Waarom het huidig Europees groen industrieel beleid gedoemd is te mislukken (en waarom dat slecht nieuws is voor België)
De Europese Unie wil via een industrieel beleid de productie van groene technologieën op eigen bodem stimuleren. Bij gebrek aan Europese financiering riskeert dit beleid echter tekort te schieten, de groene transitie te vertragen en de Europese eenheidsmarkt te fragmenteren. Als kleine, open economie dreigt België daar sterk onder te lijden. België moet dan ook zijn schouders zetten onder een industrieel beleid via gerichte en voorwaardelijke Europese subsidies. Dat zou effectiever zijn in het stimuleren van de productie van groene technologieën, de eenheidsmarkt vrijwaren, de energietransitie versnellen, en kan bijdragen aan het rechtvaardig maken van deze transitie.
De terugkeer van industrieel beleid
We zijn getuige van the return of the policy that shall not be named: industrieel beleid [1]. Hierbij interveniëren overheden actief in de economie om ervoor te zorgen dat bepaalde strategische goederen binnen de eigen grenzen worden geproduceerd. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw was de consensus onder mainstream-economen dat industrieel beleid niet werkt en al te vaak uitmondt in geldverspilling en capture door politiek machtige bedrijven. De voorbije jaren is het taboe rond industrieel beleid helemaal verdwenen. Ook de Europese Unie, voor wie vrije marktwerking en een streng competitiebeleid altijd kernprincipes waren, heeft een actief industrieel beleid ondertussen omarmd.
Er zijn verschillende redenen voor die koerswijziging. De markt alleen slaagt er niet in om de duurzame transitie snel genoeg te laten verlopen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen. Bovendien zorgt een sterkere industriële basis in Europa voor snellere groei en goedbetaalde banen. Maar bovenal willen beleidsmakers via industrieel beleid vermijden dat ze te afhankelijk worden van de import van strategische technologieën in de groene economie, zoals zonnepanelen, windmolens of batterijen. De Russische invasie van Oekraïne en de inzet van gas als wapen tegen Europa heeft getoond dat zulke afhankelijkheden als chantagemiddel gebruikt kunnen worden door strategische rivalen. De fout die gemaakt werd bij gas willen beleidsmakers niet herhalen voor hernieuwbare energietechnologieën [2].
De vrees leeft vooral dat de markt voor groene technologieën volledig gedomineerd zal worden door China, dat sterk inzet op leiderschap in sectoren als zonnepanelen en windmolens, batterijen en elektrische wagens, de zogenaamde ‘nieuwe drie’ belangrijkste exportsectoren in de Chinese groeistrategie. De goedkeuring in de Verenigde Staten in de zomer van 2022 van de Inflation Reduction Act (IRA), een pakket maatregelen dat honderden miljarden dollars aan steun biedt voor de vergroening van de Amerikaanse economie, zorgde voor extra vrees in de Europese Unie dat haar al door hoge energieprijzen geplaagde industrie niet enkel naar het oosten, maar ook over de Atlantische Oceaan zou worden gelokt.
In 2023 is de Europese Unie daarom met een aantal plannen gekomen voor een Europees industrieel beleid: het Green Deal Industrial Plan, de Net-Zero Industry Act, de Critical Raw Materials Act en de Economic Security Strategy. Als er één product is dat de EU dankzij haar nieuwe industriële strategieën al in overvloed produceert, dan is het wel papier. De Unie excelleert voorlopig echter vooral in het vastleggen van ambitieuze doelstellingen, maar het ontbreekt aan financiering om deze waar te maken.
Ambitieuze productiedoelstellingen
De Net-Zero Industry Act (NZIA) in het bijzonder stelt scherpe doelstellingen voorop wat betreft de productie van groene technologieën binnen de Europese Unie. In 2030 moet de EU voldoende hernieuwbare energietechnologieën maken zodat minstens veertig procent van wat het dan aan deze goederen installeert van eigen bodem komt. De wet vertaalt dit ook naar specifieke technologieën [3]. Tegen het einde van dit decennium wil de EU de capaciteit hebben om in één jaar tijd minstens dertig gigawatt aan zonnepanelen te produceren, terwijl die capaciteit vandaag slechts één gigawatt bedraagt. De productiecapaciteit voor windmolens moet bijna verdrievoudigen van 13 gigawatt nu naar 36 gigawatt in 2030. De groeiambitie voor batterijen zit hier tussenin (zie tabel 1).
