Over de hypocrisie over het gebrek aan middelen in de jeugdzorg

Een nieuwe week, een nieuw rapport dat brandhout maakt van het Vlaamse welzijnsbeleid. Nu was het de beurt aan het Rekenhof om de crisisjeugdhulp onder vuur te nemen. Daar komen kinderen terecht met een uiterst dringende en intensieve zorgnood die nergens anders de nodige hulp krijgen. Het is het vangnet voor wie door de mazen van alle andere vangnetten valt – maar het aantal jongeren dat nood heeft aan dit uiterste vangnet blijft jaar na jaar stijgen, en het aantal kinderen en jongeren dat zelfs hier niet opgevangen wordt, stijgt nog veel sterker. Er zit dus iets grondig fout in ons jeugdzorgbeleid, en de roep om meer middelen en meer capaciteit om die problemen recht te trekken is dan ook niet meer dan terecht.

Jarenlange wachttijden of aanmeldingsstops voor jongeren met autismespectrumstoornis of psychische problemen, geen gehoor voor kinderen met een beperking die nood hebben aan residentiële opvang of intensieve begeleiding aan huis, overnachtingen in een politiecel voor jongeren die niets misdaan hebben maar nergens anders een plek krijgen, een explosie aan crisisvragen waar de crisisnetwerken geen antwoord op hebben: de jeugdzorg moet te veel kinderen en jongeren in de steek laten.

Maar het is niet louter een kwestie van meer middelen en meer capaciteit. Sinds de eeuwwisseling is het aanbod in de jeugdzorg structureel gestegen – maar het aantal hulpvragen steeg nog veel sterker. Symptomatisch, maar bepaald niet uniek, is de explosie van het aantal jongeren dat het stempel krijgt op te groeien in een zogenaamde verontrustende opvoedingssituatie. 

De vraag is dan ook: wat zit er achter die steeds groter wordende zorgnood? Deels is het een kwestie van een betere herkenning van problemen, of nog: vroeger wisten we minder hoeveel kinderen een onbeantwoorde zorgnood hadden. Maar dat lijkt niet te volstaan als verklaring. Is ook de drempel om op een volwaardige manier te kunnen deelnemen aan de samenleving voor jongeren met een problematiek hoger geworden? Is er sprake van een grotere nadruk op risicobeheersing, waarbij bepaald gedrag of een bepaalde leefomgeving sneller als problematisch of ‘te behandelen’ wordt bestempeld? Komen kinderen sneller terecht in de jeugdzorg omdat het ondersteunende netwerk kleiner is geworden, of omdat er sneller naar hulp wordt gezocht?

Het ontbreken van een eensluidende verklaring maakt het moeilijk om greep te krijgen op het probleem zelf. Nu holt het beleid achter de feiten aan. Ja, er komen middelen, maar het is te weinig en te laat – en over de oorzaken tast men veelal in het duister.

Los daarvan is de hypocrisie van bepaalde parlementairen van de meerderheid die Vandeurzen aanvallen op het gebrek aan middelen in de jeugdzorg, nogal wraakroepend. Zij jubelen over het overschot op de begroting van de Vlaamse regering en vallen Vandeurzen aan omdat er niet genoeg geld gaat naar de jeugdzorg – en blijven moedwillig blind voor het verband tussen het eerste en het tweede. Nooit roepen zij hun eigen ministers op het matje over het gebrekkige budget dat de Vlaamse regering vrijmaakt voor de jeugdzorg. Nooit dreigen zij een begroting tegen te houden als die Vandeurzen de middelen niet geeft waarvan ze zelf zeggen dat ze zo dringend nodig zijn. Zonder enige aarzeling stemmen ze een budget dat ruim onvoldoende is, om vervolgens te fulmineren dat het budget ruim onvoldoende is. Makkelijk scoren met politiek opportunisme van de platste soort, praatjes voor de galerij, snoeverij van een praalhans voor wie een lekkere quote belangrijker is dan effectieve actie.

-- Dit stuk verscheen in De Morgen van 24 april.

Sociale klasse en politiek: de grote verdwijntruc

Half uur minder werken per dag voor hetzelfde geld? Tsjechische vakbonden strijden ervoor