Twee maatregelen die deze federale regering wil doorvoeren, en een mooi beeld geven van de richting van het beleid.
Eén. Om het pensioensparen verder aan te moedigen, wordt het maximale bedrag waarop u kan genieten van een fiscale vrijstelling uitgebreid van 940 euro naar 1.200 euro per jaar. Wie ruim genoeg verdient om rond te komen en bovendien elke maand nog eens honderd euro kan opzij zetten, wordt beloond met een fikse belastingvermindering. In 2013, het laatste jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn, liep de Staat ruim 600 miljoen euro inkomsten mis door deze belastingvrijstelling, die nu dus nog uitgebreid zou worden en dus ook nog veel meer zou gaan kosten. De gemiste inkomsten zullen elders goedgemaakt moeten worden.
Twee. Omdat de pensioenkosten te hoog zouden oplopen en de Staat elke cent driemaal moet omdraaien, zullen de al lage pensioenen van wie het ongeluk had zijn werk te verliezen of vervroegd op pensioen gestuurd te worden, nog verder verlaagd worden. Bovendien trekt de regering het brutoloon van een kortgeschoolde jongere die op z’n achttiende aan de bak moet, met bijna twintig procent naar beneden, en zal zijn pensioen later ook op dat fors verlaagde brutominimumloon berekend worden. Op die manier denkt de regering toch ook weer een honderd miljoen euro uit te sparen — honderd miljoen die het nodig zal hebben om de verruiming van de fiscale vrijstelling voor het pensioensparen te kunnen bekostigen.
Het is het beeld van deze regering in een notendop. Wie kortgeschoold is of zijn werk verloor, zal de belastingvermindering voor wie een ruimer inkomen heeft betalen: een verschuiving van middelen van wie weinig heeft naar wie meer heeft.
Bovendien moeten we ons de vraag stellen of die honderden miljoenen die de fiscale vrijstelling van het pensioensparen kost, niet beter gebruikt kunnen worden voor de versterking van de te lage wettelijke pensioenen, een maatregel waar iedereen van kan profiteren, en niet enkel de hogere inkomens. Zeker omdat we weten dat die fiscale vrijstelling nauwelijks effect heeft op het spaargedrag van mensen: het leidt enkel tot een verschuiving tussen verschillende types fondsen, op zoek naar het laagste belastingtarief, maar nauwelijks tot een verhoging van het totale bedrag dat belegd wordt. Het is, anders gesteld, niet meer of minder dan een dure subsidie voor de hogere inkomensklassen, betaald met de verlaging van de wettelijke pensioenen van wie sowieso al met een lager inkomen moet rondkomen.
“Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij nog heeft worden ontnomen.” — Men had kunnen hopen dat met een christelijke volkspartij in de regering de machthebbers een ander Bijbelvers tot leidraad voor het beleid zouden gekozen hebben. Het is helaas anders uitgedraaid.