden en voor het recht om toe te treden tot een vakbond. De dialoog hierboven sluit perfect aan bij de loonmatiging die we de laatste decennia waarnemen in de hele westerse wereld. In de VS is het mediaanloon bijna niet meer gestegen sinds 1979. Terwijl de productiviteit in 1973-2017 toenam met 77%, groeide het uurloon maar met 12,4%.
In België is de evolutie iets minder dramatisch, dankzij onder meer onze sterke vakbonden en ons systeem van sociaal overleg en sociale strijd. Toch volgt ook België met wat vertraging en iets gematigder de internationale trend. De zogenaamde loonnormwet, ingevoerd in 1996, speelt daar een belangrijke rol in. Die wet zegt dat de Belgische ‘loonkostenontwikkeling’ aangepast moet worden aan de verwachte evolutie bij onze voornaamste handelspartners Duitsland, Nederland en Frankrijk.
De regering-Michel paste in 2017 de wet nog aan, waardoor de mogelijkheid tot loonstijgingen nog meer beperkt wordt. Het gevolg is dat de lonen niet meer stijgen. In 2000-2017 was de jaarlijkse gemiddelde reële loongroei in België -0,3%, volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Ook in België stijgen de lonen niet meer mee met de productiviteit in de laatste twee decennia.
Het logische gevolg is een dalend aandeel van het nationaal inkomen voor de lonen, tegenover een stijgend aandeel voor de winsten. Al sinds de jaren 1970 is dat een wereldwijde tendens (zie figuur 3).
Een ander gevolg is dat het aantal werkende armen in veel landen sterk aangroeide. ‘Jobs, jobs, jobs’? In Duitsland nam het aantal werkende armen op tien jaar tijd met twee miljoen toe als gevolg van de Hartz-hervormingen onder de sociaaldemocratische kanselier Schröder. Ook in België was er een lichte stijging (zie figuur 4).
Meer en langer werken
Een derde trend is dat de historische lijn van steeds minder arbeidsuren in een mensenleven werd afgebroken. Telde de werkweek aan het einde van de negentiende eeuw nog ruim 70 uur, dan was dat in de jaren 1970 al slechts 40 uur meer. Via de afschaffing van kinderarbeid, de toename van het aantal studenten in het hoger onderwijs en de invoering van pensioenen (en brugpensioenen) werd ook het aantal jaren in loonarbeid beperkt. Maar de laatste decennia kwam aan die trend een einde. In België steeg tussen 2000 en 2018 het aantal jaren dat een gemiddelde werknemer zal werken met drie jaar.
De gemiddelde werkweek daarentegen bleef ongeveer gelijk: 37 uur in 1999 en 37 uur in 2018. Maar tegelijkertijd gingen er veel meer mensen werken, vooral door de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Op gezinsniveau zijn we dus méér gaan werken, zeker als je nog eens de toename van het aantal alleenstaanden in rekening neemt.
Flexibilisering
‘It’s all right Ricky, it’s nothing to worry about. Hitting your figures and getting good feedback, everything’s going all right. Just… did you have someone in the van with you on Saturday gone?’
‘Oh yeah, it’s me daughter Eliza Jane, why?’
‘Sorry, mate, we can’t have that.’
‘But it’s my van, my insurace, my daughter, I thought it’s my business?’
‘Yeah, it is, but it’s our front size, right? Just had a complaint from one of the clients. Nobody fucks with them ever, mate, all right? It’s just one of the first Commandments, all right?’ (Uit Sorry We Missed You, 2019)
In de meest recente film van Ken Loach, Sorry We Missed You, vanaf november in de bioscoop, is Ricky een pakjesbezorger in Newcastle-upon-Tyne. Als schijnzelfstandige moet hij strikte doelstellingen halen, wordt hij betaald per stuk in plaats van per uur, en is hij verplicht om een bestelwagen van de firma te huren. Door zijn lage inkomen belandt Ricky samen met zijn vrouw Abbie in de schulden. De film biedt een inkijk in de problematiek van de zogenaamde freelancers die eigenlijk schijnzelfstandige zijn, net zoals de fietskoeriers van Deliveroo, de taxichauffeurs van Uber, noem maar op.
Dit is maar één voorbeeld van de diverse fenomenen die samen de ‘flexibilisering van de arbeidsmarkt’ vormen: soepelere ontslagregelingen, flexibilisering van de arbeidstijd, minder vaste contracten… De vaste fulltime job is minder de standaard geworden in de westerse wereld.
Zoals een recent rapport van de Nationale Bank samenvat: ‘Er is een groeiende trend naar niet-standaard vormen van werkgelegenheid in de meeste geïndustrialiseerde landen. De OESO, de Europese Commissie, de Internationale Arbeidsorganisatie en Eurofound hebben allemaal aangetoond dat deze werkvormen geassocieerd zijn met grotere onzekerheid voor de werknemer en/of gelinkt zijn aan een lagere graad van sociale bescherming.’
