Waarom alleen systeemverandering onze boeren kan redden

Waarom alleen systeemverandering onze boeren kan redden

We hoeven het amper te herhalen: Vlaanderen scoort slecht op biodiversiteit en natuurbescherming. Meer dan vier vijfde van het natuuroppervlak in Vlaanderen kampte in 2020 met te hoge stikstofniveaus. Dat is een grote verbetering tegenover 2000, maar het probleem blijft acuut, ondanks alle inspanningen om emissievrije stallen en aangepast veevoeder te introduceren om vermesting te beperken. En ook onze waterwegen zijn in slechte staat. Vlaanderen legt al jaren strengere normen op om de uitstroom van meststoffen in onze waterwegen te verlagen, en toch werd in 2020-2021 de streefwaarde in slechts 92 van de 176 beoordeelde afstroomzones behaald. Dat is opnieuw een verslechtering ten opzichte van 2019, toen nog 52% van de meetpunten de streefwaardes bereikten.

Stikstof en andere meststoffen zijn levensnoodzakelijk voor onze vegetatie, maar een overschot is net schadelijk. Planten als brandnetels en bramen gedijen goed op stikstofrijke gronden, maar andere plantensoorten, en vele zeldzamere soorten, hebben stikstofarme bodems nodig. Als die gronden verdwijnen, verdwijnen ook de landschappen die Vlaanderen zo bijzonder maken, en verliezen we heel wat planten- en diersoorten.

Hoewel het hele debat momenteel focust op het stikstof- en ammoniakprobleem en de kritieke drempelwaarden van vermesting en afstroomzones, bedreigt de landbouwindustrie niet enkel onze natuurgebieden. De veeteelt zoals zij vandaag georganiseerd is, stoot ook erg veel broeikasgassen uit en veroorzaakt een overmaat aan fijn stof, en bedreigt zo ook onze gezondheid. Bijna iedereen is er dan ook van overtuigd dat de situatie aangepakt moet worden. Maar hoe dit moet gebeuren, blijft een twistpunt.

De Vlaamse regering heeft met stikstofakkoord gekozen voor een soort “kaasschaafmethode”. Debatten over de hervorming van ons landbouwsysteem verzanden in patstellingen, terwijl de dwingende afspraken die Europees afgesproken zijn over natuurbehoud en stikstofreductie op korte termijn geïmplementeerd moeten worden. Het huidige akkoord laat de bestaande veeteeltpraktijken volledig ongemoeid, maar beperkt zich tot het wegsnijden van enkele stallen van piekbelasters naast een paar natuurgebieden. De 116 bedrijven die een oranje in plaats van een rode kaart kregen, hebben de tijd om zich te hervormen of vrijwillig hun bedrijf te sluiten. Op deze manier zou de eindbalans van onze stikstofdepositie in 2030 op het juiste getal moeten uitkomen, waardoor de ecologische doelstellingen behaald worden. Een soortgelijke aanpak met strategische reducties in West-Vlaanderen en andere probleemzones voor het mestoverschot lijkt in de sterren geschreven te staan, al laat het nieuwe mestactieplan al jaren op zich wachten.

Terwijl vriend en zelfs vijand van het Vlaamse stikstofplan het eens zijn over de noodzaak om onze problemen aan te pakken, lijkt het te ontbreken aan de standvastigheid om dit stikstofakkoord door te drukken. De nieuwe minister van landbouw Jo Brouns (CD&V) gaf al aan dat het akkoord weliswaar niet op de schop moet, maar toch stevig hervormd en aangepast zal moeten worden. Dit volgt op een georkestreerde protestcampagne, grotendeels gestuurd door de Boerenbond en aanverwante organisaties. De verwijten benadrukken dat de regering contractbreuk pleegt met het vroegtijdig stopzetten van concessies en vergunningen, met een sociaal bloedbad en een gebrek aan toekomstperspectief voor boeren tot gevolg. De regering riposteert dat er flankerend sociaal beleid voorzien is om die gevolgen op te vangen: boeren die hun veeteeltbedrijf moeten stopzetten worden gecompenseerd en krijgen begeleiding om zich te herscholen of elders in de arbeidsmarkt aan de slag te gaan.

