2019 was natuurlijk het jaar van de regeringsvorming. Op het Vlaamse niveau werd de regering al vrij snel gevormd, met een voortzetting van de rechtse coalitie die 19 zetels verloor. Federaal is de regeringsformatie nu al meer dan 210 dagen aan de gang. Nog een jaartje zo verder doen, en we verbreken ons eigen Belgische wereldrecord!
De uitslagen van 25 mei 2019 deden al het slechtste vermoeden voor de nieuwe regeringen, al waren er ook tekenen van hoop. De Vlaamse regeringsvorming stampte die hoop al meteen onder de grond, want bij denktank Minerva werden we niet echt enthousiast over de inhoudelijke keuzes van de nieuwe Vlaamse regering. Sacha Dierckx benoemde de nota-De Wever al meteen als “neoliberaal Vlaams-nationalisme in een VB-sausje”.
Helaas werd de lijn van deze doorgetrokken in het regeerakkoord. Terwijl de regering zichzelf profileert als een “investeringsregering”, zijn de investeringen op vlak van sociale huisvesting, openbaar vervoer en welzijn alvast zwaar onvoldoende. En dat terwijl nieuwe sociale woningen en meer, beter en goedkoper openbaar vervoer belangrijke pijlers zouden moeten zijn van een sociaal klimaatplan, en terwijl personen met een handicap steeds langer moeten wachten op zorg.
De besparingen die de voorbije weken en maanden pijnlijk duidelijk werden, zijn zoals steeds een politieke keuze, waarvoor genoeg alternatieven bestaan. Zo had de regering bijvoorbeeld de erfenisbelasting, één van de meest rechtvaardige en progressieve belastingen, kunnen verhogen.
Het VB-sausje is vooral duidelijk wanneer het gaat over de behandeling van minderheden. Marjolein Schepers argumenteerde dat het Vlaamse regeerakkoord slecht is voor de integratie van nieuwkomers. Matthias Somers schreef over hoe de Vlaamse regering burgers tegen elkaar opzet door de toegang tot sociale huisvesting nog sterker voorwaardelijk te maken. En in een gastbijdrage deed Pascal Debruyne uit de doeken hoe etnocratie en revanchisme belangrijke bouwstenen zijn van het regeerakkoord.
Wordt het op federaal vlak beter? We gaven enkele aanzetten voor welke keuzes een federaal regeerakkoord zou moeten maken. Zo zou de nieuwe federale regering een drievoudige crisis moeten aanpakken: een sociale crisis, de ecologische en een democratische crisis. Voor de sociale crisis kon ons boek ‘Fundamenten. Sociale zekerheid in onzekere tijden.’ inspiratie opleveren. Voor de ecologische crisis beschreven de verschillende hoofdstukken in ons boek ‘Klimaat en sociale rechtvaardigheid’ hoe de klimaatcrisis op een sociale manier kan worden aangepakt. In opiniestukken pleitten we onder meer voor meer publieke investeringen, meer democratie op de werkvloer, een kortere werkweek en andere vormen van collectieve arbeidsduurvermindering, en een migratiebeleid waarbij mensenrechten vooraan staan.
We schreven ook over wat de federale regering niet mag doen: ze mag niet de arbeidsmarkt verder flexibiliseren, de werkloosheidsuitkeringen nog verder verlagen, of de arbeidsverhoudingen nog verder ombuigen in het voordeel van werkgevers. Dat zijn allemaal orthodoxe, gedateerde arbeidsmarktrecepten die dan wel door rechtse, Vlaamse commentatoren en academici worden voorgeschreven, maar die in de praktijk de precariteit en sociale onzekerheid in Vlaanderen verder zouden verhogen.
Die commentatoren reageerden vrij furieus op de nota-Magnette. Zo bleek – niet voor de eerste keer – dat wanneer het de PS betreft, we nogal hysterische reacties mogen verwachten in Vlaanderen. Zou het een Pavlov-reflex zijn? Of is het echt inhoudelijk? Zoals Sacha Dierckx schreef: “Het zegt vooral veel over de verrechtsing in Vlaanderen dat een centrumnota met enkele linkse accenten quasi wordt weggezet als een socialistisch pamflet, terwijl een Vlaamse besparingsregering die geen klimaatbeleid voert en met de botte bijl inhakt op openbare diensten, cultuur en welzijn, als normaal wordt beschouwd.”
Die rechtse recepten zullen niet enkel de sociaaleconomische ongelijkheid doen vergroten, maar ook nog meer de democratie ondermijnen en de overheid verder omvormen tot een vertegenwoordiger van de belangen van het bedrijfsleven. Zoals Maarten Hermans stelt, hebben we daarom een sterk middenveld nodig: “De druk voor een effectief egalitair democratisch systeem zal blijvend moeten komen van vakbonden, middenveld, en extraparlementaire democratische krachten.” En van progressieve denktanks natuurlijk …