Dramatische resultaten, ontsporende lonen?
De voortjagende inflatie, in belangrijke mate aangedreven door de explosie van de energieprijzen, en het beleid van de centrale banken, die door het verhogen van de rente de vraag willen afremmen, zet onze economie onder druk. Zeker in de nasleep van de coronacrisis leeft dan de vrees dat onze bedrijven snel in de problemen zullen komen: de topman van het VBO waarschuwt dat alle knipperlichten op rood staan, en stelt dat vandaag alleen de bedrijven de crisis betalen. Om een drama af te wenden, moet de automatische indexering op de schop: we moeten af van het systeem waarbij de lonen binnen een zekere termijn mee evolueren met de inflatie, om zo werkers te behoeden voor verarming door prijsstijgingen die niet gecompenseerd worden in hogere lonen.
In dit bericht gaan we niet in op het precieze mechanisme achter de automatische indexering en de manier waarop die gecompenseerd wordt bij het bepalen van de loonnorm, noch op de zin of de onzin van de automatische indexering of van de loonnorm zoals die in ons land bestaat. Wel werpen we een korte blik op de laatste resultaten van de Belgische bedrijven: klopt het dat de toestand dramatisch is, en klopt het dat ontsporende lonen hiervan de oorzaak zijn?De Nationale Bank van België publiceert elk kwartaal de belangrijkste indicatoren van de niet-financiële vennootschappen in België, in een tijdsreeks die teruggaat tot 1999. We beschikken ondertussen dus over een kwarteeuw aan data, een kwarteeuw waarin we onder andere de Dotcom-crisis hebben beleefd, de Grote Financiële Crisis en in de nasleep daarvan de Eurocrisis en de langdurige stagnatie van de economie die er het gevolg van was, en nu natuurlijk ook de coronacrisis en de crisis door de snel stijgende inflatie.
Onlangs werden de data bijgewerkt tot en met het eerste kwartaal van 2022, een kwartaal waarin door de oorlog in Oekraïne, de explosie van de energieprijzen, en de galopperende inflatie alle alarmsignalen op rood stonden: het zijn deze data, gezuiverd voor seizoens- en kalendereffecten, die we in wat volgt gebruiken.
Enkele woorden uitleg over de terminologie:
Eén van de belangrijkste indicatoren van de staat van de economie is de in onze bedrijven geproduceerde bruto toegevoegde waarde. Deze indicator meet het verschil tussen de waarde van de input in het productieproces en de waarde van de output van dat productieproces: het meet dus hoeveel extra waarde gegegenereerd werd door een bepaalde input om te vormen tot een bepaalde output. Deze meerwaarde is de basis van onze welvaart zoals die gemeten wordt door het bruto binnenlands product (dat niet meer of minder is dan de totale bruto toegevoegde waarde die in een bepaald land geproduceerd wordt). En het is ook deze meerwaarde die vervolgens verdeeld moet worden tussen enerzijds de werknemers die gewerkt hebben om die toegevoegde waarde te produceren, en anderzijds de (eigenaars van) de bedrijven die geïnvesteerd hebben in het productieproces.
De beloning van werknemers is de totale som die uitgekeerd wordt aan werknemers in de vorm van lonen én van bijdragen aan de (collectieve) sociale zekerheid of aan private socialezekerheidsinstellingen (denk aan private pensioenfondsen).
Bedrijven zijn vaak ook zgn. niet-productgebonden belastingen verschuldigd, belastingen op de productie-activiteit, zoals onroerende voorheffing of verkeersbelasting, maar krijgen anderzijds ook bepaalde niet-productgebonden subsidies, vaak in de vorm van loonsubsidies, waarbij de overheid een deel van de beloning van werknemers voor eigen rekening neemt. Voor de goede orde: de vennootschapsbelasting, of de belasting op de bedrijfswinst, zit hier niet onder vervat.
