Soms vraag ik mij met een bang hart af hoeveel giftige stoffen ik tot nu toe al innam. Ik ben geboren en getogen in Antwerpen en zoals de meeste Antwerpenaren ben ik daar behoorlijk trots op. Maar sinds dit jaar besef ik dat opgroeien in Antwerpen gevaarlijk is. Ik ben namelijk opgegroeid op ongeveer 1,4 km afstand van de Umicore fabriek in Hoboken die dit jaar nogmaals in een Pano reportage figureerde wegens de levensbedreigende vervuiling die zij al decennia veroorzaakt. Tot op vandaag zijn de loodgehaltes in het bloed van de omwonende kinderen alarmerend hoog, maar toen waren de loodwaarden nog bijna drie keer hoger. Daarnaast woon ik al mijn hele leven in een straal van minder dan 15 km van de 3M fabriek in Zwijndrecht.
Deze twee bedrijven om en rond Antwerpen zijn jammer genoeg geen uitzondering, maar eerder de regel. Probeer maar een gebied of individu te vinden zonder blootstelling aan vervuiling. Extreem vervuilende industrie vindt reeds eeuwenlang plaats in drukbevolkte steden en gebieden. Reeds in de 16e eeuw kwamen de afvalstoffen van de verschillende ambachten, zoals wede, aluin, arsenicum en ijzersulfaat, in de lucht of het drink- en grondwater terecht. Sinds de opkomst van de industriële revolutie en het nucleaire tijdperk is de lijst giftige en schadelijke stoffen enkel langer geworden. Wat echter steeds minder te verklaren valt, is de lakse houding van politici wanneer extreme vervuiling aan het licht komt. De geschiedenis leert ons namelijk dat een struisvogelpolitiek zelden goed uitpakt en de verantwoordelijkheid voor de schadelijke gevolgen integraal verbonden is met politieke beslissingen.
Een sprekend voorbeeld is het Love Canal schandaal uit 1978 in de staat New York in de VS, meteen de start van de 'environmental justice' beweging. Love Canal was een grootschalig infrastructuurproject uit de late 19e eeuw, dat omgevormd werd tot een chemische stortplaats. Tussen 1920 en 1953 werd de site gebruikt door Hooker Chemical Corporation, de stad Niagara en het Amerikaans leger om chemisch afval te dumpen. In 1953 werd de site voor een symbolische dollar verkocht aan de lokale onderwijsraad, waarna een school en verschillende woonprojecten voor lage-inkomensgezinnen gebouwd werden bovenop het afgedekte chemische afval. Tussen 1950 en 1970 deed de stedelijk overheid niet veel meer dan de vervuiling afdekken met aarde. Pas in 1978, ondanks verschillende klachten over onrustwekkende geuren en verschijnselen, werd de contaminatie formeel vastgesteld en aan de kaak gesteld door de Love Canal huiseigenaarvereniging. Uiteindelijk zorgde de immense druk van de huiseigenarenvereniging en de Love Canal oudervereniging ervoor dat de New York State Department of Health de school sloot, 239 huizen overkocht en zwangere vrouwen en kinderen geëvacueerd werden.
De historie van het Love Canal schandaal vat de gelaagdheid van het probleem en de overweldigende verantwoordelijkheid van de lokale overheden goed samen.
Ten eerste hebben overheden en bedrijven tot ver in de 20e eeuw (en waarschijnlijk tot op heden) op grote schaal schadelijke stoffen gedumpt. Joel A. Tarr beschreef het fenomeen met 'de zoektocht voor de ultieme afvoer'. Rivieren, de atmosfeer, de zee en stortplaatsen: allemaal deden ze dienst om ongewenste stoffen kwijt te geraken. Sinds de ecologische rechtvaardigheidsbeweging in opmars kwam, is echter steeds duidelijker gebleken dat niet alle regio's een even groot risico lopen het slachtoffer te worden. De wijk in Love Canal werd gebouwd voor lage inkomensgezinnen en ook Afro-Amerikaanse gemeenschappen werden vaker getroffen in de VS.
Ten tweede kiest men, eens vervuilende praktijken ontdekt worden, steevast voor ontkennen en ontwijken. Het probleem minimaliseren of doodzwijgen zijn naast beschamend tekortschietende ingrepen de favoriete instrumenten van zowel de verantwoordelijke bedrijven als van overheden. Vooral dat afdekken van schadelijke stoffen, het letterlijk verstoppen tot het opnieuw opduikt, lijkt een favoriete strategie.
Ten slotte, maar enkel wanneer de bevolking voldoende slagkracht en geluk heeft, volgt de ultieme u-bocht. Wanneer de publieke druk het schandaal tot oncontroleerbare proporties dreigt op te voeren, worden onderzoekscommissies, parlementaire hoorzittingen of compensatiemaatregelen boven gehaald om het blazoen op te poetsen. Burgerbewegingen, bottom-uporganisaties en klokkenluiders moeten steeds de kat de bel aanbinden en politici onder druk zetten, terwijl men toch net van de politieke vertegenwoordigers een zekere verantwoordelijkheid om de nodige signalen en rapporten op te pikken zou mogen verwachten.
3M en Umicore leggen ook bij ons de alomtegenwoordige ecologische onrechtvaardigheid bloot. Vooraleerst worden de kosten van ecologisch wanbeleid meestal betaald door gemeenschappen of gebieden die weinig politieke invloed hebben. Niet toevallig liggen Umicore en 3M in Hoboken en Zwijndrecht, en niet in Hove of Brasschaat. De gemiddelde huizenprijs ligt in Hoboken 22% lager dan in de rest van de stad Antwerpen en voor Zwijndrecht is dat 14% lager tegenover de rest van de provincie. De Pano reportage maakte op een pijnlijke manier duidelijk dat de noodkreten uit Moretusburg al sinds 1976 in dovemansoren vallen. Acute loodvergiftiging bij arbeidersgezinnen of kankerverwekkende eieren in de hoek Zwijndrecht/linkeroever lijken niet voldoende om politici tot actie te dwingen.
3M is geen steekvlam of uitzonderlijk geval. Het is slechts een opstoot van een chronische aandoening. Onze politiek heeft geen oog voor ecologische rechtvaardigheid en blijft keer op keer eenzelfde, lakse houding vertonen, tot er geen uitweg meer mogelijk is. Laat 3M ons Love Canal worden en eindelijk een volwaardig besef rond ecologische rechtvaardigheid ontstaan. Het vermijden van vervuiling of ten minste het aanpakken van historische problemen moet de hoogste prioriteit krijgen van onze politici, zodat we finaal kunnen afstappen van deze eeuwig terugkerende carrousel.
— Deze bijdrage verscheen eerder op SamPol.