Net zoals op de andere domeinen van ons leven, heeft het coronavirus verstrekkende gevolgen op de manier waarop we werken. De arbeidsmarkt werd immers hard geraakt. Vooreerst verloor meer dan een op de drie werknemers - al dan niet tijdelijk - zijn/haar baan. Maar ook de arbeidsrelaties op zich kwamen onder druk te staan. Sectoren werden geconfronteerd met een opschorting van hun activiteiten, ondernemingen zagen hun orderboekjes leeglopen en werknemers stelden vast dat hun individuele arbeidsovereenkomst plotsklaps onuitvoerbaar werd.
In principe moeten werknemers immers hun arbeidsprestaties leveren op de tijd, plaats en wijze zoals overeengekomen in hun arbeidsovereenkomst. Werkgevers daarentegen, moeten het overeengekomen werk verschaffen en het overeengekomen loon betalen aan hun werknemers. Maar wat als dit door het uitbreken van een pandemie plots niet meer lukt? Dan dient binnen het sociaal overlegmodel, of de sociale dialoog, naar oplossingen te worden gezocht.
Typerend aan het Belgische model van sociaal overleg is dat het is opgebouwd uit verschillende trappen of niveaus. Zo onderscheiden we het intersectorale, het sectorale en het ondernemingsoverleg. Een tweede kenmerk dat belangrijk is om te begrijpen hoe arbeidsrelaties op schokken reageren, is dat het collectieve overleg hierover vaak 'tripartiet' wordt opgevat. Naast werkgevers en werknemers, speelt ook de overheid veelal een rol.
Vraag is nu hoe de betrokken partijen omgegaan zijn met het bestaande model bij het uitbreken van de crisis, en wat dit ons kan leren over het functioneren en de toekomst van het sociaal overleg.
Op intersectoraal niveau was de invloed van de sociale partners op het beleid niet te onderschatten. Zo speelden vakbonden en werkgeversorganisaties een actieve rol in onder meer: de tijdelijke werkloosheid en de uitbreiding ervan naar nieuwe doelgroepen; de bevriezing van uitkeringen voor werklozen; de terbeschikkingstelling van werknemers aan essentiële sectoren; de introductie van tijdelijke vormen van thematisch verlof, waaronder het corona-ouderschapsverlof; enzovoort.
Gelijktijdig gingen de sociale partners ook autonoom aan de slag. Zo kwam onder meer de 'Generieke gids om de verspreiding van COVID-19 op het werk tegen te gaan' tot stand, die een plan van aanpak voor de heropstart van bedrijven naar voren schuift. Ook stelden de sociale partners hun expertise inzake welzijn op het werk ter beschikking van de GEES (Groep van Experts belast met de Exit-Strategie).
In de diverse sectoren, vervolgens, was het beeld van het sociaal overleg erg verschillend, wat ook goed is. Waar in tal van sectoren zowat alle activiteit wegviel, gingen andere - tijdelijk - in overdrive. De variatie in aanpak binnen de sectoren was dan ook groot, gaande van maatregelen ten behoeve van het overleven en heropstarten van activiteiten, tot maatregelen noodzakelijk voor het versterken van de veerkracht van het personeel in onder meer de zwaar getroffen zorgsectoren.
Op het niveau van de ondernemingen, tot slot, was vooreerst het uitstel van de sociale verkiezingen een opvallend feit. Hoewel dit een intersectoraal genomen beslissing betreft, had ze verregaande gevolgen op het sociaal overleg binnen de ondernemingen. De 'oude' gesprekspartners bleven immers nog enige tijd aan zet. We merkten dat de sociale dialoog aanvankelijk haperde. Nogal wat bijeenkomsten van ondernemingsraden (OR) en comités voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) werden opgeschort. Maar naarmate de tijd vorderde, toonden deze overlegorganen heel wat veerkracht. Zo werden samenkomsten na enkele weken veelal in aangepaste werkvormen of digitaal georganiseerd.
En ook de output van deze overlegorganen was van niet te onderschatten belang. Deels komt dit omdat de naleving van algemene maatregelen niet praktisch afdwingbaar is door de overheden die ze uitvaardigen (de inspectiediensten konden de situatie simpelweg niet de baas). Maar de implementatie van algemene maatregelen vraagt ook maatwerk en kennis van het terrein, en dat is nu net waar lokale sociale partners goed in zijn, zoals Maarten Hermans en Stan De Spiegelaere hebben aangetoond.
