In 2021 moeten we de klimaatnoodtoestand serieus nemen

We zouden het al eens vergeten, maar we gingen feitelijk het nieuwe jaar in met een klimaatnoodtoestand. “2020 was recordrampjaar voor het klimaat”, titelde De Standaard (DS 29/12).

Veel overheden erkennen die noodtoestand ook. Bij de VN klinkt het: “De klimaatverandering is een wereldwijde noodsituatie die de nationale grenzen overschrijdt.” Het Europees Parlement riep in november 2019 een klimaatnoodtoestand af. In de VS verklaarden in 2019 68 lokale besturen, waaronder New York, Miami en Austin, dat we in een noodtoestand leven.

Een belangrijke eis van de klimaatbeweging, #FaceTheClimateEmergency, is dus in theorie algemeen aanvaard. Maar tegelijkertijd gaat veel “klimaatbeleid” nog altijd over de lange termijn. Zo is er het bekende doel om klimaatneutraal te zijn tegen 2050, of om tegen 2030 de uitstoot te verminderen met 40 à 60%.

Langetermijnplannen zijn natuurlijk belangrijk, maar onvoldoende. In een recente video slaat Greta Thunberg de nagel op de kop: “Verre hypothetische doelstellingen worden vooropgezet en grote speeches gegeven. Maar als het over de onmiddellijke actie gaat die we nodig hebben, zitten we nog steeds in een toestand van volledige ontkenning.” Overheden die de klimaatnoodtoestand wél serieus zouden nemen, kunnen veel meer doen dat wat ze tot nu toe doen of overwegen. Enkele voorbeelden op twee domeinen, automobiliteit en energieverbruik van de huishoudens, maken dat duidelijk.

Minder automobiliteit, meer levenskwaliteit

Autoverkeer is verantwoordelijk voor zo’n 12 à 15% van de Belgische uitstoot. Zelfs als we erop rekenen dat iedereen elektrisch gaat rijden, zal die transitie nog meer dan een decennium duren. Wie de klimaatcrisis serieus neemt, moet dus sterk inzetten op een onmiddellijke daling van (de uitstoot van) het autoverkeer.

De reacties op het voorstel voor de Brusselse kilometerheffing tonen dat dat bij de politieke partijen nog altijd niet doordringt. Nochtans is het hoogstwaarschijnlijk een vrij progressieve belasting. Hoe rijker, hoe meer autobezit en hoe meer verplaatsingen met de auto. Terwijl goedverdienende pendelaars de autowegen overladen, zijn het de luchtwegen van de armsten die de gevolgen dragen van de erbarmelijke luchtkwaliteit.

Maar er zijn ook ingrepen mogelijk die de burger niks kosten. De Vlaamse regering kan een moratorium uitvaardigen op nieuwe auto-infrastructuur. Er is immers de “fundamentele-filewet”: meer auto-infrastructuur trekt meer autoverkeer aan. De uitbreiding van de Brusselse ring, de Oosterweelverbinding, een turborotonde in Gent, spitsstroken tussen Roeselare en Brugge, het zijn allemaal dure projecten die tot meer autoverkeer leiden.

De federale regering kan de verkoop van SUV’s verbieden. In 2019 waren vier op de tien verkochte auto’s in België SUV’s, terwijl die toenemende CO2-uitstoot en minder verkeersveiligheid veroorzaken. De federale regering kan ook de maximumsnelheid op autostrades tot 90 of 100 km per uur verlagen. Dat leidt tot minder CO2-uitstoot en minder ongevallen, en maakt alternatieven aantrekkelijker.

Minder (grote en snelle) auto’s verhoogt de verkeersveiligheid, verbetert de luchtkwaliteit, dringt de geluidsoverlast terug, en maakt straten aangenamer. Dat is goed voor de hele samenleving, en het zijn de zwaksten (lagere inkomens, kinderen, ouderen) die het meest profiteren. Als we daarnaast inzetten op betere voet- en fietspaden en beter openbaar vervoer, pakken we de mobiliteitsarmoede én de mobiliteitsovervloed aan.

Schone energie voor iedereen

Het elektriciteitsverbruik en de verwarming van de Belgische gezinnen zijn samen verantwoordelijk voor zo’n 18% van de CO2-uitstoot. Tot nu toe proberen we gezinnen aan te zetten tot minder en schoner verbruik met individuele premies, subsidies en fiscale kortingen. Niet alleen leiden die maatregelen tot grote mattheuseffecten, ze zijn ook ontoereikend.

Met wijkplannen zouden lokale overheden, financieel en technisch ondersteund door hogere overheden, volledige wijken onder handen kunnen nemen. Een totaalaanpak is op z’n plaats. De overheid kan kijken waar we kunnen verdichten, met een voorkeur voor sociale huisvesting om de 150.000 gezinnen op de wachtlijst in Vlaanderen te helpen. Ze kan kijken waar collectieve warmtenetten geschikt zijn, en waar elke woning apart moet omschakelen naar een andere warmtebron. Ze kan renovatie- en isolatieplannen maken, zodat woningen minder verbruiken en voldoende geïsoleerd zijn om met warmtepompen te verwarmen. En ze kan de daken van volledige wijken voorzien van zonnepanelen, om een terugval in de plaatsing van zonnepanelen te vermijden.

Zo’n collectieve aanpak is efficiënter, effectiever, sneller en goedkoper. En zo kan iedereen genieten van schone energie, niet enkel degenen die de centen en de kennis hebben om de transitie individueel te maken.

Geen tijd te verliezen

Ook op andere domeinen, zoals de ruimtelijke ordening, de landbouw en de industrie, wordt de klimaatnoodtoestand niet serieus genomen. De Vlaamse regering blijft al lang in gebreke. Maar ook de federale regering-De Croo en progressieve lokale besturen kunnen veel meer doen om op korte termijn een verschil te maken. Elke optie die een verschil kan maken en grotendeels positieve effecten heeft, moet gebruikt worden. Waarom gebeurt dat niet?

Er lijkt in elk geval een gebrek aan durf en voluntarisme mee te spelen. Een kleine, luide minderheid en bedrijfsbelangen zoals de autolobby overstemmen helaas te vaak het algemeen belang. Daarnaast zitten ideologische dogma’s in de weg. De idee dat individuele beslissingen het werk moeten doen, blijft te sterk aanwezig. Het geloof dat overheden een coördinerende, plannende, uitvoerende en regulerende rol moeten opnemen, blijft te sterk afwezig. De voorkeur voor private investeringen over overheidsinvesteringen leidt tot gemiste kansen.

Er is echter geen tijd voor een overvloed aan conservatisme en dogmatisme en voor een gebrek aan durf en verbeelding. Het is perfect mogelijk om een doortastender klimaatbeleid te voeren dat sociaal rechtvaardig is, herverdelend werkt, en het leven voor een meerderheid aangenamer maakt.

Het zal aan het middenveld zijn om de urgentie daarvan weer nadrukkelijker op de maatschappelijke en politieke agenda te plaatsen. Zo kan 2021 hopelijk niet alleen het jaar “na corona” worden, maar ook het begin van “beter na corona”.

Dit opiniestuk verscheen eerder in De Standaard.

Voor zeven euro meer

Mythes doorprikt: 'Een vermogensbelasting is onmogelijk'