Vreemde tijden waarin het beeld van een vrouw met hoofddoek volstaat voor ophef. Enkele maanden geleden nog ruzie om een wervingsaffiche van de Vlaamse overheid, nu heibel over reclame van een cosmeticagigant. Een zoveelste relletje, en toch loont het de moeite er even bij stil te staan, want: waarom ophef over het beeld van, godbetert, een vrouw met een hoofddoek?
Om deze vraag te beantwoorden, even een ommetje. Feministen klagen al lang de afwezigheid van vrouwen in het publieke debat aan. Dat doen zij volgens mij niet omdat vrouwen over een of ander uniek weten zouden beschikken dat niet toegankelijk is voor mannen. Zelfs iemand die zich niets kan voorstellen bij wat een specifiek ‘vrouwelijk’ dan wel ‘mannelijk’ perspectief zou zijn op bijvoorbeeld de relatie tussen de Europese Unie en Rusland, kan zich geweldig storen aan het feit dat erover gedebatteerd wordt door vijf mannen en nul vrouwen.
Wat in de aan- of afwezigheid van vrouwen in het publieke debat op het spel staat, is eerder de manier waarop een gemeenschap naar zichzelf kijkt. Een evenredige vertegenwoordiging is niet simpelweg een passieve afspiegeling van het feit dat de maatschappij evenveel vrouwen als mannen telt. Het doet meer dan dat, het brengt iets tot stand: het is niet alleen de normaalste zaak van de wereld omdat er nu eenmaal evenveel vrouwen als mannen zijn in onze samenleving, het normaliseert de aanwezigheid van vrouwen ook in het beeld dat wij van onze gemeenschap vormen, tot zij als even neutraal verschijnen als de doorsnee witte man van middelbare leeftijd.
Om het enigszins paradoxaal te formuleren: hoe meer vrouwen verschijnen, hoe meer ze verdwijnen. Dat is: hoe meer vrouwen aanwezig zijn in het publieke debat, hoe meer hun vrouw-zijn als bijzonderheid vervaagt en hoe meer de persoon zelf kan verschijnen als iemand die iets te zeggen en te tonen heeft. Het zichtbaar maken van het verschil doet het belang dat eraan gehecht wordt vervagen; het verliest zo ook zijn relevantie als mogelijk merkteken waarlangs de grenzen van de gemeenschap getrokken kunnen worden.
Terug naar het beeld van de gehoofddoekte vrouw. De inzet van de ophef over de wervingsaffiche van de overheid of over de reclame van de cosmeticagigant is, opnieuw, het beeld dat een gemeenschap van zichzelf vormt. Het gaat om het (de-)problematiseren en (de-)contesteren van de aanwezigheid van moslima’s in onze gemeenschap.
Hoe meer de verscheidenheid van onze samenleving zichtbaar gemaakt wordt, al is het in iets onnozels als shampooreclame, hoe meer het belang dat aan het verschil gehecht wordt kan vervagen, en hoe meer dat verschil ook zijn relevantie verliest als mogelijke scheiding tussen een ‘wij’ en een ‘zij’.
Het is het behoud van die scheiding die op het spel staat voor zij die bij het zien van het beeld van een vrouw met een hoofddoek de ondergang van het Avondland nabij denken. En net daarom kan links die strijd om de identiteit van onze gemeenschap niet links laten liggen. Het gaat naar de essentie: wie hoort erbij, en wie niet?
-- Dit stuk verscheen op 23 januari in De Morgen.