Nu het zomerakkoord er is, heeft de regering expliciet meegedeeld dat er noch in 2018, noch in 2019 een begrotingsevenwicht komt. Daarmee komt onder meer N-VA, die de minister van financiën levert, terug op in 2014 gemaakte verkiezingsbeloftes.
Bovendien is er een akkoord over een verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting, over meerdere jaren van 33% naar minder dan 25% voor multinationals en minder dan 20% voor kmo’s. Een onnodig cadeau voor bedrijven dat waarschijnlijk het gat in de begroting nog groter zal maken, en dat de belastingen weer wat minder progressief maakt.
Dat betekent, samen met onder meer de niet-gefinancierde tax shift, dat deze regering een (niet-progressieve) belastingverlaging verkiest boven een begroting in evenwicht. Eens te meer blijkt dat overheidsschuld en begrotingsdiscipline voor rechtse partijen vooral in het discours belangrijk zijn, maar veel minder in de praktijk.
Belastingverlaging > overheidsschuld
Het is in historisch en mondiaal perspectief immers niet de eerste keer dat rechtse, conservatieve partijen, regeringen en figuren ondanks een anti-statelijk discours weinig inzitten met de staatsschuld. De belastingverlagingen en militaire uitgaven van de Republikeinse president Ronald Reagan leidden tot een sterke verhoging van de overheidsschuld in de VS in de jaren 1980. Onder president George W. Bush zagen we hetzelfde verhaal.
Ook onder Donald Trump voorspelt het Congressional Budget Office dat de staatsschuld zal toenemen, en dat de begrotingstekorten hoger zullen zijn dan de regering zelf zegt. Het is duidelijk dat voor de Republikeinen belastingverlagingen voor de 1% rijksten veel belangrijker zijn dan het terugdringen van de overheidsschuld.
Deels zal dat onbewust zijn. Het is best mogelijk dat rechtse partijen of voorstanders van hun beleid geloven dat dat beleid tot hogere groei en meer jobs leidt, en dus tot hogere inkomsten en een lager tekort. Ze wijzen daarbij tot in den treure op de zogenaamde “Laffer curve”, ook al is dat een fictieverhaal dat in de cinema ergens tussen komedie, drama en fantasy thuishoort.
Maar deels kan het ook bewust zijn. Zo kunnen rechtse partijen via belastingverlagingen tekorten veroorzaken. Wanneer progressieve partijen aan de macht komen, moeten zij het puin ruimen en moeten ze de (sociale) uitgaven beperken. De idee is dat “een conservatieve regering opzettelijk de staatsschuld kan verhogen door belastingverlagingen, om zo een toekomstige progressieve regering vast te klemmen”. Of zoals De Tijd vicepremier Alexander De Croo parafraseert: “Door de lasten te verlagen dwingt de regering-Michel volgende regeringen om extra te besparen.”
Sociaaldemocratische partijen en begrotingsdiscipline
Waar rechtse partijen in de praktijk meer belang hechten aan regressieve belastingverlagingen dan aan een begroting in evenwicht, zijn het vaak meer sociaaldemocratische partijen die de begroting op orde stellen.
In de VS voeren Democratische presidenten vaak een restrictiever budgettair beleid, en “financieren” zo de belastingverlagingen van Republikeinse presidenten voor de rijkste Amerikanen. Jimmy Carter deed dat voor Reagan, Bill Clinton financierde voor George W. Bush, en de inspanningen van Obama zullen Trump’s belastingverlagingen voor de 1% financieren.
In verschillende andere landen zien we een gelijkaardig fenomeen. Zo blijkt uit een analyse dat Labour-regeringen in het VK de laatste decennia een conservatiever budgettair beleid voerden dan regeringen geleid door de Conservatives. In Nederland voert de sociaaldemocratische pvda een restrictiever begrotingsbeleid dan de liberale VVD. En in België verspreidde sp.a een grafiek waaruit blijkt dat regeringen met sp.a de staatsschuld afbouwen, terwijl die stijgt wanneer sp.a in de oppositie zit.
Zeker de Derde Weg-partijen zetten zichzelf ook expliciet zo in de markt, als een “goede huisvader” die de staatsfinanciën goed beheert. Vooral onder Clinton profileerde de Democratische Partij zich als de partij van de fiscal responsibility of budgettaire verantwoordelijkheid. Ook Tony Blair beloofde in 1996 bij de verkiezingen dat “begrotingsvoorzichtigheid” (fiscal prudence) zijn regering zou karakteriseren.
