Voor haar jaarlijkse toespraak in het Europees Parlement had Commissiepresident Ursula von der Leyen haar huiswerk gemaakt. Haarfijn fileerde de speech de gigantische uitdagingen waarvoor de EU staat: een ontsporende ecologische crisis, het economisch herstel na de pandemie, een instabiele en hypercompetitieve internationale context waarin Europese ‘soft power’ niet meer volstaat.
Helaas hangt de mate waarin Europa het hoofd kan bieden aan die uitdagingen niet af van de verve waarmee Von der Leyen het ene na het andere beleidspakket onder flitsende titels naar voren schoof. Wel van de politieke wil onder regeringsleiders om zich gezamenlijk achter haar ambities te scharen. En daar wringt het. Want hoe meer Europa in antwoord op acute crises het laken naar zich toe trekt, hoe harder nationale regeringen hun hakken in het zand zetten. Of het nu gaat om de defensie-unie, de Green Deal of het herstelfonds, Europees beleid snakt naar een omslag van diplomatie tussen lidstaten naar politiek voor burgers. En net rond de institutionele en democratische hervormingen die zo’n omslag vergt, blijft het zorgwekkend stil.
In haar toespraak roemde Von der Leyen de uitzonderlijke stappen die in het afgelopen jaar op Europees niveau werden gezet. Dankzij Europese investeringen ontwikkelde de EU zich tot wereldleider in de vaccinontwikkeling en productie. Maar omdat een aantal lidstaten het verankeren van de farma-industrie in eigen land belangrijker achten dan een globaal antwoord op de pandemie, kon de Unie die investeringen niet gebruiken als hefboom om patenten op te heffen.
Eenzelfde dynamiek speelde rond het Europees reddingfonds, dat Von der Leyen met recht aanhaalde als een gigantische Europese doorbraak. Voor het eerst haalt de Europese Unie zelf leningen op, om investeringsprojecten in de lidstaten te financieren. Maar ook hier won de minimale oplossing het van de ambitie. Nederland, Oostenrijk en Denemarken wisten fikse bezuinigingen op cruciale begrotingsposten af te dwingen, en lieten vastleggen dat de gezamenlijke lening een eenmalige actie blijft. Dat lijkt hoogst onwaarschijnlijk, maar in een tweede ronde zullen deze landen opnieuw hun toestemming als hefboom gebruiken.
De vaststelling dat Europese ambities in onderhandelingen tussen de lidstaten keer op keer tot een minimale uitkomsten gereduceerd worden, stelt ook een groot deel van de plannen uit de State of the Union in een ander daglicht. Zo toont Von der Leyen zich bijzonder bewust van de manier waarop groeiende economische ongelijkheid tussen lidstaten, regio’s en burgers elk van haar beleidsambities doorklieft. Tegelijkertijd heeft ze geen van de bevoegdheden in handen om die kwesties écht te bestrijden.
De Green Deal is daar het meest heldere voorbeeld daarvan. De maatregelen uit het Fitfor55-pakket komen voor het klimaat geen moment te laat. Maar onvermijdelijk zullen ze de brandstofprijzen – die nu al de pan uit swingen – doen stijgen. De factuur van de klimaattransitie komt zo terecht bij de meest kwetsbaren, bij wie energie het grootste aandeel in het huishoudbudget is. Met het Just Transition Fund kan Europa hoogstens de economieën van in de transitie achtergebleven regio’s stimuleren. Het rechttrekken van economische ongelijkheden tussen huishoudens blijft een herverdelingsvraagstuk waar enkel de nationale regeringen hun verantwoordelijkheid in kunnen nemen. De EU zal vooraan staan om de politieke klappen van de energie-armoede op te vangen.
Wat de Europese Unie dus nodig heeft, veel meer dan scherpe beleidsplannen die alsnog gekortwiekt en halfslachtig uitgevoerd zullen worden, is een institutionele en politieke hervorming. Met oog op de crises die op ons afkomen, heeft de Commissie slagkracht nodig om grensoverschrijdende beslissingen te nemen. Minder beperkt door de regeringsleiders, en des te meer gecontroleerd door het Europees Parlement. De Conferentie voor de Toekomst van Europa had dat proces in gang moeten zetten, maar werd uitgesteld en afgezwakt in teken van de pandemie. Telkens wanneer Europese integratie grote sprongen maakt in tijden van crisis, krijgt het vinden van een beleidsoplossing voorhang op het garanderen van de institutionele en democratische werking van de EU. Laten we die fout niet blijven maken.
Deze publicatie verscheen eerder bij De Morgen