Het Europees industrieel beleid in haar huidige vorm dreigt deze ambitieuze doelstellingen echter niet te halen. De meest concrete maatregelen in de NZIA gaan over het versoepelen van vergunningsprocedures wanneer bedrijven een nieuwe fabriek willen bouwen om hernieuwbare energietechnologieën te produceren. Terwijl dit de termijn kan verkorten waarin nieuwe productiecapaciteit voor groene technologieën in de Europese Unie wordt opgebouwd, verandert dit niets aan het belangrijkste obstakel voor de levensvatbaarheid van de Europese groene industrie.
Het fundamentele probleem waar Europees groen industrieel beleid een antwoord op zou moeten bieden, is dat de productie van net-zero-technologieën binnen de EU gevoelig duurder is dan in landen als, sinds de IRA, de Verenigde Staten en vooral China, waar bedrijven in groene sectoren kunnen genieten van allerlei vormen van staatssteun, bovenop de lagere arbeids- en energiekosten. Er wordt geschat dat China op dit moment zonnepanelen kan maken aan een prijs die ongeveer de helft bedraagt van de productiekost in de EU [4], dat het batterijen een derde goedkoper kan fabriceren [5], terwijl voor windmolens het Chinese kostenvoordeel ongeveer 20% bedraagt [6].
Vier instrumenten om Europese bedrijven te helpen
Die prijsverschillen goedmaken kan in essentie op twee manieren. Ofwel door de Europese productie financieel te ondersteunen, ofwel door de import duurder te maken. Binnen de Europese Unie met haar verschillende bestuurslagen kan zowel het Europese als het nationale niveau daartoe maatregelen nemen (zie tabel 2).
Op dit moment is er onvoldoende steun voor het inzetten van Europese middelen. De andere drie instrumenten kampen dan weer met eigen obstakels en dreigen perverse effecten met zich mee te brengen.
Geen Europees Soevereiniteitsfonds
Toen Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in 2022 haar jaarlijkse State of the Union-toespraak hield voor het Europees Parlement, een kleine maand na de goedkeuring van de IRA in de VS, was ze strijdvaardig: ‘I will push to create a new European Sovereignty Fund. Let’s make sure that the future of industry is made in Europe.’ [7] Ze kreeg steun van onder meer de Franse eurocommissaris voor de interne markt Thierry Breton, die zei: ‘It is high time we show more assertiveness – including the necessary financing – to defend our European strategic interests.’ [8]
Traditioneel ‘spaarzame’ lidstaten, zoals Nederland, Denemarken, Finland en Zweden, zouden zich echter verzetten tegen het idee van een Europees Soevereiniteitsfonds. Sceptische lidstaten hadden het over ‘Franse plannen’ en zelfs over ‘Marx op steroïden’ [9]. Door een gebrek aan voldoende steun in de Raad van de Europese Unie zou het ambitieuze idee van een Europees Sovereiniteitsfonds uiteindelijk verwateren tot het in februari 2024 opgerichte Strategic Technologies for Europe Platform (STEP), waarbij slechts een beperkt bedrag aan bestaande middelen vrijgemaakt wordt voor investeringen in groene technologieën.
Fragmentatie van de eenheidsmarkt door nationale staatssteun
Bij gebrek aan Europese middelen werd al snel in de richting van de lidstaten gekeken om te investeren in groene industrieën. In opvolging van het Green Deal Industrial Plan nam de Europese Commissie in maart 2023 het Temporary Crisis and Transition Framework (TCTF) aan [10]. Dit kader versoepelt de Europese staatssteunregels zodat lidstaten gemakkelijker subsidies aan bedrijven kunnen geven om hen te ondersteunen bij de vergroening van hun productieprocessen of bij het opzetten van nieuwe productiecapaciteit voor hernieuwbare energietechnologieën. De meest bijzondere maatregel van het TCTF is dat het lidstaten uitzonderlijk toestaat om hoge subsidies te geven aan individuele bedrijven als dat nodig is om te vermijden dat investeringen anders niet in de EU maar elders zouden gebeuren (zogenaamde ‘matching aid’).