Een bijzonder mooi resultaat van sociaal overleg is het akkoord dat begin deze zomer voor de federale zorgsectoren gesloten werd. Met een online actiedag op 18 juni brachten de vakbonden hun eisen onder de aandacht. Na onderhandelingen legde de federale regering een recurrent budget op tafel van maar liefst 1 miljard euro. Een recordbedrag, dat door de sociale partners zal worden aangewend om, onder meer, extra banen te creëren, de arbeidsomstandigheden in de zorg te verbeteren en een fikse loonsverhoging te voorzien. Belangrijk hierbij is dat deze structurele maatregelen het resultaat zijn van een dialoog en tripartiete onderhandelingen. Eerdere pogingen van partijen en overheden om dergelijke stappen eenzijdig te zetten, brachten immers weinig zoden aan de dijk.
Een tweede dossier dat door het coronavirus in een stroomversnelling kwam, is dat van het telewerk. De crisis legde het potentieel van deze vorm van arbeidsorganisatie bloot. Voor de uitbraak gaf al 22,6% van de Belgen aan 'meerdere keren per week' van thuis uit te werken. En op de vraag 'Ben je vanuit huis gaan werken als gevolg van de situatie?', antwoordt maar liefst 53,4 % van de Belgen positief. Maar hoewel telewerk mogelijkheden biedt, stelt het ons ook voor uitdagingen. Meer autonomie betekent in de praktijk ook digitale supervisie en vaak ook meer overwerk. Telewerk kan leiden tot slaapstoornissen en ergonomische problemen, zo blijkt uit onderzoek. En meer dan ooit stelt langdurig thuis werken het spanningsveld werk-privé en de daarmee samengaande nood aan deconnectie op scherp.
De sociale partners gaan dan ook aan de slag om van telewerk een succes te maken. Dat vereist het stellen van de juiste vragen en het zoeken naar antwoorden. Welke functies of activiteiten zijn geschikt voor telewerk? Voorziet de werkgever de nodige uitrusting en technische middelen? Welke ondersteuning hebben werknemers nodig om de communicatie- en informaticatools in de vingers te krijgen? Komt de werkgever tussen in de bijkomende kosten? Wordt de werktijd geregistreerd? De sociale partners vertalen deze vragen en antwoorden zowel in de ondernemingen als op sectorniveau in collectieve arbeidsovereenkomsten.
Het coronavirus had dus niet allen een diepgaande impact op de manier waarop mensen leven en werken, het gooit ook de organisatie en de inhoud van het sociaal overleg mee in de war. Op korte termijn kwamen de sociale partners daarbij tot ondersteunende initiatieven, om massaal banenverlies in te dijken en klappen voor individuele werknemers en de economie op te vangen. Werknemers en bedrijven proberen zo een nieuw normaal af te bakenen. Sinds enkele maanden starten ondernemingen en sectoren opnieuw op of vinden sectoren waarin de werklast drastisch steeg opnieuw hun draai.
Het is nog vroeg om de langetermijngevolgen van de pandemie voor werknemers, hun gezinnen en werkgevers in te schatten. Maar duidelijk is alvast dat het coördineren van arbeidsrelaties in tijden van crisis bijzondere capaciteiten vraagt. Hoe zal worden omgegaan met de nog te verwachten ontslagrondes en herstructureringen? Wat als de mobiliteit en de organisatie van ons werk niet tijdelijk maar wel langdurig wijzigt, ten gevolge van een voortdurende golf? En welk effect zal de crisis hebben op de kiescampagne sociale verkiezingen?
De grote uitdaging bij het beantwoorden van deze vragen is alvast duidelijk: hoe houden we iedereen aan boord? Het coronavirus benadrukt de zwakke positie van platformwerkers, freelancers en werknemers met een atypisch contract. Tijdelijke werknemers dreigen het in reorganisaties af te leggen tegen collega's met een vast contract. Wie in crisistijd zijn werk verliest of het eigen inkomen drastisch ziet dalen, heeft het vaak moeilijk om weer bij te benen. Jongeren en studenten vallen momenteel als eersten uit de boot. Hoe zullen de sociale partners deze groepen in hun overleg betrekken en beschermen? Hoe zal de uitsluiting van deze groepen worden tegengegaan?
Het is absoluut noodzakelijk dat het sociaal overleg deze kwetsbare groepen betrekt en beschermt, en dat de sociale partners de oorzaken van deze kwetsbaarheid aanpakken en wegwerken. Alleen zo zal de arbeidsmarkt sterk genoeg staan om met nieuwe schokken om te gaan.
— Deze bijdrage verscheen eerder op Knack.be.