Wanneer we van de bruto toegevoegde waarde de beloning van werknemers aftrekken én de niet-productgebonden belastingen minus subsidies, verkrijgen we het bruto-exploitatieoverschot: dat is dus het deel van de geproduceerde meerwaarde die niet gebruikt moet worden om arbeid te belonen of om belastingen te betalen die verband houden met de productie-activiteit, maar de winst die in het productieproces gegenereerd wordt ten bate van het bedrijf.
Het bruto-exploitatieoverschot afgezet tegen de bruto toegevoegde waarde, geeft de brutowinstmarge: deze indicator geeft dus aan welk aandeel van de geproduceerde meerwaarde in bedrijven ten bate is van (de eigenaars van) die bedrijven. Het is dus het aandeel van de meerwaarde die terugvloeit niet naar 'arbeid', maar naar 'kapitaal', of het kapitaalaandeel. De tegenhanger hiervan is dus het arbeidsaandeel of het loonaandeel, i.e. het aandeel van de geproduceerde meerwaarde die gebruikt wordt om arbeid te vergoeden in de vorm van lonen en bijdragen aan de sociale zekerheid.
Dramatische resultaten, ontsporende lonen?
In het eerste kwartaal van 2022 werd meer dan drie procent méér toegevoegde waarde geproduceerd in niet-financiële vennootschappen in België dan in het laatste kwartaal van 2021. De beloning van werknemers steeg daarentegen met minder dan twee procent. Tegelijk ontvingen bedrijven bijna drie miljard euro meer (niet-productgebonden) subsidies dan dat zij (niet-productgebonden) belastingen verschuldigd waren. Resultaat: het bruto-exploitatieoverschot of de winst die gegenereerd werd in het productieproces ten bate van bedrijven steeg in het eerste kwartaal met meer dan vijf procent ten opzichte van het kwartaal voordien.
Als we het eerste kwartaal van 2022 vergelijken met het eerste kwartaal van 2021, zijn de resultaten nog opvallender: de bruto toegevoegde waarde steeg (in nominale termen) met meer dan zestien procent, de beloning van werknemers met elf procent. Het saldo van ontvangen (niet-productgebonden) subsidies versus belastingen liep in deze periode op tot meer dan 11,6 miljard euro ten bate van niet-financiële vennootschappen. Het bruto-exploitatieoverschot steeg in dezelfde periode met meer dan 21%.
Die 11,6 miljard euro netto aan subsidies minus belastingen in het afgelopen jaar betekent weliswaar een daling ten opzichte van het jaar voordien, in volle coronacrisis, toen bedrijven netto 13,4 miljard méér subsidies ontvingen dan zij belastingen moesten betalen (opnieuw gaat het hier telkens om niet-productgebonden belastingen en subsidies), maar het blijft fors meer dan de jaren voordien. In onderstaande grafiek zien we hoe deze overheidsondersteuning van bedrijven door de jaren heen explosief is toegenomen:
De sterke stijging van het bruto-exploitatieoverschot zorgt ervoor dat de bedrijfsresultaten alle records doorbreken: in het eerste kwartaal van 2022 verdienden niet-financiële vennootschappen in België voor meer dan 35 miljard euro aan hun productieve activiteiten.
Ten dele is deze sterke stijging van het bruto-exploitatieoverschot in de laatste kwartalen ook het gevolg van de sterk stijgende inflatie, maar zoals we ook al zagen, steeg de beloning van werknemers in dezelfde periode veel minder snel. Het resultaat is dan ook dat de brutowinstmarge van bedrijven nog nooit zo hoog is geweest als in het eerste kwartaal van 2022. De structurele tendens wijst op een systematische versteviging van de brutowinstmarge: terwijl rond de eeuwwisseling de brutowinstmarge van niet-financiële vennootschappen in België nog schommelde rond de 36%, noteren we vandaag een globale winstmarge van meer dan 46%. (Het betreft hier natuurlijk globale cijfers, voor het geheel van de niet-financiële vennootschappen: niet elke bedrijfssector zal het even goed doen, en niet elk bedrijf binnen eenzelfde sector zal dezelfde resultaten laten zien. Voor de verschillende bedrijfssectoren zijn er echter nog onvoldoende cijfers voorhanden.)