Deze versoepeling van staatssteunregels om het speelveld gelijk te trekken tussen Europese bedrijven enerzijds en Chinese en Amerikaanse bedrijven anderzijds zorgt echter voor oneerlijke concurrentie tussen EU-landen. Sommige lidstaten hebben diepere zakken dan andere en kunnen dan ook meer geld op tafel leggen om investeringen in groene technologieën naar hun land te lokken. België haalde in 2022 275 miljard euro aan belastingen op, maar Frankrijk 1412 miljard en Duitsland zelfs 1831 miljard [11]. Dat wil zeggen dat Frankrijk vijf keer zoveel middelen heeft en Duitsland bijna zeven keer zoveel die theoretisch ingezet kunnen worden om bedrijven te lokken.
Het is dan ook geen toeval dat in het kader van een eerdere versoepeling van de Europese subsidieregels na de Russische invasie van Oekraïne Duitsland verantwoordelijk bleek voor meer dan de helft van alle in 2022 door Europese lidstaten uitgegeven staatssteun, en Frankrijk voor nog eens een kwart [12]. Het eerste geval van door het TCTF toegelaten ‘matching aid’ gaat dan weer om 902 miljoen euro aan subsidies door Duitsland aan de Zweedse multinational Northvolt voor de constructie van een fabriek die batterijen voor elektrische voertuigen zal produceren [13]. Kleinere lidstaten hebben niet de middelen om met zulke bedragen over de brug te komen die toelaten om fabrieken van een voldoende schaalgrootte op te zetten (zogenaamde ‘gigafactories’).
De versoepeling van regels voor nationale staatssteun dreigt niet alleen de Europese eenheidsmarkt te verscheuren, maar zal ook niet volstaan om de groene industrie in Europa te behouden en uit te bouwen. Alle lidstaten, ook de grotere, zijn gebonden aan de regels van het Groei- en Stabiliteitspact, wat hen beperkt in de uitgaven die ze kunnen doen in het kader van industrieel beleid. Dit is één voorbeeld van hoe, zoals in een eerdere Minerva-analyse gesteld, de Europese begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) ervoor dreigen te zorgen dat de Europese Unie ‘de eigen vooropgestelde klimaatdoelstellingen niet haalt’ [14].
Overheden duurder Europees laten aankopen?
De NZIA voorziet in nog een andere manier om Europese productie van groene technologieën te ondersteunen. Wanneer lidstaten hernieuwbare energietechnologieën aankopen via overheidsaanbestedingen of veilingen, en wanneer ze maatregelen nemen om consumenten te stimuleren die technologieën aan te schaffen, worden ze voortaan aangemoedigd om naar andere criteria te kijken dan enkel naar de prijs van de biedingen. Als de EU te afhankelijk is van één land voor de import van een product, dan wordt van lidstaten verwacht dat ze niet ingaan op biedingen waarbij dat product in meerderheid vanuit dat dominante productieland wordt ingevoerd [15]. Ook via milieu- en arbeidsvoorwaarden kunnen lidstaten de herkomst van technologieën bij hun eigen aankopen sturen.
Via deze weg kunnen lidstaten echter niet expliciet verzekeren dat extra overheidsuitgaven ook naar de eigen economie vloeien, en soms hebben ze ook gewoon geen eigen bedrijven in de sector. Als een lidstaat zonder eigen windmolenproductie zoals pakweg Kroatië of Hongarije de keuze heeft tussen de aankoop van goedkopere Chinese windmolens of duurdere Spaanse of Deense is het maar de vraag of het gebruik zal maken van de mogelijkheid om via andere criteria dan prijs de duurdere Spaanse of Deense leveranciers te bevoordelen. Zeker voor landen die onder invloed van het SGP moeten besparen, zal de verleiding groot zijn toch voor de goedkoopste aanbieder te kiezen.
Import beperken dreigt transitie te vertragen
Een laatste mogelijkheid is dat de EU de eigen producenten van groene technologie helpt door geïmporteerde producten duurder te maken. Dat kan via traditionele antidumping- en antisubsidie-tarieven die Europese bedrijven beschermen tegen unfaire import. Zo startte de Europese Commissie in oktober vorig jaar een onderzoek naar de import van mogelijk gesubsidieerde elektrische wagens uit China [16]. Dit onderzoek kan uitmonden in extra tarieven op de invoer van deze voertuigen. Dat zou Europese autofabrikanten beschermen tegen concurrentie uit China, maar het aankopen van een elektrische wagen voor Europese consumenten tegelijk duurder maken.