Eén van de typevoorbeelden betreft tijdelijke contracten en interim werk. In 2018 gebeurde 46% van alle nieuwe aanwervingen onder een tijdelijk contract. Uit een recente analyse van de Nationale Bank blijkt dat België er in de EU bovenuit steekt als het gaat om het gebruik van heel kortstondige tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Bijna één arbeidsovereenkomst op vier wordt gesloten voor minder dan een maand. Het zijn vaak kwetsbare groepen die onder zulke contracten werken: vrouwen, jongeren, kortgeschoolden en personen van buiten de EU.
Uit de statistieken blijkt ook dat werknemers met een tijdelijk contract in België en de buurlanden veel vaker laagbetaald zijn dan werknemers met een contract van onbepaalde duur (zie figuur 5). 13% van de werknemers met een kortlopend contract heeft een inkomen onder de armoedegrens.
Privatisering
‘Hey! Do you know what they’ve fucking done? Eh? They’ve just fucking told me that my job’s fucking finished with. D’you know what they’re gonna do? Give it to some fucking outside fucking contractor. That’s what they’re gonna fucking do. Uh? And I’ll tell you what. D’you know what they’ve said? I can bid for my own fucking job. Yeah. And if I get my fucking job, right, I’ve got to have it for six fucking months, then I’ve got to fucking bid again. Can you believe it?’ (Uit The Navigators, 2001)
In The Navigators volgt Ken Loach vijf werknemers van de Britse spoorwegen. Na de privatisering moeten zij voor een ‘onafhankelijke contractor’ gaan werken in plaats van voor een overheidsbedrijf. Daarbij verliezen ze hun vaste uurrooster, hun pensioen, hun vakantiegeld en hun ziektegeld.
Onder meer Johan Van Overtveldt (N-VA) en Alexander De Croo (Open Vld) willen het Verenigd Koninkrijk achterna gaan in de privatisering van de spoorwegen. In vele sectoren vonden er al eerder (gedeeltelijke of volledige) privatiseringen plaats: de telecomsector, de energiesector, de post. De gevolgen voor de postbodes en die voor de werknemers bij het spoor in The Navigators zijn zeer gelijkaardig.
In 2017 vertelt een postbode in het ledenblad van de socialistische vakbond ACOD: ‘Na de afschaffing van het vast statuut zagen we alles pijlsnel veranderen. Twintigduizend jobs gingen verloren (dat zijn meer jobs dan bij de sluiting van Renault, Opel en Ford samen) en de helft van alle postkantoren werd gesloten.
Vandaag werken we al lang niet meer volgens één statuut. Bpost heeft ons opgesplitst in vier soorten postbezorgers: statutairen, contractuelen met barema-verhoging, hulppostbode/DA-contracten en de iterim-krachten. Ook wordt meer en meer gebruik gemaakt van interimairs. Vaak ook met dagcontracten. Op sommige dagen vertegenwoordigen zij 30 % van het personeelsbeleid, wat niets meer te maken heeft met de opvang van noodsituaties. Elke beweging van de postbode wordt gechronometreerd om de efficiëntie te verhogen. Alleen de superfitsten krijgen hun ronde binnen de normale arbeidstijd gedaan.’
De vermeende ‘efficiëntie’ van de private sector komt heel vaak gewoon neer op slechtere arbeidsvoorwaarden voor de werknemers. Of zoals een artikel in de Volkskrant in 2010 het samenvat: ‘Het personeel heeft één ding gemeen: allen betalen de prijs voor de concurrentie die op gang is gebracht door privatisering en liberalisering van voormalige overheidsdiensten.’
Onwerkbaar werk
Dan zijn er nog de vele werknemers die aan nachtwerk, weekendwerk en shiftwerk doen, wat volgens wetenschappelijk onderzoek voor negatieve gezondheidseffecten zorgt. Dat ‘atypische’ werkregime geldt intussen al voor zo’n 30% van alle werknemers. Of neem de trend waarbij de grens tussen werk en privé vervaagt, omdat veel werknemers ook ’s avonds en in het weekend nog aan het werk kunnen blijven ‘dankzij’ laptop en smartphone.
Al deze trends maken werk minder aangenaam. Volgens de werkbaarheidsmonitor 2016 heeft 49% van de werknemers ‘werkbaarheidsknelpunten’. Zij bevinden zich dus in een problematische situatie: psychische vermoeidheid of problemen met het welbevinden op het werk en met de werk-privé balans. Bij de risico-indicatoren valt vooral de hoge werkdruk op. Net geen 15% werkt onder problematische fysieke arbeidsomstandigheden. Met al deze problemen is het dan ook niet toevallig dat het aantal langdurig zieken gigantisch is toegenomen (zie figuur 6).
