Sociale segregatie tekent onze samenleving.
Nog meer dan vroeger hokken hooggeschoolden samen met hooggeschoolden en lagergeschoolden met lagergeschoolden: tussen de enen en de anderen gaapt een kloof die ook voor de liefde al te vaak al te diep blijft. Hooggeschoolden produceren hooggeschoolde kinderen, de kinderen van lagergeschoolde ouders zijn disproportioneel veel vaker zelf laaggeschoold. Dat een kind van rijke ouders in zijn latere leven afzakt tot lagere middenklasse is misschien niet volstrekt ongezien, maar toch hoogst zeldzaam; een kind dat in armoede opgroeit en het tot grote jan schopt, komt zo sporadisch voor dat het nog een sprookje genoemd kan worden. Gelijke kansen in deze samenleving: nog zo'n sprookje. Sociale klassen hebben de magische kracht zichzelf steeds weer te reproduceren.
Tegelijkertijd wint ook het beeld aan overtuigingskracht dat sociale risico's als (langdurige) werkloosheid en (langdurige) ziekte volstrekt niet gelijk verdeeld zijn over de bevolking, maar integendeel sterk geconcentreerd zijn binnen bepaalde segmenten van de samenleving. En weer zijn vooral lagergeschoolden het kind van de rekening. De werkloosheidsgraad ligt bij laaggeschoolden viermaal hoger dan bij hooggeschoolden, maar liefst een op de drie krijgt slaapmiddelen, kalmeermiddelen, of antidepressiva voorgeschreven (bij hooggeschoolden is dat maar bij een op de tien), en ze kampen veel vaker met langdurige ziekten en aandoeningen. De kloof in te verwachten gezonde levensjaren tussen laag- en hooggeschoolde mannen bedraagt meer dan vijftien jaar, en een laaggeschoolde man zal ook vijf jaar vroeger sterven dan een hooggeschoolde man.
Gescheiden sociale milieus, gescheiden gezinsvorming, gescheiden scholing, structureel ongelijke verdeling van sociale risico's als ziekte en werkloosheid. Voor wie de pech heeft door het leven veroordeeld te zijn tot de foute kant van de sociale kloof, kunnen werkloosheid en ziekte geen sociaal risico lijken, maar hun sociaal lot. Wie aan deze kant van de sociale kloof staat, deelt geen toekomst met wie aan gene kant staat.
Die sociale segregatie vreet aan de fundamenten van ons samenlevingsmodel en zet de manier waarop we onze maatschappij hebben georganiseerd zwaar onder druk, inclusief de manier waarop we bestaanszekerheid voor iedereen willen garanderen. Wanneer sociale stratificatie zich doorzet en sociale risico's structureel ongelijk verdeeld zijn, wanneer gezinnen aan gene en aan deze zijde van de sociale kloof ook weten dat ze een fundamenteel verschillende levenssituatie kennen, wordt de basis van de sociale zekerheid ondermijnd. Niet langer een verzekering tegen het noodlot, maar louter nog een transfer: en waarom bijdragen, tenzij uit liefdadigheid, aan een systeem dat men zelf niet denkt nodig te zullen hebben?
De legitimiteit van de sociale zekerheid proberen te redden door nog zwaarder de nadruk te leggen op voorwaardelijkheid en responsabilisering zal dan ook niet werken: de hernieuwde concentratie van sociale risico's en de hernieuwde sociale stratificatie is immers een structureel probleem, geen individueel, terwijl het 'voor wat, hoort wat'-discours een antwoord vormt op een individueel, maar niet op een structureel probleem.
Daar schuilt de uitdaging vandaag: in de sociale segregatie die de fundamenten van onze samenleving aanvreet, in het opnieuw garanderen van een gedeelde toekomst.
-- Dit stuk verscheen op 9 januari in De Morgen.