De Nederlandse sociaaldemocratische partij pvda pochte bij de laatste verkiezingen met hun begroting in evenwicht onder Rutte-II, en partijleider Lodewijk Asscher was een groot voorstander van begrotingsdiscipline. In België is dat een pak minder uitgesproken, al sprak John Crombez (sp.a) zich al in 2013 uit voor een begrotingsevenwicht in 2015.
Werkt de strategie van progressieve partijen?
Tot nu toe kunnen we besluiten: rechtse partijen voeren meestal een minder restrictief begrotingsbeleid dan progressieve partijen. Progressieve partijen profileren zich dikwijls als sterke voorstanders van begrotingsdiscipline, en passen dat in de praktijk ook vaak toe.
Ondanks deze feiten, vertrouwen kiezers rechtse partijen vaak meer als het over de omgang met de overheidsfinanciën gaat. Dat blijkt onder meer uit enquêtes in de VS en het VK. Het is niet onaannemelijk dat in het algemeen in België ook progressieve partijen meer als “potverteerders” worden beschouwd, ondanks dat dat niet klopt. Dat zet die partijen ertoe aan om zich nog meer te gaan profileren als verantwoordelijke huisvaders, zeker als de partijprogramma’s in de toekomst zullen worden doorgerekend.
De vraag is of de focus op begrotingsdiscipline wel zo’n goede strategie is voor progressieve partijen. Ten eerste is het slecht economisch beleid. Er bestaan heel wat mythes en misverstanden over. Eén van de belangrijkste is dat een begrotingsoverschot een goede zaak zou zijn, of dat begrotingstekorten een uitzondering moeten zijn. De Nederlandse econoom Dirk Bezemer, die haarfijn uitlegt waarom dat slecht economisch beleid is, noemt dat fiscaal populisme.
Ten tweede is de kans groot dat het leidt tot een versterking van de rechtse partijen en dus contraproductief is. Het is een beetje zoals met migratie of veiligheid. Als je je op het terrein van je politieke tegenstanders begeeft, hebben zij altijd het thuisvoordeel. Het is dan ook zeer moeilijk om op die thema’s electoraal te scoren. Veel beter is om de tegenstander naar jouw terrein te laten komen.
Ten derde zorgt de focus op begrotingsdiscipline voor een zekere terughoudendheid bij progressieve partijen om zich te engageren voor sociale programma’s, sterkere openbare diensten en grote investeringen in de toekomst. Die terughoudendheid is er veel minder bij rechtse partijen. Dat is niet helemaal onlogisch. Gezondheidszorg, onderwijs, openbaar vervoer, klimaatinvesteringen, overheidstewerkstelling, bij al dit soort doelstellingen krijg je vragen over de betaalbaarheid, terwijl rechtse partijen – de echte “potverteerders” – onterecht quasi nooit vragen krijgen over de betaalbaarheid van belastingverlagingen voor de meeste vermogenden of multinationals.
Focus op de eigen sterktes
Nochtans kan het maken van boude beloftes over investeringen, openbare diensten en sociale zekerheid een veel betere electorale strategie zijn. Bij de verkiezingen van 2014 gaven kiezers aan dat zij werkgelegenheid en tewerkstelling, gezondheidszorg, pensioenen, onderwijs en sociale zekerheid de belangrijkste thema’s vonden. Dat zijn allemaal thema’s waarmee progressieve partijen kunnen scoren.
Progressieve partijen moeten dromen en laten dromen van de wereld die zou kunnen zijn. Niemand droomt van begrotingsdiscipline, wel van zaken die er toe doen in het dagelijkse leven.
Er is dan ook eigenlijk maar één reden waarom progressieve partijen het wél over begrotingsdiscipline zouden moeten hebben: de verdelingsaspecten. Meestal is de overheidsschuld in handen van de meest vermogende burgers, en is er dus een transfer van de belastingbetaler naar de rijke schuldhouder.
Een alternatief voor een expansief begrotingsbeleid kan daarom zijn om de belastingen op de hoge inkomens, multinationals en grote vermogens te verhogen om (gedeeltelijk) de verkiezingsbeloftes te financieren. Ook dat is immers erg populair. En als je daarvan een verkiezingsthema maakt, kan je erop wijzen dat de rechtse partijen, door de sterkste schouders te ontzien, de échte potverteerders zijn.
Deze opinie verscheen eerder op knack.be in de reeks De Doordenkers.