Trump in het Witte Huis, Orban in Hongarije, Recht en Rechtvaardigheid in Polen, het AfD in Duitsland, Erdoğan in Turkije ... De lijst met uitdagingen voor de democratie neemt zorgwekkende proporties aan. We moeten iets doen, en snel! En waar we moeten handelen kan u verbazen: onze bedrijven.
Democratie is meer dan om de zoveel tijd een bolletje kleuren. Echte democratie leeft pas als mensen zich uitspreken, als ze opkomen voor waar ze in geloven, als ze de vrijheid hebben om hun mening te uiten en betrokken te zijn in de besluitvorming. Maar als burgers het gevoel verliezen dan hun stem iets uitmaakt, als ze niet meer geloven dat ook zij het verschil kunnen maken, dan wordt de democratie bedreigd in zijn kern.
Het is dan ook vreemd dat de plaatsen waar we het leeuwendeel van onze actieve dagen spenderen (de bedrijven) helemaal niet doordrongen zijn door dergelijke waarden. Opkomen voor je mening en je stem laten horen wordt vaak matig gesmaakt in een onderneming. Echte betrokkenheid bij de besluitvorming is er niet, en je moet al zeker niet denken dat je het management kan wegstemmen.
We moeten hier toch even bij stilstaan. Onze maatschappij verwacht dat we een 40-tal uur per week doorbrengen in niet-democratische bedrijven, doen wat er ons opgedragen wordt en onze commentaar voor onszelf houden. Maar dezelfde maatschappij verwacht dat we de rest van de tijd kritische, vocale en betrokken burgers zijn. Een mentale spreidstand van jewelste. Geen verrassing dus dat velen een dergelijke coginitieve dissonantie oplossen door minder te investeren in de politieke democratie. En dat is natuurlijk een groot probleem.
Het is niet de eerste keer dat onze samenlevingen geconfronteerd worden met deze spanning tussen democratie en de kapitalistische bedrijfsorganisatie. En bijna alle EU-landen hebben manieren gezocht (en gevonden) om de twee te combineren door werknemers een stem te geven in bedrijven. Werknemers kregen (nog) niet het recht om te stemmen over het management, maar wel om een vertegenwoordiger aan te duiden die in hun plaats met het management kan praten.
Vakbonden en ondernemingsraden nemen die rol op zich en brengen de democratie dichter bij de werkvloer. Ze zorgen ervoor dat werknemers hun mening kunnen delen, dat ze voorstellen kunnen doen voor verandering en voor hun belangen kunnen opkomen met een veel lager risico op persoonlijke repressailles.
En door indirect en collectief de stem van de werknemers te laten horen, zorgen ze er ook voor dat individuele werknemers gemakkelijker van zich laten horen. En deze praktische democratische ervaringen, op hun beurt, zorgen voor een betere democratische cultuur. Twee recente studies tonen deze dynamiek mooi aan: waar vakbonden aanwezig zijn, zijn werknemers vaker betrokken in de besluitvorming op het werk, en dergelijke werknemers tonen meer interesse in politiek, gaan meer stemmen, en zijn actievere burgers. En daar gaat het over in een democratie.
Het beeld is duidelijk: als we willen dat de politieke democratie slaagt, hebben we burgers nodig die praktische ervaringen opdoen met participatie en betrokkenheid. En waar kan je die beter organiseren dan in de bedrijven? Betrokken medewerkers zorgen voor geemanicipeerde burgers. Geen toeval dat het Europees Vakverbond werknemersbetrokkenheid terug bovenaan op de politieke agenda wil zetten.
Bij gebrek aan een echte stem op de werkplek, bij gebrek aan praktische ervaringen met (vaak moeilijke) democratische besluitvorming, wenden velen zich tot politici die beloven om ‘hun stem te zijn’. “I am your voice” declareerde Trump in 2016 en ook het AfD in Duitsland presenteert zichzelf als de stem van de ‘kleine man’.
Mooie beloftes, maar tegelijk nemen al deze populisten maatregelen om de stem van werknemers in bedrijven te smoren. Zo maakte Trump collectief onderhandelen en vakbondsorganisatie moeilijker en perkte Orban recent het stakingsrecht in.
De populisten beloven ons met andere woorden de vis (ze zullen onze stem zijn), maar willen ons niet zelf leren vissen. Ze willen onze stem gebruiken maar willen niet dat we zelf onze stem ontwikkelen.
En helaas beperken de problemen zich niet tot die landen met populistische leiders. In bijna alle ontwikkelde landen daalt de syndicalisatiegraad en daalt het aandeel werknemers die onder een collectieve arbeidsovereenkomst vallen. Momenteel werkt maar één op twee werknemers in Europe in een bedrijf waarin een vakbond of een ondernemingsraad actief is.
De helft van de Europesse werknemers krijgt dus niet de mogelijkheid om met democratie bezig te zijn op de werkvloer. Dat is een duidelijke bedreiging voor onze politieke democratie en dus een politieke prioriteit, nietwaar?
Niet echt. De democratisering van bedrijven staat helaas niet hoog op de agenda van onze (politieke) vertegenwoordigers. Een driejarige kan de recente politieke initiatieven tellen voor de versterking van de democatie op het werk.
En hopen op de goede wil van verlichte werkgevers en managers moeten we ook niet doen. Voor echte (politieke en economische) democratie hebben we afdwingbare rechten nodig om geïnformeerd, geraadpleegd en betrokken te worden in de besluitvorming. Voor echte politieke en economische democratie hebben we bescherming nodig voor mensen die opkomen voor hun belangen en inzichten. Wat voor de hand ligt voor de politiek, moet ook voor de hand liggen in bedrijven.
Maar natuurlijk betekent het bevorderen van democratie op het werk automatisch het inperken van de absolute heerschappij van het kapitaal in bedrijven. En dat lijkt een onoverkomelijke uitdaging voor onze democratisch verkozen regeringen. Laatste keer dat we echte vooruitgang boekten op dit gebied hadden we een Wereldoorlog nodig en waarde de geest van het communisme door Europa.
We kunnen alleen maar hopen dat onze democratieën deze keer pro-actiever zullen blijken te zijn. Of heb ik nu te weinig vertrouwen in onze politieke democratie?
-- Dit stuk verscheen op 9 mei op dewereldmorgen.be