De lijst van historische rampen waarmee COVID-19 vergeleken wordt, stijgt met eenzelfde exponentiële snelheid als het aantal zieken: de Zwarte Dood, Spaanse Griep, cholera, tyfus, pokken, varkensgriep, …). Jammer genoeg is het onmogelijk om deze historische rampen te gebruiken om de exacte economische uitkomst of demografische impact van het coronavirus te voorspellen. Elke crisis is uniek en de precieze gevolgen zijn afhankelijk van de specifieke omstandigheden en politieke keuzes. De geschiedenis wordt pas interessant als we een stap terugzetten en een groter niveau aan abstractie aan de dag leggen. Rampen zoals deze pandemie hebben namelijk wel degelijk vele gemeenschappelijke elementen en in de realiteit is er geen oneindig arsenaal aan maatregelen of keuzes die men kan maken om met deze schokken om te gaan.
Er bestaan grotendeels twee soorten maatregelen. Enerzijds zijn er de directe, crisis-gerelateerde, korte-termijn oplossingen, zoals quarantainemaatregelen, “social distancing” en online onderwijs. Anderzijds zijn er de institutionele structuren die al langer bestaan, en niet alleen in crisissituaties van belang zijn. Goed uitgeruste ziekenhuizen en een sterke sociale zekerheid zijn voorbeelden van de tweede categorie. Als de geschiedenis één ding kan aantonen, is het wel het essentiële belang van deze tweede categorie.
Uiteraard zijn deze eerste maatregelen van essentieel belang om op korte termijn de crisis in te dijken. Maar hoe efficiënt crisismaatregelen ook zijn, ze lopen steeds achter de feiten aan en de implementatie loopt soms mank door de vele beginnersfouten. De quarantainemaatregelen zijn hier een goed voorbeeld van. Door het ontbreken van pandemieën in onze recente geschiedenis zijn quarantainemaatregelen uit ons collectief geheugen verdwenen en vraagt het een serieuze inspanning om de bevolking het nut ervan te doen inzien. Coronafeestjes en een exodus richting onze noorderburen tijdens het eerste lockdown weekend zijn hier tekenen aan de wand.
Institutionele structuren die ongeacht de omstandigheden werken, hebben in het verleden meer bijgedragen tot veerkrachtige samenlevingen. Vroegmoderne overstromingen zijn hiervoor illustratief. De kwetsbaarheid van poldergemeenschappen tegenover winterstormen werd enkel tot een minimum gereduceerd wanneer het polderbestuur - ook wel waterschappen genoemd - de dijken permanent onderhielden en huizen niet op lager gelegen gronden gebouwd werden. Het waren namelijk niet de maatschappijen die het snelste zandzakjes konden aanbrengen, maar de regio’s die een robuust en goed onderhouden dijkensysteem en crisismanagement hadden die mortaliteitspieken en grote infrastructurele schade konden vermijden.
Tijdens de aardappelcrisis van 1845 haalden overheidsmaatregelen om voedsel te stockeren weinig uit. Zoals tijdens de meeste misoogsten mocht graan niet langer geëxporteerd worden, maar dit leidde in grote delen van Vlaanderen nog steeds tot een verhoogde mortaliteit tot 40%. Enkel die gebieden waar boeren voldoende land bezaten en konden rekenen op een eeuwenoude en goed functionerende armenzorg, bleven van de ergste crisis bespaard.
Eenzelfde evolutie zie je ook vandaag. Wat veel efficiënter in werking treedt, is ons sociaal vangnet. Net zoals de Belgische bevolking in internationaal perspectief op korte termijn met verbazingwekkend weinig kleerscheuren door de economische crisis van 2008 kwam, blijft de economische schok voor onze gezinnen beperkt als we dit vergelijken met andere landen. In de Verenigde Staten vroegen vorige week alleen al 3,3 miljoen mensen een werkloosheidsuitkering aan. Bovendien verliezen vele van deze werklozen meteen hun ziekteverzekering, die gekoppeld is aan hun werkgever. Dankzij onze sociale zekerheid blijven onze werknemers dit lot grotendeels bespaard. Het systeem van tijdelijke werkloosheid is goed ingebed en kon meteen geïmplementeerd worden.
Hetzelfde plaatje zien we in onze gezondheidzorg. Landen met een sterke en robuuste gezondheidszorg hebben voldoende opgeleid personeel, medisch materiaal en een grotere buffercapaciteit om de plotse toestroom aan patiënten op te vangen. Hoewel de druk van deze pandemie ons systeem in zijn voegen doet kraken, houdt het voorlopig goed stand. Dit staat alweer in groot contrast met landen waar een goede gezondheidszorg ontbreekt of voorbehouden is voor de elite. In de Verenigde Staten zijn het 17-jarige slachtoffer van corona dat door een private kliniek werd weggestuurd bij gebrek aan verzekering, en een vrouw die een rekening van bijna 35.000 dollar kreeg voor het testen op en behandelen van corona, daar enkel maar twee van de meer spectaculaire uitwassen van. Jammer genoeg bewijst de meest gecommercialiseerde tak van onze ouderenzorg, de woonzorgcentra, dat we een smet op ons institutioneel blazoen hebben. Jarenlange besparingen en onvoldoende coördinatie leggen op dodelijke wijze de fouten in het systeem bloot.
Investeren in een robuuste maatschappij die te allen tijde schokken kan opvangen zonder volkomen afhankelijk te zijn van crisismaatregelen is dus van essentieel belang. De meest robuuste en veerkrachtige maatschappijen zijn die maatschappijen die per definitie crisisbestendig zijn dankzij hun structurele instellingen, zoals een sterk sociaal vangnet en universele gezondheidszorg. John Oliver omschreef deze pandemie op een treffende wijze. In zijn show Last Week Tonight stelde hij dat “een crisis van deze grootteorde veel onthult over wat voor maatschappij we zijn”. België kan vandaag met enige trots zichzelf een solidaire en veerkrachtige maatschappij noemen die een vangnet kan aanbieden voor een groot deel van de bevolking. Laten we hier vooral aan terugdenken, wanneer na deze crisis opnieuw stemmen zullen klinken om veel van deze bejubelde instellingen met besparingen uit te hollen.
Dit opiniestuk verscheen eerder bij dewereldmorgen.be.