Het heet ‘vermaatschappelijking van de zorg’, maar het is gezinnen aan hun lot overlaten. Het heet ‘regie in eigen handen geven’, maar het is gedwongen afhankelijkheid. De Vlaamse zorg voor personen met een beperking loopt goed fout, maar we kleven er dure woorden op om de schrijnende realiteit te verbloemen.
Vandaag (20 februari) komt minister Jo Vandeurzen (CD&V) in de commissie Welzijn van het Vlaams Parlement vertellen hoe vlot zijn hervorming van de sector loopt. De theorie: in plaats van voorzieningen te financieren om zorg en ondersteuning te bieden aan mensen met een beperking, geeft Vlaanderen die mensen zélf een budget zodat ze zelf hun zorg kunnen inkopen, hoe en waar ze maar willen. Zo krijgen zij zelf ‘de regie in eigen handen’, de vrijheid om zelf te beslissen welke zorg ze nodig hebben, en hoe ze dat organiseren.
Mooi, alleen botst die theorie op de vieze werkelijkheid dat Vlaanderen niet het budget wil voorzien om die vrijheid ook effectief te realiseren. Want zolang er ook maar iemand is – een ouder, een broer of een zus, een partner – van wie Vlaanderen oordeelt dat die de zorg voor iemand met een beperking kan opnemen, zolang krijgt die persoon niet de middelen om die zorg elders te zoeken. ‘Regie in eigen handen’, maar de enige keuze die men krijgt, is gedwongen afhankelijkheid; we kleden het in als ‘vermaatschappelijking van de zorg’, maar het is elke collectieve verantwoordelijkheid voor zorg ontlopen waar het ook maar enigszins mogelijk is.
Een man met het syndroom van Down woont nog thuis bij zijn intussen hoogbejaarde ouders, maar begint zelf te dementeren, terwijl ook de vader nu zorg nodig heeft. Zij vragen een budget aan waarmee hij in een voorziening terecht kan, maar krijgen dat niet. Want: er is nog een netwerk dat voor hem kan zorgen: die ouders van bijna negentig jaar die intussen zelf zorg nodig hebben. Kleef er de term ‘vermaatschappelijking van de zorg’ op, en niemand maalt erom dat het gezin die zorg helemaal niet meer aankan.
Een meisje met een ernstige fysieke beperking studeert aan de KU Leuven en woont er in een aangepaste studentenvoorziening waar ze de nodige ondersteuning krijgt om zelfstandig leven mogelijk te maken: een zorgpermanentie die ze kan delen met andere studenten. Net als zovele andere jongeren op haar leeftijd is ze blij eindelijk het ouderlijke nest te kunnen verlaten en vrije lucht op te snuiven. Alleen kunnen die andere jongeren na hun studententijd de wijde wereld opzoeken, terwijl zij geen zorgbudget krijgt waarmee ze na haar studies zelfstandig kan gaan wonen want, zo oordeelt Vlaanderen, zij kan terug naar haar ouders, en dus moet zij terug naar haar ouders. Zolang zij er zijn, heeft zij geen recht op een zelfstandig leven, en hebben ook haar ouders geen recht op ademruimte: zij moeten weer die permanente zorgondersteuning verzekeren. Noem het ‘regie in eigen handen geven’, en geen hond die erom geeft dat dit net het tegendeel is van een zelfstandig leven garanderen.
Vandeurzen benadrukt keer op keer dat we zijn vermaatschappelijking van de zorg niet als een besparingsoperatie mogen zien. Dat klopt. Er werd voordien niet genoeg geïnvesteerd om elke persoon met een beperking de nodige zorg en ondersteuning te bieden, en er wordt nog steeds niet genoeg geïnvesteerd om die zorg te garanderen. Op dat vlak is er helemaal niets veranderd. Het enige dat veranderde is het cadeaupapier waarin de tekorten verpakt worden.
— Dit stuk verscheen op 20 februari in De Morgen.