Een razende globale pandemie was nodig om het grote publiek te doen beseffen dat de klassenstrijd terug is van nooit weggeweest. In mijn boekje Menselijke grondstof stelde ik dat wanhoop de smeerolie is van de economie. Dat was niet helemaal correct: wanhoop is de smeerolie van dit economisch systeem. Het is een keuze, meer dan ooit, om dit model al dan niet in stand te houden. En meer dan ooit is duidelijk dat dit systeem bouwt op offers, een klassiek ritueel waarin machthebbers andermans hoofd op het kapblok leggen.
Ons gezin telt vandaag twee essentiële werknemers. Mijn vrouw is als zorgwerker tot een behoorlijk cynisch heldendom verheven - jaren werkingsmiddelen ingeleverd maar wel elke avond een applausje. Zelf geef ik mijn lessen aan de hogeschool nu virtueel, vanuit de slaapkamer van mijn dochter. Technisch of anderszins werkloos zijn we niet - we zeggen het maar even voor Jan Jambon ons de arbeidsmarkt op jaagt. Want eigenlijk is dat de enige beslissing die je vandaag, net als alle dagen tevoren, met alle gemak kan maken: dat anderen moeten gaan werken.
Gezeten op een bankje in Leuven-centrum keek ik even op Twitter. Ik was aan het werk - en ik was het niet. In bijberoep ben ik namelijk fietskoerier. Ik lever maaltijden aan huis. Ook die job is voldoende essentieel: koeriers rijden nog dagelijks door quasi-lege straten, van digicode naar deurbel, van restaurantzakje naar deurklink. Druk is het echter niet, bestellingen blijven uit. Mijn uurloon is sinds de lockdown gehalveerd, wij worden immers betaald per levering. Een tweet passeerde. Het is begonnen, wist ik.
Misschien moet ik even uitleggen op wie deze reële vraag doelt. De levens die we bereid zijn te verliezen, zijn deze van zij die geen keuze zullen hebben dan te werken in sectoren waar contact noodzakelijk is en thuiswerk onmogelijk: de zorgsector, leveranciers, schoonmaakpersoneel, … Het is de verzameling werknemers die reeds jaren gebukt gaat onder besparingen, sociale dumping en niet-duurzame arbeidscontracten. De bereidwillige we die deze opofferingen gaat regelen, zijn mensen zoals hijzelf die al jaren vastbenoemd zijn in het best betaalde deciel van onze arbeidsmarkt en die verder geen enkel extra risico zullen lopen op besmetting met een dodelijk virus omdat ze in hun kot kunnen blijven.
Arbeidsexperts en economen hebben de neiging om de arbeidsomstandigheden van zij die de offers brengen te scharen onder de eufemistische noemer flexibiliteit. Flexibele werkomstandigheden zijn bijzonder aangenaam wanneer je, zoals ik aan de hogeschool of professor Marx aan de universiteit, zelf invulling kan geven aan bepaalde zaken zoals je werkplek, werkuren en het gepaste moment om een complexe taak uit te voeren. Wanneer deze zaken door een externe instantie worden opgelegd zoals op de bodem van de arbeidsmarkt, veranderen ze flexibel werk echter in een ware hel omdat ze een maximale beschikbaarheid vereisen tegen een minimale beloning.
Flexibiliteit is het codewoord waar de duale arbeidsmarkt zichtbaar wordt. De dualiteit zit hem in het feit dat een groep werkers wordt opgeofferd om de sociale bescherming van de grote groep te betalen. Het cynische is dat in ons economisch model de zwaarste lasten op de zwakste schouders worden geladen. Ik moet veel harder werken voor de driehonderd euro per maand die ik als fietskoerier opscharrel dan voor de zestienhonderd euro die ik krijg als docent - aan drie hogescholen voor één halftijdse overigens, want ik ben zo flexibel als elastiek.
Nu heb ik er verder geen probleem mee dat experts en politici dit debat voeren met de ideologisch geladen wapens waarmee ze het voeren. Dat doe ik ook. Het toont enkel aan hoe belangrijk sociale strijd vandaag is, en hoe belangrijk het is te beseffen dat de macht niet aan jouw kant staat. Voor een groeiende groep werknemers is dit systeem niet houdbaar: de nulcontracters, langdurige interimmers, de werknemers met series van tijdelijke contracten, groepen van (gedwongen) freelancers, … Het zijn zij die vandaag de hardste klappen opvangen terwijl ze reeds zonder bescherming in de ring stonden. En maak u geen illusies: voor zover deze werknemers recht hadden op bescherming, want vele vallen op niets terug, zullen zij de eerste zijn die spoedig opnieuw de arena in moeten. Want we zijn daartoe bereid.
De economie moet draaien - dit economisch model moet draaien. Daarom ben ik vandaag op de baan. Niet omdat de maaltijden die ik bezorg een essentiële dienstverlening zijn. Okee, ik leverde een gezonde maaltijd bij een huisartsenpraktijk, maar voor het overige ook fastfood aan studenten en andere thuiswerkers. Op sociale media, vooral in Frankrijk, is overigens een wedstrijd onder koeriers gaande om de minst noodzakelijke bestelling tijdens de lockdown. Voorlopig wint een - één! - witte Kinder Bueno het pleit. Daarvoor loopt een fietskoerier dus ook enorme gezondheidsrisico’s: omdat een idioot goesting heeft in een snoepje.
De reden dat fietskoeriers blijven leveren is simpel: ze hebben net als vele andere werknemers geen vangnet. Ons sociale systeem is robuust maar is dat niet ten dienste van iedereen. Dat kan ook niet binnen dit systeem, omdat het centrale geloofspunt is dat de hebzucht van de toplaag een vereiste is voor vooruitgang. Op een moment dat de zorg de rug kromt in ruil voor een schouderklopje, kan je dit eigenlijk niet langer volhouden. De systeemrot komt niet vanuit de onderkant. Het is dus ook niet aan de onderkant dat we moeten sleutelen, met lagere minimumlonen en onzekere contracten, aangevuld met sociaal beleid dat zoals steeds vooral zal leiden tot mattheuseffecten.
Het is nu dat werknemers, gesteund door vakbonden en het progressieve middenveld, moeten opstaan tegen de Marie-Antoinettes van deze wereld die nog steeds denken dat werknemers geofferd mogen worden op het altaar van een economie die hen kruimels geeft. En al die economische Cassandra’s die menen dat we zo snel mogelijk opnieuw de hand aan de ploeg moeten slaan om hun voordelen niet in het gedrang te brengen: qu’ils mangent de la brioche. Ik wil ze gerust tot aan hun ivoren torentje fietsen. Misschien schenken ze mij in hun oneindige goedheid wel een euro fooi.
— Herman Loos is docent filosofie (Odisee) en sociologie (AP Hogeschool) en auteur van Menselijke grondstof (EPO). Hij schreef deze bijdrage, die eerder op Knack verscheen, op vraag van Denktank Minerva.