Momenteel wordt ook gespeculeerd over gelijkaardige onderzoeken naar zonnepanelen en windturbines. Het is geen toeval dat de Commissie handelsinstrumenten gebruikt om doelstellingen van industrieel beleid na te streven. Binnen de EU is het gemakkelijker om handelsbeschermende maatregelen zoals antidumping- of antisubsidie-tarieven in te stellen dan om Europese subsidies aan bedrijven te verlenen. Voor nieuwe Europese uitgaven moet minstens een bijzondere meerderheid van lidstaten akkoord gaan met het voorstel, terwijl antidumping- en antisubsidie-tarieven aangenomen kunnen worden tenzij een bijzondere meerderheid van lidstaten er zich tegen verzet.
Toch is het onder die gunstige besluitvormingsregels geen uitgemaakte zaak dat zulke maatregelen het ook zullen halen. SolarPower Europe, de Europese belangenorganisatie van de zonnepanelensector, heeft zich bijvoorbeeld sterk uitgesproken tegen handelsbeschermende maatregelen [17]. Extra importtarieven benadelen namelijk niet alleen de consument, maar ook invoerders en installateurs van zonnepanelen of windmolens, of verkopers van auto’s. Van lidstaten zonder eigen productie kan daarom verwacht worden dat ze zich zullen verzetten tegen het gebruik van deze handelsdefensieve instrumenten.
Sinds kort beschikt de Commissie over nog een ander instrument dat het helemaal autonoom, zonder enige goedkeuring van de lidstaten, kan inzetten: de Foreign Subsidies Regulation (FSR). Via dat instrument kan de Commissie een onderzoek starten naar bedrijven die deelnemen aan overheidsaanbestedingen in de EU als ze vermoedt dat deze genieten van onrechtmatige subsidies door derde landen [18]. Ondertussen heeft de Commissie al zulke onderzoeken gestart naar deelname door Chinese bedrijven aan Europese overheidsaanbestedingen in de trein- [19], zonnepanelen- [20] en windsector [21].
In het eerste onderzoek besliste het Chinese staatsbedrijf CRRC na de aankondiging van het onderzoek door de Commissie om zich terug te trekken uit een Bulgaarse aanbesteding voor elektrische treinen. Deze opdracht zal nu wellicht naar een Spaans bedrijf gaan, maar wel voor een extra kostprijs van honderden miljoenen euro. Ook in de andere eerste toepassingen van dit instrument zijn armere, Oost-Europese lidstaten betrokken (tweemaal Bulgarije en Roemenië). Dit instrument dreigt op die manier een regressieve herverdeling van armere naar rijkere lidstaten te veroorzaken en zo weerstand op te roepen, waardoor de Commissie mogelijk voorzichtiger zal worden om het te gebruiken. Meer algemeen geldt dat elke vorm van handelsbeperking op groene technologieën op korte termijn de energietransitie duurder maakt en dus dreigt te vertragen [22].
Slecht nieuws voor België
Deze obstakels en perverse effecten bij het stimuleren van Europese productie van hernieuwbare energietechnologieën dreigen ervoor te zorgen dat de Europese Unie haar ambitieuze doelstellingen op vlak van zowel productie als installatie van hernieuwbare energietechnologieën niet zal behalen. Tegelijk dreigt de inzet van nationale staatssteun de Europese eenheidsmarkt, het fundament van de Unie, te ondermijnen. Voor België als kleine, open economie met een significante industriële basis is dat twee keer slecht nieuws.
De voorbije maanden kwamen verschillende voorbeelden aan het licht van hoe België dreigt de dupe te worden van de manier waarop het Europees industrieel beleid wordt gevoerd. Zo is er de vrees dat Umicore haar nieuwe grote batterijrecyclagefabriek niet in Vlaanderen zal bouwen, zoals oorspronkelijk gepland, maar door gulle Franse subsidies voor Duinkerke zal kiezen, waarvan de Franse regering een hub voor batterijtechnologie wil maken [23]..
Hetzelfde verhaal voor staal. Tot voor kort was het de bedoeling dat ArcelorMittal van haar vestiging in Gent de eerste groene staalfabriek van Europa zou maken. Door de belofte van een veel grotere subsidie door de Franse overheid bestaat de kans nu dat ArcelorMittal uiteindelijk zal investeren in de vergroening van haar productielijn in, alweer, Duinkerke [24]. Eind februari keurde de Europese Commissie ook 1,3 miljard euro aan staatssteun goed door Duitsland aan ArcelorMittal voor de vergroening van haar fabrieken in Bremen en Eisenhüttenstadt [25].
