Het klimaatbeleid van de regering-De Wever is beter dan “drill, baby, drill” van Trump. Maar “draal, baby, draal” is óók nefast in de strijd tegen de klimaatontwrichting.
Is de Arizona-regering een klimaatregering? Officieel lijkt er geen fossiel vuiltje aan de lucht. Het regeerakkoord stelt klaar en duidelijk: “We moeten nu handelen in de strijd tegen klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit.” De “transitie naar een duurzame economie als antwoord op de klimaatverandering” wordt beschouwd als één van de grootste uitdagingen voor de Belgische samenleving.
De regering wil dan ook een beleid voeren dat afgestemd is op de Europese doelstellingen van klimaatneutraliteit in 2050 en een reductie van de CO₂-uitstoot met 55% in 2030 tegenover 1990. Ze houdt vast aan de doelstellingen van de Green Deal en wil ook de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen uitfaseren.
So far, so good. Dit had nog uit het verkiezingsprogramma kunnen komen van een groene partij die zich gouvernementabel en gematigd wil opstellen. Maar wie een beetje verder zoekt, ziet de schone lucht verdwijnen en een dikke laag grijze smog opduiken.
Ten eerste, het regeerakkoord rept met geen woord over een Belgische doelstelling, noch voor 2030, noch voor latere mijlpalen zoals 2035 of 2040. De doelstelling van 47% reductie van de CO₂-uitstoot tegen 2030, die België vanuit de EU opgelegd kreeg voor de sectoren die niet in het Europese emissiehandelssysteem zitten, wordt nergens vermeld. Dat is een groot contrast met het Vivaldi-regeerakkoord dat zichzelf tot doel stelde om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55% te verminderen, de doelstelling die België in 2023 ook opgelegd kreeg bij de veroordeling door de rechter in de Klimaatzaak.
Ten tweede, net zoals in alle hoofdstukken, is het ook in de hoofdstukken over klimaat duidelijk dat alles moet wijken voor de winsten van het bedrijfsleven, ook al zijn de winstmarges van de Belgische vennootschappen volgens de laatste beschikbare cijfers weer stijgende en liggen ze in elk geval structureel een pak hoger dan in de twintig jaar die voorafgingen aan corona. Alle hits uit de Tien om te Zien die het Europese bedrijfsleven de afgelopen jaren op lobbytournee gedraaid heeft, passeren de revue. In de EU “moet er meer aandacht komen voor de concurrentiekracht van onze ondernemingen in het licht van de Green Deal”, het nationaal klimaatplan moet rekening houden met “het concurrentievermogen van onze bedrijven”, het klimaatbeleid afstemmen “op de groeikansen van onze eigen industrie” is een cruciale voorwaarde om klimaatverandering aan te pakken, “overregulering” en “administratieve lasten” in de EU zijn de grote vijand. En natuurlijk is er de klassieker “no gold plating”, het vermijden dat België verder gaat dan Europese duurzaamheidswetgeving om zo “mogelijke nadelige impact op onze ondernemingen te vermijden”. De boodschap wordt tot in den treure herhaald. Ze is zo helder als nog niet gebleekte koraalriffen: waar planet botst met profit, zal planet moeten wijken.
Wie nog verder gaat zoeken in het regeerakkoord, komt vanuit de grijze smog in nog donkerder zwarte bosbrandlucht terecht. Sinds enkele jaren klinkt het vaak in academische en ngo-kringen: “delay is the new denial”, “vertragen is het nieuwe ontkennen”, toen regelrechte klimaatontkenning na de verkiezingsnederlaag van Trump naar de achtergrond verdwenen was. Een wetenschappelijk artikel uit 2020, “Discourses of climate delay”, identificeert 12 strategieën van “klimaatvertraging”. Minstens de helft daarvan zijn terug te vinden in het regeerakkoord.
Het meest duidelijk aanwezig is het voorwendsel van “sociale rechtvaardigheid”, het voorstellen van de transitie als uitermate zwaar voor de samenleving en naast desastreus voor de competitiviteit van “onze” ondernemingen ook enorm kostelijk voor de burgers. Het moet allemaal “haalbaar en betaalbaar” blijven, toch? Zo stelt het regeerakkoord expliciet: “De budgettaire context en de draagkracht van onze burgers en ondernemingen bepalen de grenzen van hoe we onze ambities kunnen realiseren.” Fossiele subsidies zouden worden afgebouwd, “waar mogelijk”, “geleidelijk”, en “zonder de koopkracht van onze burgers te verslechteren”. Klinkt allemaal heel logisch, maar in de praktijk zijn het vooral argumenten om de transitie te vertragen, in plaats van oplossingen te zoeken die sociale én ecologische vooruitgang brengen. Het regeerakkoord gaat zelfs zo ver om het terugdraaien van de elektrificatie van salariswagens als een sociale maatregel voor te stellen, want een elektrische salariswagen “is niet voor iedereen een optie”, onder meer niet “voor lage inkomens”, “aan appartementsgebouwen” en “in afgelegen landelijk gebied”.
