Nieuwe tijden voor monetair beleid? Centrale banken na corona
Een nieuwe studie van Mattias Vermeiren en Hielke Van Doorslaer (UGent) voor Denktank Minerva belicht de koerswijziging in monetair beleid van de Amerikaanse en de Europese Centrale Bank, en de mogelijke implicaties van deze koerswijziging op ongelijkheid en klimaat. De afstemming tussen monetair en fiscaal beleid blijft ook vandaag echter minimaal. Dat is problematisch, want alleen met een gerichte coördinatie tussen beiden kunnen de middelen die de centrale banken ter beschikking stellen productief aangewend worden, ten goede van economische gelijkheid en de broodnodige klimaattransitie.
Na de stagflatiecrisis eind jaren zeventig leek de onafhankelijkheid van centrale banken en de dominantie van monetair beleid in steen gebeiteld: het garanderen van lage inflatie ging vóór op het streven naar volledige tewerkstelling. Terwijl het fiscaal beleid van overheden ‘politiek’ was, zag men dit monetair beleid als ‘neutraal’. Na de Grote Financiële Crisis en de coronapandemie heeft men echter begrepen dat dit monetair beleid allesbehalve neutraal is, en een reeks ingrijpende effecten heeft gehad op economie en samenleving. Het ‘neutrale’ monetaire beleid verdiepte de economische ongelijkheid, versterkte de macht van de financiële sector over de reële economie, en ondermijnde de politieke en democratische controle over het macro-economisch beleid.
Vermeiren en Van Doorslaer gaan dieper in op de impact van het monetair beleid van de centrale banken, en onderzoeken of en hoe de Amerikaanse Centrale Bank (Fed) en de Europese Centrale Bank (ECB) hun beleid hebben bijgestuurd na de coronacrisis. De consensus over de relatie tussen inflatie en werkloosheid lijkt daarbij te verschuiven, wat ruimte schept om het streven naar volledige tewerkstelling door het aanzwengelen van de economische motor weer meer centraal te plaatsen in het monetair beleid. Vooral de Fed bewandelt die weg, terwijl de ECB zich nog terughoudend opstelt. Die laatste plaatst dan weer de impact die haar monetair beleid op het klimaat kan hebben centraler in haar beleid. Die verschuiving in beleidskeuzes maakt alleszins duidelijk dat de idee van een ‘neutraal’ centralebankbeleid een illusie is. De keuzes die centrale banken maken hebben een belangrijke impact op de economische structuren van een land en de handelingsmarge van overheden.
Ondanks deze nieuwe tijden voor het monetair beleid na corona, concluderen Vermeiren en Van Doorslaer dat de afstemming tussen monetair en budgettair beleid minimaal blijft. Dat is problematisch, want enkel met een gerichte coördinatie tussen beiden kan men ervoor zorgen dat de extra middelen die centrale banken ter beschikking stellen ook productief aangewend worden: in de reële economie, ten goede van economische gelijkheid en de klimaattransitie. Bewustwording van het feit dat ‘neutraal’ monetair beleid een illusie is, roept tenslotte onvermijdelijk vragen op over de democratische legitimiteit van centrale banken, en over hoe deze in de toekomst versterkt kan worden.