Belgische politici als Alexander De Croo en Jan Jambon hebben zich al verschillende malen uitgesproken tegen deze intra-Europese subsidierace [26]. In februari van dit jaar eisten elf andere EU-lidstaten het stopzetten van de versoepeling van staatssteunregels als instrument om de productie van hernieuwbare energietechnologieën in Europa te stimuleren [27]. Als neutrale voorzitter van de Raad van de Europese Unie kon België op dat moment die eis niet meeondertekenen.
Europese subsidies als te verkiezen instrument
De enige manier om de productie van groene technologieën in de EU te stimuleren zonder de eenheidsmarkt te fragmenteren of de klimaattransitie te vertragen, is via Europese subsidies. Dat vergt uiteraard een verhoging van het Europees budget. Sommige lidstaten moeten inzien dat het onmogelijk is om tegelijkertijd strenge begrotingsregels, een beperkt Europees budget, een echte eenheidsmarkt, en een competitief en veerkrachtig Europa te hebben. Of zoals Commissaris Breton het onlangs verwoordde: ‘Without the capacity to establish common budgetary instruments, our only alternative is fragmentation. We cannot be both frugal and a friend of the single market’ [28].
In zijn rapport over de toekomst van de interne markt stelt voormalig Italiaans premier Enrico Letta voor om de versoepeling van de staatssteunregels stelselmatig af te bouwen en Europese financiering tegelijk op te bouwen [29]. In de tussentijd zouden lidstaten die nationale subsidies verlenen proportioneel geld moeten storten in een ‘State aid contribution mechanism’ waarmee Europese subsidies kunnen worden gefinancierd. In zijn eigen, nog te verschijnen, rapport zal ook voormalig ECB-voorzitter Mario Draghi een pleidooi houden voor gemeenschappelijke Europese financiering voor klimaatprojecten, waaronder hernieuwbare energietechnologieën [30].
Door de geopolitieke dreiging zijn sommige traditionele tegenstanders van een groter Europees budget, zoals de Baltische staten, vandaag aan het bijdraaien, vooral omdat ze beseffen dat het versterken van de Europese defensie gezamenlijke investeringen nodig maakt [31]. Dat kan kansen bieden om een bredere verhoging van het Europees budget te verwezenlijken. Onderhandelingen over het volgende Commissieprogramma na de verkiezingen van juni, en later over de volgende meerjarenbegroting (2028-2034), zullen cruciaal zijn om het Europees groen industrieel beleid echt te kunnen realiseren via Europese financiering.
Zoals bepleit door onder anderen Mariana Mazzucato en Dani Rodrik moet zulk industrieel beleid om effectief te werken en progressieve uitkomsten te garanderen aan voorwaarden verbonden zijn, bijvoorbeeld wat betreft arbeidsomstandigheden, duurzame productie, of bedrijfsbeheer (geen terugkoop van eigen aandelen en beperkingen aan dividenduitkeringen en bonussen voor CEOs) [32]. Een echt industrieel beleid moet verder gaan dan het louter ‘derisken’ van private investeringen [33], waarbij de beslissingsmacht over en de vruchten van investeringen volledig bij private actoren blijven.
De framing dat de groene transitie een nieuw argument is om de kapitaalmarktenunie (KMU) af te ronden, moet ons in dat perspectief waakzaam stemmen. De KMU is geen alternatief, maar kan een aanvulling zijn, voor publieke investeringen en een democratisch beheerd industrieel beleid. Het voordeel van het voeren van industrieel beleid op Europees niveau is dat het multinationals minder kansen biedt om lidstaten tegen elkaar uit te spelen, en er hen dus makkelijker voorwaarden kan worden opgelegd. Bovendien kunnen Europese subsidies ook ingezet worden voor een place-based industrieel beleid om ervoor te zorgen dat alle regio’s meeprofiteren, in het bijzonder diegene die anders economisch dreigen te verliezen aan de groene transitie. Zo kan een Europees industrieel beleid bijdragen tot een ‘rechtvaardige transitie’ op zowel intra- als internationale schaal.
