Het is gebeurd! De Europese Centrale Bank (ECB) heeft beslist om het zogenaamde QE-programma stop te zetten. Q-wat, zal u zich misschien afvragen? En u bent waarschijnlijk niet alleen. Monetair beleid is nu niet meteen een veelbesproken thema tijdens verwoede nachtelijke toogdiscussies in het plaatselijke stamcafé.
Dat is vooral ook door de manier waarop monetair beleid voorgesteld wordt: als technische materie, die aan experts moet worden overgelaten, en die vooral geen onderwerp mag zijn van politieke discussies. De ECB, die het monetair beleid voert, is “politiek onafhankelijk” en mag dus in principe niet beïnvloed worden door verkozen politici. Het debat over monetair beleid is dan ook “gedepolitiseerd”: monetaire beleidskeuzes worden voorgesteld als “neutraal” en “objectief”.
Monetair beleid is politiek!
In een studie voor Denktank Minerva zetten Hielke Van Doorslaer en Mattias Vermeiren (UGent) vraagtekens bij deze depolitisering. Monetair beleid heeft belangrijke implicaties en bepaalde beleidskeuzes leiden tot meer of minder inkomens- en vermogensongelijkheid. Welk monetair beleid je kiest is dus inherent een politiek vraagstuk, en daar zou veel meer maatschappelijk debat over moeten gevoerd worden.
Vóór de grote financiële crisis van 2008 was het monetair beleid in Europa voornamelijk gericht op inflatiebestrijding. De gedachte was dat lage inflatie de belangrijkste noodzakelijke voorwaarde is voor een dynamische economie en financiële stabiliteit. Maar lage inflatie is vooral voordelig voor de grote vermogens, zeker als die lage inflatie ten koste gaat van volledige tewerkstelling en loongroei voor werknemers. Bovendien kon het monetair beleid gericht op inflatiebestrijding de financiële crisis niet vermijden, en bleek de verwachte financiële stabiliteit dus een grote illusie.
Om de gevolgen van de crisis te bestrijden, hadden nationale overheden vanaf 2008 eigenlijk een expansief begrotingsbeleid moeten voeren: via publieke investeringen en fiscale stimuli de economie terug proberen aanzwengelen. Vanuit ideologische dogma’s gingen veel landen – na een korte periode van gematigd expansief begrotingsbeleid – echter volop besparen.
Het QE-programma ter vervanging van begrotingsbeleid
Daardoor werd de ECB de belangrijkste actor in de bestrijding van de crisis, des te meer omdat deflatie of prijsdaling dreigde, en dat gevaarlijk kan zijn voor de economie. Zo komen we bij het QE-programma. QE staat voor “quantitative easing” of “kwantitatieve verruiming”. Het betekent dat een centrale bank, in de eurozone de ECB, tijdelijk extra geld creëert om op de financiële markten obligaties van overheden en ondernemingen aan te kopen. Gehoopt wordt dat de investeerders die die obligaties aan de ECB verkopen het geld zullen gebruiken om nieuwe aankopen of beleggingen te doen, wat dan zou moeten leiden tot extra investeringen.
QE werd dus gebruikt ter “vervanging” van een expansief begrotingsbeleid om de economie te stimuleren. Eigenlijk werkten de nationale overheden en de ECB elkaar dus tegen, terwijl een gecoördineerd expansief budgettair en monetair beleid veel beter was geweest.
Dat blijkt ook uit een analyse van de effecten van QE. Terwijl QE bij gebrek aan expansief begrotingsbeleid waarschijnlijk noodzakelijk was, was het te weinig effectief. De economie werd er onvoldoende door aangezwengeld, en de inflatie bleef eigenlijk te laag voor een gezonde economische situatie. Bovendien had QE ook wel wat neveneffecten. Het leidt tot mogelijke nieuwe zeepbellen op de financiële markten en verhoogt dus de kans op financiële instabiliteit, en het vergroot de vermogensongelijkheid door de waarde van aandelen en obligaties – vooral in handen van de grote vermogens – de hoogte in te stuwen.
Nu zal de ECB het QE-programma dus beginnen af te bouwen. Dat betekent dat ze langzaam maar zeker de aangekochte obligaties terug zal verkopen of laat vervallen, en zo het gecreëerde extra geld terug aan de economie zal onttrekken.
QE for the people
Maar wat als er een nieuwe recessie aanbreekt? We moeten nadenken over alternatieven. Een gecoördineerd expansief begrotings- en monetair beleid is noodzakelijk. Een nieuw beleidsinstrument kan daarbij veel effectiever zijn dan QE, en minder negatieve effecten hebben: “QE for the people”.
QE for the people kent twee varianten. In een eerste variant creëert de centrale bank extra geld, en maakt dat over aan nationale overheid of een nationale investeringsbank. Zo kunnen nieuwe publieke investeringen gefinancierd worden, zonder dat daarbij extra schuld gecreëerd wordt waarop interest zou moeten betaald worden. Deze vorm van “monetaire financiering” zou dan ook gebruikt kunnen worden om een Groene New Deal te bewerkstelligen, waarbij overheden grootschalige investeringen doen om de klimaatopwarming tegen te gaan en tegelijkertijd een economische crisis te bestrijden.
Het probleem is echter dat het Verdrag van Maastricht deze monetaire financiering verbiedt, en er dus een verdragswijziging nodig zou zijn om dit toe te laten. Bovendien is er veel ideologische weerstand tegen deze variant, vooral vanuit Duitsland.
Helikoptergeld voor iedereen
Daarom is een tweede variant van QE for the people interessant. Hierbij creëert de centrale bank “helikoptergeld” dat ze uitdeelt aan alle Europese burgers. Ze zou bijvoorbeeld ook aan de laagste inkomens meer kunnen storten om de ongelijkheid terug te dringen. Om nog effectiever te zijn, kan zelfs gedacht worden aan vorm van maaltijd- of ecocheques met een houdbaarheidsdatum, zodat het nieuw gecreëerde geld zeker in de economie gepompt wordt en niet op een spaarboekje blijft staat. QE for the people is dus effectiever dan een gewoon QE-programma en vermijdt de negatieve neveneffecten ervan.
Zoals bij elk nieuw idee, zal het tegenstand oproepen. Maar wie hoopt dat de ECB met het einde van het QE-programma terug kan gaan naar het monetair beleid van vóór de financiële crisis, die dwaalt. Dat kader is ongeschikt en zal wellicht leiden tot nieuwe economische en financiële problemen, met alle sociale en politieke gevolgen van dien. Business-as-usual is geen optie, en QE for the people kan een beter macro-economisch beleid mogelijk maken. En zo zullen mensen in hun plaatselijk stamcafé misschien wel al eens over monetair beleid praten.
Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be. De studie van Hielke Van Doorslaer en Mattias Vermeiren waarop dit opiniestuk gebaseerd is vindt u hier.