De nieuwe Europese begrotingsregels zijn onwerkbaar en moeten dus verworpen worden, schrijven middenveldorganisaties.
Morgen, 23 april, moet het Europees Parlement zich uitspreken over het voorstel tot nieuwe Europese begrotingsregels. Die beloven doorslaggevend te worden voor de Europese Unie en haar burgers, maar de discussie over het nut en de zinnigheid ervan bleef lange tijd onder de radar. Tijdens de coronacrisis en bij het begin van de oorlog in Oekraïne werden de oude begrotingsregels tijdelijk bevroren (via de zogenoemde ‘algemene ontsnappingsclausule’) tot 2024. Voor 2025 en nadien ligt nu een pakket nieuwe maatregelen klaar dat, hoewel België in de voorbereidende onderhandelingen nooit een eensgezind standpunt innam, onder het Belgische voorzitterschap toch werd goedgekeurd in het Triloog-overleg.
De bezuinigingsfilosofie die aan de basis ligt van het stabiliteits- en groeipact, blijft grotendeels behouden: de willekeurige en weinig onderbouwde ‘Maastrichtnormen’ (maximaal 60 procent schuldgraad en maximaal 3 procent begrotingstekort) blijven van kracht en dreigen soms zelfs strenger te worden.
De nieuwe regels dwingen een land als België, waarvan de schuld meer dan 90 procent van het bbp bedraagt, die schuld nu elk jaar met één procentpunt van het bbp te verlagen. Bovendien moeten de lidstaten in hun budgettaire plannen garanderen dat in de tien jaar volgend op het plan geen bijkomende budgettaire inspanningen nodig zijn. Dat betekent dat alle extra vergrijzingskosten tussen nu en 2030 in één regeerperiode moeten worden gecompenseerd. In een vierjarig traject zal dat een begrotingsinspanning vergen van meer dan 6 miljard euro per jaar, oplopend tot 28 miljard euro tegen 2029.
Om dat in perspectief te plaatsen: België ontving na de coronacrisis ‘maar’ 5 miljard euro uit het Europees Herstelfonds (en dat voor een looptijd van vijf jaar).
Als de parlementsleden die hervorming van het stabiliteits- en groeipact goedkeuren en ze door de lidstaten in de Raad wordt bekrachtigd, zullen België en veel andere lidstaten onmiddellijk en voor jaren gedwongen worden fors te besparen op hun uitgaven, tenzij ze de belastingen drastisch zouden verhogen. Daardoor dreigen Europa en de lidstaten gevangen te raken in een web van tegenstrijdigheden.
Schizofreen beleid
De eerste tegenstrijdigheid is puur economisch. De ‘nieuwe’ regels zetten het begrotingsbeleid van alle lidstaten op automatische piloot richting te strenge besparingen, waardoor het stimulerende effect van normale overheidsuitgaven voor de hele EU kunstmatig en onnodig ingeperkt wordt. Terwijl de Verenigde Staten, China, Korea en Japan net fors investeren in (groen) industrieel beleid, dreigt Europa zich met de hernieuwde focus op kwantitatieve begrotingsdoelstellingen weer vast te rijden in een zichzelf ondermijnend procyclisch beleid dat innovatie fnuikt.
De tweede tegenstrijdigheid wijst op een vorm van schizofrenie. Terwijl alle beleidsmakers de mond vol hebben van de noodzakelijke omschakeling naar een duurzamere economie en de gevolgen van de klimaatverandering steeds reëler worden, dreigen dezelfde beleidsmakers stringente regels aan te nemen die grootschalige publieke investeringen onmogelijk maken en de eigen Europese klimaatambities saboteren.
Terug naar de tekentafel
De derde tegenstrijdigheid gaat over de financiering van ons sociale model. Een groot deel van de groeiende Belgische overheidsschuld komt voort uit het stijgende aandeel onvoorwaardelijke steun aan bedrijven, ter compensatie van de coronalockdowns en de forse energieprijsstijgingen sinds het begin van de oorlog in Oekraïne, maar vooral uit het stijgende aandeel loonsubsidies en de ongedekte taxshift van de regering-Michel. Toch zullen de sociale uitgaven en de milieu-uitgaven het primaire doelwit zijn van de roep om begrotingsconsolidatie.
Belgische partijen en politici die voor de nieuwe regels stemmen, zullen in eigen land dus gedwongen worden te kiezen tussen snijden in de sociale zekerheid of investeren in de ecologische transitie. Op die manier dreigen de nieuwe regels de sociale ongelijkheid te vergroten en de valse tegenstelling tussen de ecologische en sociale dimensie van duurzame ontwikkeling net tot leven te wekken.
De vierde tegenstrijdigheid heeft betrekking op de democratische impact van de regels. De nieuwe Europese regels dreigen de lidstaten in een fuik te zetten door het begrotingsbeleid van de lidstaten voor een periode van meer dan tien jaar vast te klinken. Enkele weken voor belangrijke verkiezingen dreigt dat het democratische speelveld van de volgende regeringen sterk in te perken.
De keuze voor de ‘nieuwe’ begrotingsregels zou dus verworpen moeten worden. Ze zijn onwerkbaar, onzinnig streng en ondoeltreffend en moeten daarom teruggestuurd worden naar de tekentafel. In hun huidige vorm leiden ze ons ofwel naar een sociale, ecologische en economische woestenij of zullen ze noodgedwongen losgelaten worden bij de eerste grote hobbel in de weg.
Ann Vermorgen (ACV), Miranda Ulens (ABVV), Gert Tryens (ACLVB), Danny Jacobs (BBL), Els Hertogen (11.11.11), Hielke Van Doorslaer (Denktank Minerva)
Deze opinie verscheen ook in De Standaard.