‘Een symbolisch akkoord voor symbolisch beleid’: zou dat geen titel zijn voor het regeerakkoord dat toekomstig minister-president Jan Jambon (N-VA) maandagmiddag voorstelde? Het is een samenraapsel van maatregelen waarvan het eigenaarschap zal worden opgeëist door die extreemrechtse partij die uiteindelijk toch aan de kant moest blijven staan en idee-fixes van Vlaams-nationalisten, maar Vlaanderen en de Vlamingen zal het allemaal weinig vooruit helpen.
Jambon hing een belangrijk luik van zijn voorstelling op aan ‘het ongenoegen’ van de Vlaming: dat ongenoegen zou immers gebleken zijn uit de verkiezingsuitslag, waarbij de drie rechtse partijen die in Vlaanderen de dienst uitmaken een pak slaag kregen. Betekent dat dus een herziening van hun rechtse beleid? Betekent dat bijvoorbeeld meer aandacht voor de strijd tegen armoede? Over armoede, een dagelijkse realiteit voor zowat driekwart miljoen Vlamingen, werd op de hele persvoorstelling letterlijk met geen woord gerept. Terwijl de vorige regering nog de ambitie had armoede met de helft te verminderen en helemaal niets bereikte, laat deze regering elke ambitie helemaal los. “Ongenoegen,” formuleerde Paul Soete (ex-Agoria) het op Twitter, “is het voorrecht van de rijken.”
Het kon nochtans. Want Jambon kondigde aan ambitieus te willen zijn, en “naar boven te kijken, naar Nederland en de Scandinavische landen” als goede voorbeelden voor Vlaanderen. En net die landen slagen erin een belangrijk verschil in levensstandaard te realiseren voor gezinnen met een lager inkomen door zwaar in te zetten op sociale huisvesting – en daarmee de belangrijkste druk op het gezinsbudget te verlichten. Leert de nieuwe Vlaamse regering van deze voorbeelden?
Het aandeel sociale woningen in Vlaanderen is, met nauwelijks meer dan 5 procent, slechts marginaal. Vermits 15 procent van de Vlamingen moet leven met een inkomen onder de armoedegrens, betekent het gebrekkige aanbod aan sociale woningen dat sowieso al twee op de drie Vlamingen in armoede niet sociaal zullen kunnen huren, terwijl net dát het verschil maakt tussen overleven of kopje-onder gaan. En dus ontaardt de strijd om een sociale woning in Vlaanderen in een gevecht in regel, waarbij de ene uitgespeeld wordt tegen de andere: waarom zij wel, en wij niet?
In landen als Nederland, Zweden of Denemarken daarentegen kan één op de vijf tot zelfs bijna één op de drie gezinnen sociaal huren. Niet dus, zoals bij ons, de beperking van het recht op een sociale woning tot slechts een minderheid van hen die in armoede leven. Integendeel: sociaal huren is er ook voor brede lagen van de middenklasse een realiteit, een substantiële verhoging van hun levensstandaard. Bovendien verlicht het ruime aanbod aan sociale huur minstens ten dele ook de druk op de rest van de woningmarkt. Meerdere keren winst, dus.
Vlaanderen zou dit voorbeeld kunnen volgen. Vlaanderen zou kunnen investeren in fors meer sociale woningen: goed voor de economie en de werkgelegenheid, mits juist aangepakt ook goed in de strijd tegen klimaatverandering en voor een betere ruimtelijke ordening, en bovenal dus goed voor de portefeuille van grote groepen Vlamingen. Hierover bleef Jambon stil. Wel trok hij op zijn persvoorstelling voluit de kaart van het verder tegen elkaar uitspelen van de Vlamingen: niet het tekort aan sociale woningen is het fundamentele probleem, het probleem is de ander, die uw sociale woning afpakt. Vlaanderen zal dus niet kiezen voor een fors investeringsbeleid, dat de Vlaming werkelijk vooruit helpt, maar wel voor symboolbeleid: de toegang tot sociale huisvesting nog sterker voorwaardelijk maken, onze sociale rechten nog verder inperken. Het helpt geen gezin méér aan een woning, maar dat is van geen tel. Het enige wat telt, is dat wie niet ‘van hier’ is, hier ook geen thuis zal vinden.
Het is een schoolvoorbeeld van beleid verpakt in het discours van een zero sum game: onze bereidheid u te ondersteunen, tonen we door de ander zijn kansen op een beter leven te beperken. Alsof ik méér sociale rechten krijg doordat een ander zijn rechten verliest. Alsof mijn leven beter wordt door een ander te koeioneren.
Een variant van hetzelfde mechanisme: het zombie-idee van de verplichte gemeenschapsdienst. Het werkt niet om mensen aan het werk te krijgen, voor welk probleem het dan wél de beste oplossing zou zijn kan niemand vertellen, en toch wordt het keer op keer opnieuw uit het graf waarin het thuishoort opgedolven en opgevoerd als dé maatregel om – zoals Jambon het formuleerde – “iedereen aan de slag” te krijgen. Dat ons in deze context een zoveelste herhaling van het nonsensikale riedeltje van de vorige regering dat “werk de snelste weg uit armoede is” bespaard bleef, een riedeltje dat nergens toe diende behalve het gebrek aan armoedebeleid verhelen, hadden we enkel te danken aan het feit dat voor Jambon armoede in Vlaanderen schijnbaar niet eens bestaat, en er dus ook niet over gesproken moet worden.
Wat rest is niets dan symbolisch beleid, dat sommigen hard treft en Vlaanderen en de Vlamingen geen meter vooruit helpt – maar bij gebrek aan ambitie en visie is zulk symboolbeleid blijkbaar het enige waarvan de Vlaamse regeringspartijen nog geloven dat het Vlaamse harten doet bonzen van opwinding.
— Deze bijdrage verscheen eerder in De Morgen.