Ten slotte moet het Europees industrieel beleid ook duidelijkere strategische keuzes maken [34]. De EU moet niet elke mogelijke hernieuwbare energietechnologie op eigen bodem willen produceren. De NZIA durft op dit moment geen knopen door te hakken over welke technologieën we echt zelf willen produceren, en voor welke we onze afhankelijkheid beter kunnen afbouwen door de invoer te diversifiëren. Door geen keuzes te maken dreigen de beperkte publieke middelen te verspreid ingezet te worden, en dus minder effectief te zijn.
Een strategisch industrieel beleid door middel van welgemikte en voorwaardelijke Europese subsidies zou de Europese cohesie versterken in plaats van te ondermijnen, zou de groene transitie versnellen in plaats van te vertragen, en kan die transitie rechtvaardiger maken in plaats van grote bedrijven nog meer in staat te stellen lidstaten tegen elkaar uit te spelen.
Eindnoten
[1] Cherif, R. & Hasanov, F. (2019) ‘The return of the policy that shall not be named: Principles of industrial policy’, IMF working paper no. 2019/074.
[2] Afhankelijkheid van de import van hernieuwbare energietechnologieën of grondstoffen nodig voor de productie van die technologieën is echter niet helemaal vergelijkbaar met afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Een plotse storing in de toevoer van fossiele brandstoffen heeft een onmiddellijke impact op het energieverbruik van een importerend land, terwijl het wegvallen van de toevoer van hernieuwbare energietechnologieën slechts een impact heeft op de toekomstige capaciteit om hernieuwbare energie op te wekken. Zie IRENA (2024) Geopolitics of the energy transition: Energy security. Abu Dhabi: International Renewable Energy Agency.
[3] De wet lijst volgende technologieën op die het voorwerp kunnen vormen van industrieel beleid: zonne-energie, off- en onshore windenergie, batterijen, warmtepompen en geothermische energie, waterkracht, waterstof, duurzame biobrandstoffen, carbon capture and storage, elektriciteitsnetwerken, nucleaire fusie, duurzame alternatieve brandstoffen, en een restcategorie “andere hernieuwbare energie”.
[4] Er wordt geschat dat de prijs van een zonnepaneel geproduceerd in China vandaag 0,15$/watt kost, terwijl dat voor een in de EU geproduceerd paneel 0,3$/watt bedraagt. Bron: Lex (2024), ‘Europe’s solar crisis will cast a long shadow’, FT.com, 27 februari.
[5] In 2022 bedroeg de prijs voor batterijen geproduceerd in China 127 $/kwh tegenover 169 $/kwh in de EU. Door de IRA zou de VS batterijen aan even scherpe prijzen kunnen produceren als China. Bron: European Battery Alliance (2023) ‘Fostering the global leadership of the European battery industry in the face of the Inflation Reduction Act and other recent challenge’, EBA Discussion Paper for the 7th High Level Meeting of the European Battery Alliance.
[6] Hayley, A. (2024) ‘China says EU’s wind turbine subsidy probe “discriminatory”’, Reuters.com, 10 April.
[7] Von der Leyen, U. (2022) State of the Union 2022: A Union that stands strong together. Strasbourg, 14 September.
[8] Breton, T. (2022) ‘A European Sovereignty Fund for an industry “Made in Europe”’, LinkedIn.com, 15 september.
[9] Stolton, S., Moens, B. & Lombardi, P. (2023) ‘“Like Marx on steroids”: EU governments slam subsidy plan’, Politico.eu, 30 januari.
[10] In het bijzonder gaat sectie 2.8 van het TCTF over steun voor versnelde investeringen in sectoren die van strategisch belang zijn voor de transitie naar een net-zero-economie.
[11] Bron: Eurostat (2024) Government revenue, expenditure and main aggregates. Eurostat.com, gov_10a_main.
[12] Vestager, M. (2023) Letter on competitiveness of European industry. Brussel, 13 januari, gepubliceerd op Politico.com.
[13] Europese Commissie (2024) Commission approves €902 million German state aid measure to support Northvolt in the construction of an electric vehicle battery production plan to foster the transition to a net-zero economy. Brussel, 8 januari.
[14] Van Doorslaer, H. (2023) Nog steeds meer vloek dan zegen? Een kritische evaluatie van de ‘nieuwe’ Europese begrotingsregels. Denktank Minerva, 6 december.