Activering
‘If you’d like to follow me, Mr Blake. If you’d like to just take seat. This is the Claimant Commitment form. You must commit yourself to spending 35 hours a week looking for work. Now that can be newspapers, agencies, and online via the Universal Job Match. You just fill in the details. But you must prove that you've done this as well, mind.’
‘Well I've been told by my doctor that I'm not supposed to go back to work yet.’
‘Then you should apply for Employment and Support Allowance.’
‘I have, but I've been knocked back by some quack and now I'm trying to appeal.’
‘Okay. Well that's your choice, Mr Blake.’
‘No, it's not my choice. I've got no other form of income.’
‘Do you want to sign this or not? You just need to put your ‘signature here. I shall date it later on. Thank you. Now can I have a look at your CV?’
(Uit I, Daniel Blake, 2016)
Met het hartverscheurende I, Daniel Blake won Ken Loach de Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes. In deze film kan de 59-jarige meubelmaker Daniel Blake volgens zijn dokter na een hartinfarct niet meer werken, maar volgens de (geprivatiseerde) instanties kan hij dat nog wel. De film is een schrijnend relaas van hoe de bureaucratie mensen opjaagt om toch maar aan het werk te gaan.
Ook in België is dat de wonderoplossing voor meer dan 400.000 langdurig zieken: activeren! In het regeerakkoord klonk het zo: ‘De regering zal de procedure voor de toekenning van de uitkeringen in het stelsel van de RIZIV-uitkeringen verstrengen en de controle op de toepassing van de uitkeringsvoorwaarden versterken en frequenter maken.’
De uitkering van een langdurig zieke wordt met 5% verminderd als hij zijn administratieve verplichtingen niet nakomt, en met 10% als de werknemer niet komt opdagen voor een gesprek over een re-integratietraject. Het eindigt voor hen precies als voor Daniel Blake in bovenstaande dialoog: met een ‘sanctie’.
Een ander voorbeeld van die doorgeslagen activering is de jacht op werkzoekenden. Onder de regering-Di Rupo werd de degressiviteit van de werkloosheiduitkering al versterkt – de uitkering daalt dus sneller naarmate je langer werkloos bent. Het gevolg: het aantal werkzoekenden in armoede steeg van 35% in 2012 naar bijna 50% in 2017 (zie figuur 7).
En dat terwijl een studie van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven concludeert: ‘De onderliggende premisse van de hervorming dat het de werklozen sneller terug naar werk zal leiden en hen zo zal helpen gemakkelijker aan de armoede te ontsnappen, is aldus op zijn minst met enige scepsis omgeven.’
Een mens, geen hond
Hoge werkloosheid, loonmatiging, meer en langer werken, minder vaste contracten, slechtere arbeidsvoorwaarden door privatisering, onwerkbaar werk en een doorgedreven activering bij zieken en werkzoekenden terwijl er onvoldoende jobs voorhanden zijn: dat zijn de tendensen die werknemers in de hele westerse wereld sinds de jaren 1970 hebben ondergaan.
Zoals de cijfers duidelijk maken, zou Ken Loach ook in België films kunnen maken over de miserie van werkloosheid, de slechte arbeidsvoorwaarden voor een deel van de arbeidersklasse, of de gevolgen van de activeringsjacht op werklozen en zieken.
Daarmee wordt duidelijk dat de periode 1945-1975, toen economische groei gepaard ging met betere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden voor het grootste deel van de arbeidersklasse, een uitzonderlijke periode was binnen het kapitalisme. Miserie en precariteit blijken eerder constante dan uitzondering. Het kapitalisme kan niet leven met volledige tewerkstelling, werkzekerheid en groeiende verwachtingen voor werknemers. Om de winsten op peil te houden moeten die werknemers gedisciplineerd worden. Precariteit is dan het beste middel.
De enige oplossing daartegen is collectieve actie. Ken Loach is duidelijk over de eerste belangrijke stap: de vakbonden versterken. In een interview zegt hij: ‘A trade union is the best chance we’ve got to defend people’s jobs, to provide good conditions. You need to be in a union. You need that strength. You need that solidarity.’
Een tweede stap is moeilijker te verbeelden: naar een postkapitalistisch systeem evolueren, waarin winst niet meer de centrale doelstelling is, waarin de arbeidsmarkt geen markt meer is, en waarin arbeid geen waar meer is. En waarin mensen geen productiemiddel meer zijn, maar mensen. Of zoals I, Daniel Blake eindigt: ‘My name is Daniel Blake. I am a man, not a dog. As such, I demand my rights. I demand you treat me with respect. I, Daniel Blake, am a citizen, nothing more and nothing less.’
Deze analyse verscheen eerder in Rekto:Verso.