De fundamentele kwetsbaarheid en ecologische onrechtvaardigheid van het systeem op zich krijgen echter veel minder aandacht. Onze Vlaamse boeren kozen niet zo maar voor intensieve veeteelt en blijven ook niet uit kwade wil vasthouden aan een onduurzaam systeem. Globale handelsverhoudingen en politieke beslissingen uit het verleden duwden Vlaamse boeren in de richting van zware investeringen in de intensieve veeteelt. Ten eerste is het qua bulkgoederen (zoals soja, bepaalde graansoorten of zonnebloemolie) al sinds de 19de eeuw moeilijk concurreren met agrarische grootmachten en lageloonlanden. Ten tweede wordt schaalvergroting en specialisatie al sinds de naoorlogse periode actief gestimuleerd door de EU. Ten derde accepteert Europa veevoedergewassen zoals soja zonder importtarieven of beperkingen sinds de Dillondeal in 1962.

Ten slotte ondersteunde de EU zuivel en vleesproducten tot 1992 via prijsgaranties of subsidies. Deze combinatie van factoren heeft vele boeren in Vlaanderen aangezet om in te zetten op intensieve veeteelt. Aangezien de reële landbouwinkomsten instortten na de afschaffing van prijsgaranties in 1992, proberen vele landbouwers te overleven door grootschalige investeringen op krediet in schaalvergroting. Dit laat weinig ruimte om zomaar het roer om te gooien als er plots andere ecologische klemtonen worden gelegd. Met andere woorden: door de keuzes en handelsakkoorden van beleidsmakers en lobbyisten sinds de jaren 60, hebben we onze landbouwers fundamenteel kwetsbaar gemaakt voor de huidige uitdagingen.

De kaasschaafmethode en de beperkte sociale flankerende maatregelen in het stikstofakkoord zijn daarom slechts doekjes voor het bloeden. Ze handhaven het precaire landbouwsysteem voor onze landbouwers en weten geen betere oplossing te faciliteren dan onze resterende boeren te compenseren als ze de boeken moeten neerleggen. De intensieve veeteeltsector zit nochtans in een fundamentele crisis. De lage vleesprijzen en hoge veevoederkosten brachten de varkenssector vorig jaar nog zwaar in de problemen: een noodfonds moest hen behoeden kopje onder te gaan. Momenteel focussen we op de ecologische onhoudbaarheid van megastallen in ons dichtbebouwde Vlaanderen. Het gebrek aan politieke daadkracht gecombineerd met een conservatieve reflex van de lobbygroepen bestendigen een sociaal onrechtvaardige situatie voor de boeren, met slechts minimale ecologische vooruitgang.

Als we willen streven naar ecologische én sociale rechtvaardigheid, zal de kaasschaafmethode moeten verdwijnen. De mestproblematiek is slechts een symptoom van een groter en vooral complexer voedselsysteem dat op zijn eigen grenzen stuit. Alle ad hoc oplossingen tonen aan dat wanneer je kleine ingrepen doet, zoals het uitschakelen van enkele megastallen, andere puzzelstukken van het voedselsysteem zoals het verdienmodel van boeren en onze vermarktingstrategieën in het gedrang komen. Als we burger en boer een coherent en rechtvaardig voedselsysteem willen bieden, is een systeembenadering nodig waarbij men de fundamenten van ons landbouw en voedselsysteem herbekijkt en op elkaar afstemt. Zo bekomen we wel een oplossing die goed is voor de natuur, zonder dat boeren uit wanhoop op straat moeten komen.

— Deze bijdrage verscheen eerder in de reeks Doordenkers bij Knack.

Maïka De Keyzer is kernlid van Denktank Minerva en docent ecologische en sociaal-economische geschiedenis aan de KULeuven.

Meer concurrentie is niet goed voor u

De crisis van de Europese rechtsstaat