Waarheen met de sociaaldemocratie in Vlaanderen? Een journalist van deze krant ziet de SP.A worstelen met de vraag (DS 15 juni). Moet de partij leren uit het Deense voorbeeld? Moet ze een hard antivreemdelingendiscours voeren om de ‘traditionele’ kiezer die de partij de rug toekeerde terug te winnen?
In een Vlaanderen waar meer dan vier op de tien kiezers hun stem gaven aan nationalistisch- en extreemrechts, ondanks – of net dankzij – een campagne waarin het rechtse kamp de xenofobe boodschap niet schuwde, ligt het advies om dat discours over te nemen voor de hand. Want wie vertegenwoordigt een socialistische partij nog, als zij niet toont ‘de angsten en bezorgdheden’ van ‘de mensen’ ernstig te nemen? Je moet de kiezer zoeken waar hij is, niet waar je zou willen dat hij is. Bovendien zou precies door het antivreemdelingendiscours van rechts over te nemen en zo als verschilpunt uit te vlakken, pas de ruimte ontstaan voor de ‘eigen’, ‘linkse’ thema’s. Wil de sociaaldemocratie in Vlaanderen nog een toekomst hebben, moet zij dus resoluut de ruk naar rechts maken.
Het zou een grove vergissing zijn. De vraag hoe we de grenzen van de gemeenschap trekken, is geen bijkomstigheid die we aan rechts kunnen overlaten, opdat wij ons zouden kunnen richten op de ‘eigen’ thema’s. De vraag wie erbij hoort en wie niet, wie deel uitmaakt van onze gemeenschap en wie niet, gaat naar de kern van het socialisme.
Het socialisme streeft naar een samenleving van gelijken, een gemeenschap waarin de ene niet de meerdere of de mindere is van de andere, maar iedereen op gelijke voet staat en gelijk kan participeren aan de samenleving. Het socialisme streeft naar een samenleving waarin we onze lotsverbondenheid erkennen en de ander niet verschijnt als obstakel, als beperking van je vrijheid, maar steeds ook doel van je handelen is. Het socialisme streeft naar een samenleving waarin de vrije ontplooiing van iedereen de voorwaarde is voor de vrije ontplooiing van allen. Dat zeg ik niet, dat zegt Marx, in zijn omschrijving van de klasseloze maatschappij. Socialisme sloopt de muren die mens van mens afzonderen. Socialisme is gemeenschapsvormend. Want alleen bevrijd van elke onderwerping kunnen mensen samen vorm geven aan de samenleving, met elkaar, voor elkaar.
Dat samenlevingsideaal is in elk opzicht onverenigbaar met het antivreemdelingendiscours dat de sociaaldemocraten wordt aangemaand te papegaaien. Dat discours splijt gemeenschappen, creëert een klassenmaatschappij, vervreemdt mensen van elkaar — precies het tegendeel van de samenleving waar socialisten naar streven.
Sommigen beweren: een solidaire gemeenschap vereist duidelijke grenzen, we moeten durven te zeggen: ‘Genoeg is genoeg, de grenzen gaan toe.’ We moeten, luidt het advies, dus niet alleen de ‘open grenzen’-fictie bevestigen, we moeten meegaan in het verhaal dat de aanwezigheid van migranten in de samenleving ‘een probleem’ zou zijn. Die taal doet de ander verschijnen als bedreiging en trekt muren op tussen mensen. Dat discours creëert een klassenmaatschappij en staat een samenleving van gelijken in de weg.
Sommigen zeggen: we moeten de angsten en bezorgdheden van ‘de mensen’ ernstig nemen, ze herkennen ‘hun eigen wijk’ niet meer. Maar ‘de mensen’, dat zijn nooit de mensen die in het antivreemdelingendiscours geviseerd worden. Hun angsten en bezorgdheden zijn niet van tel, de wijk is niet net zo goed ook hun thuis. Die taal doet de ene verschijnen als de mindere van de andere. Dat discours bevestigt dat de geviseerde groepen hier niet echt thuis horen, niet op gelijke voet mogen participeren aan ‘onze’ samenleving.
Of die zogenaamde ‘vreemden’ hier nu twee weken, twee jaar, of al twee generaties wonen: hun aanwezigheid blijft in dat discours even problematisch. Zij blijven steeds ‘vreemden’, ‘indringers’ in ‘onze’ gemeenschap. Maar hoe kan iemand zich thuis voelen in een gemeenschap die zijn aanwezigheid steeds in vraag stelt, hem degradeert tot tweederangsburger, tot ‘een probleem’, tot bron van angsten en bezorgdheden? Hoe kan op zo’n discours een solidaire samenleving gebouwd worden?
Geen enkel discours is neutraal. In woord en in daad geven we telkens opnieuw vorm aan de gemeenschap. Het publieke debat is niet louter een passieve afspiegeling van wat leeft bij ‘de mensen’, maar een actieve creatie: in het publieke debat scheppen we een beeld van de gemeenschap, van wie wij als gemeenschap zijn, wat voor ons als gemeenschap van belang is – wie erbij hoort en wie niet. Een discours dat de aanwezigheid van de ander tot probleem maakt, voedt de argwaan en het wantrouwen, en ondermijnt elke mogelijkheid tot gemeenschapsvorming. Het staat haaks op het socialistische ideaal van de goede samenleving, een samenleving van gelijken.
Kan de SP.A iets leren uit het Deense voorbeeld? Het stelt op z’n minst de inzet van het debat op scherp: gelooft de partij nog in het ideaal van een samenleving van gelijken, of verkiest ze de klassenmaatschappij?
— Deze bijdrage verscheen op 22 juni 2019 in De Standaard.