Europa’s duimschroeven zijn van twijfelachtige kwaliteit.

Omdat de Europese begrotingsregels niet fundamenteel hervormd zijn, blijven ze ook nu eenzijdig gefocust op schuldvermindering.

Europa toont ambitie: het wil vooroplopen in strijd tegen klimaatverandering, investeren in nieuwe industrieën en technologieën, én zijn militaire slagkracht vergroten. Maar is dat wel verenigbaar met de begrotingsdiscipline die Europa óók oplegt?

De Europese Commissie dreigt een procedure te openen tegen België wegens de schending van de nieuwe begrotingsregels. Die demarche is tekenend voor de grote ongerijmdheid en schizofrenie in het Europese economische beleid. Fundamenteel is er weinig verschil tussen die nieuwe en de oude begrotingsregels. Beide houden vast aan een set onzinnig strenge en redelijk willekeurig bepaalde richtwaarden: het begrotingstekort moet onder de 3 procent van het bbp liggen en de schuldgraad moet lager dan 60 procent van het bbp zijn. België haalt beide doelstellingen niet en dus lonkt het Europese strafbankje.  

Naast België werden elf andere lidstaten doorgelicht, en tegen zeven, waaronder ook grote lidstaten als Frankrijk en Italië, wil de Commissie nu een procedure openen. Het wordt dus drummen op dat strafbankje. De landen in kwestie dreigen de komende jaren een saneringsplan en uitgavennorm door de Commissie opgelegd te krijgen. Omdat de regels niet fundamenteel hervormd zijn blijven ze ook nu eenzijdig gefocust op schuldvermindering door schuldafbouw in plaats van via het aanwakkeren van productieve investeringen en reële groei (wat de toekomstige betalingscapaciteit van een land zou vergroten).

De nieuwe begrotingsregels dreigen bijgevolg zowel oud als nieuw beleid onhaalbaar te maken en confronteert de lidstaten en de Unie met een onmogelijke keuze: willen we 1) een snelle en ordelijke transitie bewerkstelligen, 2) meer economische en politiek-militaire slagkracht nastreven, of 3) een terughoudend en strak begrotingsbeleid voeren dat de nieuwe regels respecteert? Die verschillende beleidsdoelstellingen zijn immers onderling onverenigbaar. De eerste twee beleidsprioriteiten vergen net extra uitgaven en investeringen, terwijl de derde beleidsprioriteit dat onmogelijk maakt. 

Op vlak van klimaat-en hernieuwbare energiedoelstellingen blinkt de Unie uit in ambitieuze plannen om tegen 2050 van Europa het eerste klimaatneutrale continent maken (denk maar aan de ‘Green Deal’, ‘Fit for 55’, ‘REPowerEU’ doelstellingen etc.), maar ontbreekt het in praktijk vaak aan de nodige financiering om die ‘papieren’ doelstellingen om te zetten in daadwerkelijk beleid. Alleen al om de Europese klimaatdoelstellingen tegen 2030 te behalen blijft er een jaarlijks investeringstekort van maar liefst 406 miljard euro (of zo’n 2,6% van het Europese bbp).  Bovendien geldt dat hoe trager de transitie verloopt hoe hoger de kosten uiteindelijk oplopen.

 ‘Strategische autonomie’

De recentere streefdoelen van ‘strategische autonomie’ en ‘economische zekerheid’ - of het idee dat de Unie en lidstaten zelfstandiger en onafhankelijker moeten kunnen opereren in de wereld -  impliceren eveneens grootschalige investeringen op vlak van energie, technologie, gezondheidszorg en voedselvoorziening. Ook het keren van de trend van deïndustrialisering vergt hogere staatsuitgaven, in de vorm van een doordacht en gericht industrieel beleid. Op vlak van defensie dringt zich voor veel landen dan weer een forse opschaling van de bestaande budgetten op om de lang beloofde NAVO-minimumdrempel (2 procent van het bbp voor defensie-uitgaven) te halen. 

De grote tragedie van het Europese begrotingskader ligt dus in het feit dat de noodzakelijke investeringen in industrie-, defensie-, klimaat-, en sociaal beleid met elkaar zullen moeten wedijveren indien ook aan de derde doelstelling van strenge begrotingsdiscipline gehoorzaamd moet worden. 

Met de goedkeuring van het nieuwe kader hebben Europese en nationale beleidsmakers zich dus in een ‘Catch-22’ situatie laten manoeuvreren. Beleidsdoelstelling 1 loslaten (het nastreven van een snelle en rechtvaardige klimaattransitie’) zou een scherpe terugval in investeringen in groene technologieën betekenen, de kosten van klimaatmitigatie en -adaptatie op de middellange termijn alleen maar doen stijgen, en de Unie in de toekomst net kwetsbaarder maken voor nieuwe klimaat -en energieschokken. Bij het lossen van beleidsdoelstelling 2 (‘Strategische autonomie’) lonkt economische stagnatie, verlies aan competitiviteit en militaire verzwakking. Beleidsdoelstelling 3 (‘strenge begrotingsdiscipline’) niet honoreren betekent dan weer dat dat de Europese strafbank wenkt (met eventuele financiële sancties tot gevolg).

Met dergelijke inconsistente en tegenstrijdige beleidsdoelstellingen zet de Unie zichzelf enkel in een hoek. De herwonnen obsessie met strenge begrotingsregels maakt de Unie op middellange termijn enkel kwetsbaarder, niet sterker. Het kader is dan ook ontworpen, om een zinssnede van Mario Draghi te lenen, voor "de wereld van gisteren" - pre-Covid, pre-Oekraïne, pre-conflict in het Midden-Oosten, pre terugkeer van de rivaliteit tussen grote mogendheden. Het wordt voorlopig afwachten wat er het eerst zal sneuvelen: het ouderwetse begrotingskader, of beleidsdoelstellingen die ons naar de wereld van morgen moeten leiden.

-          Deze opinie verscheen eerder in De Morgen.

Gefabriceerde wooncrisis? De onderbelichte rol van het monetair beleid

Épargner les riches? Un discours populaire sans fondement scientifique.