Het kon niet gebeuren. Het gebeurde.

Op de avond van 3 september 1942 sluiten Duitse ordetroepen in Brussel de Marollen en enkele straten rond het Zuidstation af. Huizen waarvan ze weten of vermoeden dat er Joden wonen, worden uitgekamd. 597 mannen, vrouwen en kinderen worden die nacht weggevoerd naar de Dossinkazerne in Mechelen. Sommigen verblijven er vier dagen, anderen net iets langer dan een week. Allen worden ze gedeporteerd naar het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau.

Na een eerdere actie in Antwerpen op 22 augustus was het de eerste razzia in Brussel. Op de transportlijst naar het vernietigingskamp: mensen als Feiga Perkel-Eppel, 32 jaar, geboren in Keulen, ‘statenloos’. Haar zoontje, net geen vier maanden oud, Aron Nathan Perkel, geboren in Brussel, ook ‘statenloos’. Rosalie Frojerman-Ring, 26 jaar, geboren in Berlijn, ‘statenloos’. Elkuna Frojerman, 34 jaar, geboren in Lodz, ‘statenloos’. Adeline Razjner, vier jaar, geboren in Elsene, ‘statenloos’. Hun afkomst (Duitsland, Polen, voor de jongsten België) en hun statuut (‘statenloos’) een reflectie van het doelwit van de razzia: Joden die eerdere vervolgingsgolven ontvlucht hadden, en hun heil en hun onderkomen zochten in België.

De werkelijkheid achterhaalde hen. Mensen achterhaalden hen.

Van de 597 mannen, vrouwen en kinderen opgepakt in de nacht van 3 op 4 september 1942 in de Brusselse razzia en afgevoerd naar Auschwitz overleven er slechts vijftien de oorlog.

Precies een jaar later, in de nacht van 3 op 4 september 1943, volgt een nieuwe grootschalige actie in Brussel en Antwerpen. 593 Joden worden opgepakt. Deze keer zoeken de autoriteiten geen vluchtelingen uit Duitsland of Polen, officieel statenloos, maar Belgische Joden, zoals Charles Grabiner en Debora Brandstädter, die in Sint-Gillis wonen. Hun dochter, Renée Grabiner, net twee jaar oud, wordt verborgen op een schuiladres. Ze overleeft de oorlog. Haar ouders, op 20 september 1943 op het transport XXII-b gezet naar Auschwitz, worden beiden vermoord.

Op 3 september 1944 wordt Brussel bevrijd. Een maand eerder vertrok het laatste transport uit de Dossinkazerne naar Auschwitz. Onder de gedeporteerden de Duitse schilder Felix Nussbaum, die uit zijn vaderland verdreven toevlucht had gezocht in Brussel. Hij wordt vermoord op 9 augustus 1944: een van de 25.484 Joden en 352 Roma en Sinti die tussen de zomer van 1942 en de zomer van 1944 in de Dossinkazerne passeren op hun dodentocht naar Auschwitz.

Op 6 december 1938 schrijft de Duitse Jood Victor Klemperer in zijn dagboek: “Nu noteer ik alleen nog de steeds vaker gebruikte zinswending ‘Het komt met het gezonde rechtsgevoel van het volk overeen’, die altijd te vinden is als er met een nieuwe wreedheid wordt begonnen. Daarmee is het contemplatieve intermezzo ten einde.”

Vijf jaar eerder, bij de machtsovername door de nazi's, schreef hij: “Ik voel eigenlijk meer schaamte dan angst, schaamte om Duitsland. Ik heb me waarlijk altijd Duitser gevoeld. En ik heb altijd gedacht: de twintigste eeuw en Midden-Europa, dat is iets anders dan de veertiende eeuw en Roemenië. Fout.”

Het kon niet gebeuren. Het gebeurde.

— Dit stuk verscheen eerder in De Morgen.

Tussen kunst en seks.

Hoe stedelijk voedselbeleid ons landbouw- en voedselsysteem kan helpen omvormen