Als het bruto-exploitatieoverschot sneller stijgt dan de beloning van werknemers, is het mechanische gevolg dat het arbeidsaandeel zal dalen en het kapitaalaandeel toeneemt: een steeds kleiner deel van de welvaart die we in onze bedrijven produceren, komt ten goede aan werknemers in de vorm van lonen en bijdragen aan de sociale zekerheid, terwijl een steeds groter deel van de welvaart ten bate is van bedrijven en hun eigenaars. In onderstaande grafiek geven we de evolutie van het arbeidsaandeel en van het kapitaalaandeel weer sinds 1999, en vergelijken we dit met de verdeling van de meerwaarde in 1999.
Dit fenomeen heeft ook belangrijke implicaties voor de financiën van onze overheid en voor de financiering van onze sociale zekerheid. Beide steunen immers in zeer grote mate op bijdragen uit het arbeidsinkomen. Als echter een steeds kleiner aandeel van de in ons land geproduceerde welvaart als vergoeding voor arbeid aangewend wordt, en een steeds groter aandeel voorbehouden blijft aan de beloning van kapitaal, zonder dat de financiering van onze overheid en van de sociale zekerheid herzien wordt om rekening te houden met dit nieuwe fenomeen, dan zal een steeds smallere basis de last moeten dragen.
We zagen eerder al dat de overheidsondersteuning van bedrijven zich sinds het begin van deze eeuw zeer sterk ontwikkelde, een evolutie die in grote mate toe te schrijven is aan de explosie van de loonsubsidies. De vraag is welk aandeel deze overheidsondersteuning heeft in het opkrikken van de brutowinstmarge van niet-financiële vennootschappen. In onderstaande grafiek geven we deze overheidssteun weer in termen van het bruto-exploitatieoverschot, of: welk aandeel van de winst uit de bedrijfsvoering komt op rekening van het (positief) saldo van ontvangen subsidies versus verschuldigde belastingen. We zien hier dat, parallel aan de ontwikkeling van het instrument van loonsubsidies aan het begin van deze eeuw, die vervolgens een hoge vlucht namen, het aandeel van de overheidsondersteuning in het bedrijfsresultaat pijlsnel toenam, om vervolgens, in de nasleep van de Grote Financiële Crisis, te plafonneren rond de acht procent. De eerste periode van de coronacrisis, toen de overheid massaal tussenbeide kwam om bedrijven overeind te houden, laat natuurlijk een enorme piek zien. Vandaag zitten we weer aan het aandeel van vóór de crisis.
De Belgische cijfers van de winstmarge van bedrijven zijn uitzonderlijk. Als we ons land vergelijken met onze buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland, dan zien we dat de brutowinstmarge van Belgische bedrijven heel wat hoger ligt dan de brutowinstmarge van bedrijven in onze buurlanden. Tot ongeveer tien jaar geleden evolueerde de winstgevendheid van bedrijven in België min of meer in tandem met de winstgevendheid van bedrijven in Duitsland en Nederland, maar de laatste jaren zien we dat de kloof steeds groter wordt: de winstmarges van Belgische bedrijven zijn historisch uitzonderlijk, én ook in vergelijking met onze buurlanden verbazingwekkend hoog — een fenomeen dat opvallend weinig aandacht krijgt in het publieke debat. Het is nochtans van fundamenteel belang om te begrijpen willen we een doordacht beleid kunnen voeren dat tegemoet komt aan de bezorgdheden van het bedrijfsleven én van de werknemers.
Wil dat zeggen dat alles rozengeur en manenschijn is? Neen. Maar op z’n minst verdient het verhaal dat de Belgische bedrijven afstevenen op een drama zonder weerga enige nuance. De lonen stijgen veel minder sterk dan het bruto-exploitatieoverschot. Het arbeidsaandeel zit in een structureel dalende lijn, ten voordele van het kapitaalaandeel. De winstmarges van bedrijven zijn nog nooit zo hoog geweest als vandaag. En ook in vergelijking met onze referentielanden zijn de Belgische bedrijven uitzonderlijk winstgevend.