Wat kan links leren van het neoliberalisme? Dat ideeënstrijd cruciaal is. Jarenlang timmerden scherpslijpers als Milton Friedman aan de weg. Zij haalden het neoliberalisme uit de politieke marge. Decennialang bleef het antwoord van de linkerzijde uit. Progressieven leden aan chronische inspiratieloosheid en kropen massaal in de defensieve schulp. De laatste jaren lijkt de kentering ingezet. De linkerzijde durft weer te dromen, eindelijk.
Het gaat mijn begrip te boven. Ooit waren neoliberale mantra's als privatisering, deregulering en 'lastenverlaging' politiek marginaal. Tijdens de naoorlogse decennia verbonden zowat alle politieke krachten zich aan de verdere uitbouw van de welvaartsstaat. Iedereen leek sociaaldemocraat. Enkele decennia later liggen de kaarten volledig anders. De economische crisissen van de jaren 1970 en 1980, de de-industrialisering en de val van de Muur liet traditioneel links ontredderd achter. Zowat iedereen aanvaardde de neoliberale spelregels. Sociaaldemocraten deden dat omfloerst door de 'Derde Weg' te omarmen. Gematigdheid was hun antwoord op de neoliberale dominantie. Ter linkerzijde deden technocratie en marketing hun intrede, ideologie werd een vies woord.
De laatste jaren schijnt er licht in de duisternis. Het klassiek links gedachtegoed is aan een revival bezig. De signalen zijn zo talrijk en divers dat we ze niet langer kunnen negeren. In de Angelsaksische wereld ging de bal aan het rollen toen in 2015 en 2016 de oude knarren Jeremy Corbyn en Bernie Sanders een jong electoraat charmeerden met politieke ideeën uit lang vervlogen tijden. Generatie Z omarmt de socialistische ideologie. Volgens een recente CNN-peiling staat een meerderheid van de jonge Amerikanen positief tegenover 'socialisme'. Wie met evenveel branie de handschoen opneemt, is de jonge latina Alexandria Ocasio-Cortez. Tot verbazing van vriend en vijand geraakte de voormalige cocktailserveerster in 2018 verkozen als het jongste vrouwelijke congreslid ooit. Ze voert de ideeënstrijd met verve. Zo krijgt haar voorstel voor een maximum belastingtarief van 70% (!) opvallend veel bijval. In de jaren 1990 zetten progressieve politici zich met zo'n voorstellen nog politiek buitenspel. Die tijd lijkt definitief voorbij. Grijze gematigdheid is 'out', complexloze progressieve radicaliteit is 'in'.
In Scandinavië is dan weer de strijd om tijd terug van (even) weggeweest. Socialistische en feministische partijen zetten er de 30 urenweek prominent op de agenda. Een experiment in het Zweedse Göteborg haalde wereldwijd alle krantenkoppen. Zweden lijkt terug de wereld te inspireren. Ook in België krijgt het idee stilaan voet aan de grond. Vrouwenorganisatie Femma voegt de daad bij het woord en experimenteert een jaar lang met de 30 urenweek. Ondertussen wint in Franstalig België de vierdagenweek in ijl tempo politieke zieltjes. In Vlaanderen botst de kortere werkweek weliswaar op veel vooroordelen en misvattingen, maar dit debat is een blijver.
26 mei werd een gitzwarte zondag, laten we daar niet flauw over doen. Toch waren er lichtpuntjes bij de recente verkiezingen. Naast migratie domineerden sociale issues de debatten. Rond een hoger minimumpensioen ontstond zelfs een opbod over de partijgrenzen heen; en ik kan me niet herinneren dat een hoger minimumloon ooit centraal stond in een kiescampagne. Politicologen hebben een vette kluif aan het analyseren van de kiesuitslag, maar het zou me niet verbazen mocht er achter de xenofobe façade stiekem een sociaal signaal schuilgaan.
Electoraal stond de Europese linkerzijde (sociaaldemocraten, groenen en radicaal-links) na de Tweede Wereldoorlog nog nooit zo zwak. Toch vatten die kiesuitslagen niet alles. Ideologisch is het tij aan het keren. Links is niet langer bang van de eigen schaduw en durft opnieuw te dromen. Dat biedt hoop voor de toekomst. Ideeën zijn de kiemen voor een betere samenleving. Wat is vooruitgang anders dan het realiseren van utopieën?
Deze bijdrage verscheen in de SamPol-zomerreeks Hoop 2019