[15] Dit wordt in de NZIA het ‘resilience’-criterium bij de toekenning van overheidsaanbestedingen genoemd.
[16] Europese Commissie (2023) Commission launches investigation on subsidized electric cars from China, Brussel, 4 oktober.
[17] Solar Power Europe (2023) Over 420 European organisations warn of irresponsible trade defence measures on solar products. Brussel, 29 november.
[18] Daarnaast, maar minder relevant in de context van deze analyse, kan de Europese Commissie onder de Foreign Subsidies Regulation ook een onderzoek starten naar een bedrijf van buiten de EU dat een Europees bedrijf overneemt als er een vermoeden is dat dit buitenlands bedrijf onrechtmatige subsidies heeft gekregen.
[19] Het ging om een aanbesteding door Bulgarije voor de levering en het onderhoud van elektrische treinen ter waarde van ongeveer 610 miljoen euro. De aanbesteding werd toegekend aan het Chinese staatsbedrijf CRRC, dat veruit het goedkoopste aanbod had gedaan. Na de bekendmaking van het onderzoek onder de FSR, zou CRRC zich terugtrekken uit de aanbestedingsprocedure.
[20] In dit geval gaat het om een onderzoek naar de deelname door twee consortia van Chinese bedrijven aan een aanbesteding door Roemenië voor een zonnepanelenpark met een geïnstalleerde capaciteit van 454,97 MW.
[21] Hier gaat het om Chinese windturbine-activiteiten in vijf landen: Spanje, Griekenland, Frankrijk, Roemenië en Bulgarije.
[22] Zie onder meer McWilliams, B., Tagliapietra, S. & Trasi, C. (2024) ‘Smarter European Union industrial policy for solar panels’, Bruegel Policy Brief, 8 januari.
[23] Bleus, D. & Van Oost, M. (2023) ‘Politiek vrees dat Umicore Noord-Frankrijk boven Vlaanderen verkiest’, De Tijd, 2 september.
[24] Bleus, D., Broens, B. & Dujardin, D. (2024) ‘Twijfels over investering van staalreus ArcelorMittal in Gent’, De Tijd, 8 februari.
[25] Zie Europese Commissie (2024) Commission approves €1.3 billion German state aid measure funded under Recovery and Resilience Facility to support ArcelorMittal decarbonize its steel production. Brussel, 23 februari.
[26] Zie onder meer Dubois, L., Foy, H. & Hall, D. (2023) ‘More state aid will not help Europe compete, warns Belgian PM’, FT.com, 3 december; Jambon, J. (2024) Toespraak door Vlaams minister-president Jan Jambon: Nieuwjaarsreceptie diplomatiek korps. Brussel, 25 januari.
[27] Zie Packroff, J. ‘Smaller EU countries revolt against state aid spree’, Euractiv.com, 8 March.
[28] Breton, T. (2024) ‘For a successful EU Competitiveness and Industry New Deal’, LinkedIn.com, 15 april.
[29] Letta, E. (2024) Much more than a market: Speed, security, solidarity: Empowering the single market to deliver a sustainable future and prosperity for all EU citizens.
[30] Zie Draghi, M. (2024) ‘Mario Draghi: Radical change is what is needed’, Speech at the High-Level Conference on the European Pillar of Social Rights, Brussel, 16 april.
[31] Onder meer de Letse vice-voorzitter van de Europese Commissie, die eerder bekend staat als een havik op budgettair vlak, heeft gezegd een groter EU-budget te steunen, en dat hogere defensie-uitgaven niet in de plaats van bestaand beleid mogen komen. Bron: Hanke Vela, J. & Sheftalovich, Z. (2024) ‘Brussels Playbook’, Politico.com, 10 april.
[32] Mazzucato, M. & Rodrik, D. (2023) ‘Industrial policy with conditionalities: A taxonomy and sample cases’, UCL IIPP Working paper WP 2023/07. Zie ook Estevez, I. (2023) Multi-solving, trade-offs, and conditionalities in industrial policy. New York: Roosevelt Institute.
[33] Zie Gabor, D. ‘The (European) derisking state’, ongepubliceerde paper, toegankelijk via https://osf.io/preprints/socarxiv/hpbj2.
[34] Redeker, N. (2024) ‘Chasing shadows: What the Net Zero Industry Act teaches us about EU industrial policy’, Policy Position, Hertie School Jacques Delors Centre, 1 maart.