Minister van Werk Kris Peeters acht volledige tewerkstelling in België doenbaar. Voor sommigen niet, wegens de weinig flexibele arbeidsmarkt die dus nog maar eens als zondebok wordt geslacht. Ten onrechte.
Eergisteren kwam minister van Werk Kris Peeters met een opmerkelijke uitspraak. Volgens hem is volledige tewerkstelling een haalbare kaart. Als West-Vlaanderen en Duitsland hun werkloosheidspeil kunnen doen dalen tot onder de 3%, dan moet de rest van België dat ook kunnen.
De reacties op dit voorstel kwamen snel. Het zou nog niet voor morgen zijn en de grote schuldige is een reeds meermaals geslachte zondebok: de gereguleerde arbeidsmarkt.
Onze arbeidsmarkt zou vastzitten door een overvloed aan regels die het moeilijk (maar vooral ook duur) maken voor ondernemingen om mensen aan te nemen en te ontslaan. Ook de loonzetting steekt bedrijven in een carcan. Een flexibilisering zou zich opdringen om alles weer vlot te trekken. Flexibelere arbeidsrelaties voor meer werk. Kijk maar naar het buitenland.
Dat doen we graag. Het klopt namelijk dat de roep om meer flexibiliteit niet van gisteren is. Reeds lang wordt erin zowat alle Eurolanden hervormd om meer flexibele contracten toe te laten, ontslag goedkoper te maken en, als het even kan, lonen te matigen.
Nederland is zo’n land dat hierop sterk vooruit zou lopen. Het land van de deeltijds werker, het land van de aangehouden loonmatiging in akkoord met de vakbonden, het land ook waarin de crisis beantwoord werd met doortastend besparingsbeleid. Gevolg? Een ongemeen diepe crisis die maar moeilijk verteerd geraakt en een recent rapport van de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dat betwijfelt of al die flexibiliteit wel voor jobs heeft gezorgd, maar dat niet twijfelt over de negatieve bijwerkingen ervan.
Duitsland
Ook in Spanje ging het hard met de hervormingen van de arbeidsmarkt. Ontslag werd gemakkelijker, zelfstandige arbeid goedkoper en minimumlonen werden tijdelijk bevroren. Ook hier zien we niet direct hoopgevende gevolgen in termen van jobcreatie. De jobcreatie per procentpunt groei is zo goed als dezelfde als voor de hervormingen. Flexibiliteit voor meer werkgelegenheid is dus niet gegeven. Wat wel duidelijk is, is dat er van de gecreëerde welvaart een steeds kleiner deel naar lonen gaat, en dat vele van de nieuwe jobs precair van aard zijn. Opvallend daarbij is bijvoorbeeld de stijging in het aandeel onvrijwillig deeltijds werkenden van 4% in 2005 tot meer dan 9% in 2016.
Maar met Duitsland gaat alles goed, toch? Toch enkele vraagtekens bij de mooie verhalen. Het klopt dat de werkloosheid laag ligt en de activiteitsgraad hoog, maar dit heeft Duitsland vooral bereikt door het bestaande werk te herverdelen. Tussen 2000 en 2015 steeg het aantal werknemers met 7,8%, maar het aantal gewerkte uren maar met 1,9%. De flexibilisering aldaar zorgde dus voor een arbeidsduurvermindering in de feiten. Een herverdeling van werk die helaas betaald werd met jobs van slechtere kwaliteit en een groeiende ongelijkheid.
De zondebok van de gereguleerde arbeidsmarkt is al op meerdere altaren geofferd, maar zoals dat met zondebokken en offers gaat, is het probleem daarmee niet van de baan.
Betrekken
Maar hoe moet het dan wel? Drie pistes liggen voor. De ene werd aangehaald door professor Jef Pacolet en heet collectieve arbeidsduurvermindering. Een beetje wat Duitsland (en bij uitbreiding heel Europa) gedaan heeft, maar dan georganiseerd; en zonder dat de werknemers er de volle prijs voor moeten betalen. Om terug te komen op de jobcreatie per procentpunt groei is het alvast hoopgevend dat het Franse record geschreven werd in de periode net na de invoering van de 35-urenweek.
Een tweede is een eenvoudige stijging van de lonen. Na jaren pleitten voor loonmatiging zijn de economen van de OESO en de Europese Centrale Bank (ECB) nu ook tot het besef gekomen dat de interne vraag stimuleren zorgt voor meer economische activiteit en meer tewerkstelling. Maar daarvoor moeten de lonen natuurlijk wel de hoogte in.
Voor een derde piste moeten we niet kijken naar de regels zelf, maar naar de manier waarop die gemaakt worden. Als er één iets is dat goed presterende landen delen, is het een sterke betrokkenheid van werknemers en vakbonden in de beslissingen in hun bedrijven en sectoren. Industriële democratie, door sommigen gezien als een blok aan het been in het slachten van de zondebok, zou zo wel eens de deux ex machina in dit bloedig schouwspel kunnen zijn.
Dit stuk werd eerder gepubliceerd op de site van De Tijd (07 July 2017)