Na een studie van een aantal KUL-onderzoekers (DS 13/01) ontspon zich een uitgebreide discussie over de beste manier om de klimaatontwrichting tegen te gaan. De focus lag vooral op het complexe Europese emissiehandelssysteem (ETS). Terwijl Anneleen Kenis het marktdenken achter dat systeem laakte, werd het verdedigd door Jos Delbeke, voormalig Directeur-Generaal Klimaat bij de Europese Commissie. Volgens econoom Gert Peersman zou een CO2-taks dan weer een betere, marktconforme oplossing zijn.
Er zijn echter fundamentele problemen met de voorstanders van het marktdenken, zowel de KUL-onderzoekers als Jos Delbeke en Gert Peersman.
Van ETS naar disruptie
Een eerste vaststelling is dat de systemen die ze verdedigen grondig onvoldoende zijn. Binnen het ETS-systeem zal het uitstootplafond in 2020-2030 elk jaar 2,2% dalen. Een recente analyse van het Duitse Milieuagentschap geeft aan dat dat ontoereikend is. Volgens hen moet de CO2-uitstoot van de ETS-sectoren in 2030 61% lager liggen dan in 2005 om de (te lage) doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs te halen, en moet de jaarlijkse reductie dus verdubbelen.
Zelfs daarvan kunnen we ons afvragen of dat wel genoeg is. Het Emissions Gap Rapport van UNEP stelde in november 2019 dat de wereldwijde uitstoot elk jaar met 7,6% moet verminderen. Volgens een analyse van Carbon Brief moet de uitstoot zelfs jaarlijks met 15% dalen. Als rijke regio met een grote historische verantwoordelijkheid, moet Europa bovendien meer en snellere inspanningen doen.
Dat betekent dat de ETS-prijs, die nu rond de 25 euro per ton CO2 ligt, sterk zou moeten verhogen. Het onderzoek waar Gert Peersman naar verwijst om een CO2-taks te verdedigen, lijkt dan op het eerste gezicht beter, met een wereldwijde CO2-taks van 110 euro per ton CO2. Maar ook hier is scepsis op zijn plaats.
Ten eerste lijken de onderzoekers uit te gaan van een opwarming van 2°C tegen 2100 en 3°C tegen 2200, wat we volgens klimaatwetenschappers absoluut moeten vermijden. Er zijn dan ook wel degelijk studies die stellen dat multinationals een belangrijk deel van hun olie- en gasvoorraden niet mogen gebruiken, in tegenstelling tot wat Peersman beweert. Ten tweede gebruiken ze modellen die veel onzekerheid inhouden. Volgens sommige economen zou de prijs in 2020 dan ook al meer dan 200 euro per ton CO2 moeten bedragen om de opwarming onder de 2,5°C (!) te houden. Daarbij stelt zich de vraag of je bijvoorbeeld de mensenlevens die de klimaatontwrichting nu al eist van Australië tot Zimbabwe wel kan omzetten in zo’n model.
Een veel hogere CO2-prijs is dus noodzakelijk binnen een marktconform systeem. Dat zou echter een grote “disruptie” veroorzaken. De vraag is wie daar de gevolgen van zal dragen.
Een bus is geen vliegtuig
Ofwel worden er snel andere productieprocessen ingevoerd (bijvoorbeeld in de industrie) die enkel bij een hoge CO2-prijs voldoende winstgevend zijn voor de industriële multinationals. Als die processen al bestaan, is de vraag of we ze niet nu al moeten verplichten in plaats van die bedrijven broeikasgassen te laten uitstoten.
Waar die productieprocessen nog niet bestaan, betekent dat dat er een afbouw moet plaatsvinden van activiteiten die broeikasgassen veroorzaken. Daarbij stelt zich een driedubbele vraag.
Ten eerste: waar moet die afbouw plaatsvinden? Moet één ton CO2 voor een elektrische bus van De Lijn even zwaar doorwegen als één ton CO2 voor een zoveelste plezierreisje met het vliegtuig van vermogende Belgen? Het is aannemelijk dat een duurdere vlucht nog steeds rendabel kan zijn, terwijl dat bij openbaar vervoer vaak niet het geval is. Is dat de maatschappij die we willen?
Ten tweede: hoe kunnen we snel alternatieven uitbouwen? Hoe meer we over alternatieven beschikken, hoe beter voor onze levenskwaliteit. Maar zelfs een hoge CO2-prijs betekent niet per se dat alternatieven rendabel zijn, en bovendien vergt de uitbouw ervan vaak tijd. Denk aan energiezuinige sociale woningen, elektrisch openbaar vervoer, een beter Europees treinnetwerk, of de massale ontplooiing van hernieuwbare energie. Daarom is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid, voor publieke investeringen, en voor planning.
Ten derde: hoe vermijden we de asociale effecten van een hoge CO2-prijs? Zelfs het terugsluizen van de inkomsten uit een CO2-taks kan niet verhinderen dat lage inkomens in een slecht geïsoleerde woning harder geraakt zullen worden dan villabewoners met een verwarmd privézwembad. Bij gebrek aan geld om te isoleren en renoveren is voor die lage inkomens minder verwarmen de enige optie. Vinden we dat maatschappelijk aanvaardbaar?
Ideologie en pessimisme
Zowel de onderzoekers van de KUL als Gert Peersman vegen die vragen onder de mat vanuit een ideologische fixatie op kosteneffectiviteit en prijsprikkels. Jos Delbeke heeft het wel over alternatieven, maar verdedigt het ontoereikende ETS-systeem vanuit een pessimistische visie op de nationale politiek (en een ietwat naïef geloof in de Europese politiek).
Deze ideologische keuzes en het gebrek aan verbeelding zijn nefast voor het klimaat en de samenleving. Het is zeer onwaarschijnlijk dat marktsystemen zullen volstaan om ambitieuze klimaatdoelstellingen te halen. Een complex ETS-systeem of een hoge CO2-prijs brengen bovendien weinig mensen in vervoering, terwijl we wel een massabeweging nodig hebben om snellere klimaatactie te eisen en de gevestigde belangen te ondermijnen.
Tot slot gaat het om fundamentele politieke keuzes, waarbij er winnaars en verliezers zijn, en waarbij de antwoorden afhankelijk zijn van welke maatschappij we willen. Enkel democratisch debat is gerechtvaardigd om die keuzes te bepalen.
Dit opiniestuk verscheen eerder in De Standaard.