De laatste rechte lijn naar de verkiezingen is ingezet en lusteloos werp ik de glanzende foldertjes in de papiermand. Een schijnbaar goedgemutste kandidaat lacht me blijmoedig toe, en ik breek me er het hoofd over wie dat wel wezen mag, die mij vreemde man, en waar hij dan wel voor mag staan. Hij wil vooruit met Jette: het tegendeel zou verbazen. Maar waarheen 'vooruit' is, daar heb ik het raden naar, het is schijnbaar nauwelijks van belang.
De enige kiesstrijd die om me heen woedt, gaat over de breedte van het fietspad. Stadsbeleid gereduceerd tot de vraag of op het asfalt een dunne witte dan wel een dikke rode streep geverfd moet worden. Mag het alstublieft ietsje meer zijn?
Dat stadsbeleid een motor van sociale verheffing kan zijn: het idee wordt niet zozeer genegeerd, het lijkt totaal vergeten. Waar is de burgemeester met de branie van de sociaal-democratische verkozenen van het 'Rode Wenen' van het interbellum, die aan een stad bouwden waar iedereen goed kon wonen en leven, en niet enkel de burgerij aan de Ringstrasse? Vandaag gelooft niemand nog in het idee dat ambitieuze sociale woonprojecten de kern uitmaken van een beleid dat hele stadswijken en hun inwoners kan optillen naar een beter leven. Het is verworden tot louter symptoombestrijding, een noodoplossing waar het echt niet anders kan, zo veel mogelijk weggestopt uit het zicht van de welgestelde en weldenkende burger.
Nu verbannen we wie het moeilijker heeft naar de rafelranden in de stad, opeengepropt in overvolle huisjes en ontzielde appartementsblokken, waar niemand zich nog om hen bekommert – zolang ze maar niet in de weg lopen van een of ander blinkend stadsverfraaiingsproject. Want dat lijkt nog het enige doel te zijn van een stadsbestuur 'met ambitie', van welke gezindte ook: hun 'vernieuwde' stadscentrum verkocht krijgen in een glossy bijlage. Maar hoe aan een stad bouwen die plaats biedt voor iedereen: het is het vermelden niet waard.
Als wonen dan toch eens opduikt in de campagne, dan omdat men vuil kan spuien: schande! Want iemand die in een sociale woning kon intrekken toen ze moeilijk kon rondkomen, woont er nog steeds nu het haar beter vergaat – weliswaar aan een marktconforme huurprijs. Zodra men zich weet te ontworstelen aan armoede, hoort men dus te vertrekken, de kinderen naar een andere school te sturen en de banden met de buren door te knippen: in een sociale wijk mag men zich niet opwerken, op straffe van verbanning. Het hele verwijt staat haaks op wat het doel van een ambitieus sociaal woonbeleid hoort te zijn: wijken en hun bewoners optillen naar een beter leven. Het ontbreken van dat beleid veroordeelt de sociale wijk zo tot het afvoerputje van de stad. Maar over die kern van de zaak, over wat een sociaal woonbeleid kan betekenen voor een stad en haar inwoners? Nauwelijks een woord.
Toegegeven, hier en daar zal wel een stem weerklinken dat het niet klopt, dat het niet waar is, dat ze het in hun programma wél over meer hebben dan wat fietsen en een mooi aangelegd pleintje in het centrum: kijk maar, als je goed zoekt op het internet vind je een uitgebreider programma, en kijk hier, op bladzijde 37, net na het puntje over hondenpoep: we zijn tegen armoede. Zie je wel? Fair enough. En toegegeven, er zijn er die wel degelijk hun stinkende best doen om de discussie over meer te laten gaan dan de plaats van de bakfiets in de stad – helaas zonder al te veel succes. Het doet me denken aan een kennis van me: als politicus elke dag opnieuw zwoegen om sociaal beleid op de kaart te zetten en nergens gehoor krijgen, maar zodra ze (o godsgruwel!) een 'ludieke actie' opzet voor een parkje: bingo.
Misschien ligt het dus niet aan hen, dat gebrek aan ambitie, de totale afwezigheid van enige sociale visie. Misschien willen ze wel, maar hebben ze moeten vaststellen dat wij er niet in geïnteresseerd zijn. We willen een fietspad, de rest kan ons gestolen worden.
— Dit stuk verscheen op 10 oktober in De Morgen.