Een tijdje geleden droeg ik een steentje bij aan het initiatief '1000x1000'. De aanleiding van het initiatief was de coronacrisis. Zoals talloze voorgaande crisissen en pandemieën, toont COVID-19 aan dat onze sociale zekerheid voor sommige groepen te kort schiet. De actie had als lovenswaardig doel 1.000 academici 1.000 euro te laten bijdragen voor een goed doel, omdat vastbenoemde academici nauwelijks de financiële impact van de pandemie voelen. Het ingezamelde bedrag kan, via de Koning Boudewijnstichting, een reëel verschil maken in het leven van vele kinderen. Kortom, een goed initiatief dat ik met plezier ondersteunde, maar de initiatiefnemers vergaloppeerden zich met een voortvarende oproep voor een nieuw sociaal pact.
Deze oproep klinkt wrang, en wel om twee redenen. Ten eerste roepen de academici het middenveld en de sociale partners een tikkeltje hooghartig op om na te denken over structurele oplossingen voor het falend sociaal beleid van vandaag. Dat komt raar over, omdat bijvoorbeeld de vakbonden niet enkel al driekwart eeuw nadenken over oplossingen voor sociale problemen, maar er ook daadwerkelijk middels sociale actie en beleidswerk aan bouwt. Vandaag plots op proppen komen met een vermanende oproep aan hun adres om nu eindelijk eens na te denken over iets nieuws, is minstens met veel bravoure een open deur intrappen.
Maar iets nieuw is altijd goed, niet waar? Wel nee. Armoedespecialist Wim Van Lancker (KU Leuven) verwoordde het onlangs goed: ons sociaal pact werkt. De armoede in ons land stijgt tijdens deze crisis, maar minder dan gevreesd. Het schoentje wringt bij degenen die er net niet onder vallen. De groeiende groep werknemers zoals flexi-jobbers en freelancers die omwille van hun arbeidsrelatie (deels) buiten het algemeen beschermingssysteem gesloten worden en zij die volledig door de mazen van het opvangnet vallen.
Voor sommigen mag dit een nieuw probleem lijken, maar dat is het niet. Datzelfde middenveld en de vakbonden klagen dit al jaren aan en werken aan oplossingen. In plaats van het huidige pact aan stukken te scheuren met de vage belofte van iets 'nieuws', kan men beter het pact van 1944 aanpassen aan de noden van onze tijd en de vangnetten inclusiever en hechter geweven maken.
Naast de oproep is er het initiatief. De inzameling waarmee de academici deze welluidende oproep schragen lijkt zelf niet op een 'nieuw' sociaal pact, maar vertoont veel gelijkenissen met een liefdadigheidsactie uit het sociale pact dat eeuwenlang bestond vóór de ontwikkeling van de sociale zekerheid. De kapitaalkrachtige en intellectuele elite van het land doet een duit in het zakje voor een zelf uitgekozen goed doel van 'deserving poor'. Het roept herinneringen op aan de armenzorg die doorheen Europa werd ontwikkeld in de 16e eeuw. Soms lijkt het alsof de academische wereld zelf nog de stap naar de 21e eeuw moeten zetten.
Want hiermee komen we bij de tweede en belangrijkste reden voor de wrange nasmaak. Op dit ogenblik blinkt de academische wereld namelijk uit in het ontwikkelen van tewerkingstellingsvormen zoals onderaanneming, indirecte tewerkstelling en aparte werknemersstatuten die onzekerheid net vergroten én de financiering van de sociale zekerheid ondergraven. Geld dat ze met de ene hand uitdeelt, neemt ze met de andere hand in veelvoud opnieuw af. Een treffend voorbeeld is het kuispersoneel dat grotendeels via onderaanneming werkt aan onze universiteiten. De Universiteit Antwerpen toonde de spreidstand tussen woorden en daden toen ze besloot te besparen op het kuispersoneel: ze sloot namelijk een nieuw en goedkoper onderaannemingscontract af met schoonmaakbedrijf ISS, waarbij ISS het prijsverschil voorspelbaar doorrekent op de contracten en uiteindelijk de verloning van het schoonmaakpersoneel. Voltijdse contracten zou men omzetten in deeltijdse contracten, en uren op deeltijdse contracten worden nog wat krapper toebedeeld.
De academische wereld plaatst niet enkel haar kuispersoneel via onderaanneming in een meer precaire positie. Ook de grootste groep onderzoekers werkzaam aan onze universiteiten, de bursalen, stelt men vaak niet rechtstreeks tewerk én geeft men geen arbeidscontract. In de plaats werken deze jonge werknemers als fiscaal minder belaste 'studenten' op tijdelijke contracten. Om de motor van de zogenaamde kenniseconomie draaiend te houden betalen de universiteiten zo geen personenbelasting, beperkte sociale bijdragen en zijn de meeste contracten per definitie van bepaalde duur, ingebed in een systeem van groeiende concurrentie. Het is dan ook extra wrang dat men op het door vele notabelen bijgewoonde eindcongres van het 1000x1000-initiatief er op wijst dat de uitholling van de belastingbasis een bedreiging is voor ons sociaal contract.
Als de universiteiten de morele vaandeldragers willen worden van een nieuw sociaal pact, kunnen ze beginnen zelf het goede voorbeeld te geven. Sommigen doen dat ook. Zo startten enkele UA-academici een petitie voor het kuispersoneel. De UGent willigde de Fight for 14-eis (een minimuminkomen van 14 euro per uur) van het ABVV in en zette de eerste stappen richting een bursalenstatuut. Daar kan men spreken van een sociaal pact. Hoe mooi en altruïstisch het 1000x1000 project ook bedoeld was, dat soort structurele initiatieven zullen een grotere impact hebben op de sociale ongelijkheid en economische onzekerheid.
— Deze bijdrage verscheen eerder bij SamPol.