Bovendien is deze rechtvaardigheidskaart niet alleen ironisch gezien de volstrekt asociale strekking van het hele regeerakkoord, maar ook opvallend is dat het vakbondsconcept van een “Rechtvaardige Transitie” volledig ontbreekt. Waar de Vivaldi-regering onder leiding van minister van Klimaat, Zakia Khattabi, tenminste nog een – weliswaar zeer imperfecte – poging ondernam om de Rechtvaardige Transitie met een Belgische en Europese conferentie op de agenda te plaatsen, tegen de furieuze lobby van het VBO in, lijkt het erop dat de Arizona-regering werknemersrechten helemaal vergeet. Ook een Sociaal Klimaatplan komt niet aan bod, terwijl Europa verwacht dat België tegen juni 2025 zo’n plan klaar heeft om de lage inkomens te ondersteunen in de transitie.
Een volgende strategie uit het wetenschappelijk artikel over klimaatvertraging dat door het regeerakkoord heen vloeit, is het “free rider excuus”. Dat is het argument dat anderen – de VS, China, … – bevoordeeld worden tegenover degenen die leiden op vlak van klimaatbeleid. Bij de discussie over de toekomstige klimaatdoelstellingen moet Europa zich baseren op “een analyse van de klimaatinspanning van onze grote handelsblokken” (sic). Het Belgische klimaatbeleid is gericht “op het verminderen van de mondiale uitstoot van broeikasgassen”. De uitdagingen “vragen een zo globaal mogelijk aanpak”. Dat laatste klopt uiteraard, maar lijkt hier vooral newspeak om op nationaal en continentaal niveau minder te doen en sluit perfect aan bij de uitspraak van de nieuwe Oorlogsminister Francken dat “het klimaat niet gaat veranderen omdat Europa minder uitstoot”.
Ook aanwezig in het regeerakkoord is overdreven “technologisch optimisme”, wat niet hoeft te verbazen gezien het ecomodernisme dat in onder meer N-VA en MR een sterke aanhang kent. De regeringspartijen “geloven in innovatie en technologische vooruitgang als fundamenteel van de oplossing”. Een buitensporige focus op kernenergie in het algemeen en de bouw van nieuwe reactoren – die in België wellicht niet klaar zouden zijn vóór 2050 – in het bijzonder zijn daar het duidelijkste teken van. Andere meer of minder “valse oplossingen” in het regeerakkoord zijn koolstofafvang en -opslag (CCUS), (niet-groene) waterstof, synthetische brandstoffen en biobrandstoffen.
“Woorden, geen daden” is de volgende klimaatvertragingsstrategie die we kunnen identificeren in het regeerakkoord. Ook al beweert het regeerakkoord dus het Klimaatakkoord van Parijs en de Green Deal te willen respecteren, er staan weinig tot geen concrete maatregelen in het regeerakkoord. Het zou te gemakkelijk zijn om een link te leggen tussen “klimaatvertraging” en de NMBS, maar één van de belangrijkst federale hefbomen voor een ambitieus klimaatbeleid, de spoorwegen, lijkt eerder achteruitgang dan vooruitgang te vertonen met een focus op liberalisering, minder aanbod en slechtere arbeidsvoorwaarden voor het personeel.
Een discours van “geen stok, enkel wortels”, waarbij enkel vrijwillige consumptiekeuzes aangemoedigd worden, zonder dat meer restrictieve maatregelen genomen worden, is ook prominent aanwezig in het regeerakkoord. Dat is zeer duidelijk voor bedrijven, waar een verhoogde en uitgebreide investeringsaftrek (lees: lagere belastingen) zowat het enige instrument van klimaatbeleid vormt. Maar ook in het algemeen zal het overheidsbeleid “eerder stimulerend dan bestraffend werken”.
Tot slot is er “individualisme”, dat klimaatactie van systemische oplossing verlegt naar individuele acties en consumptiekeuzes. In het regeerakkoord klinkt het letterlijk: “We moedigen consumenten aan over te stappen op een meer duurzame en lokale consumptie en sensibiliseren op het vlak van overconsumptie.” Mooi, die sensibilisering van overconsumptie. Zou werkloosheid maar even zachtaardig behandeld worden …
Slotsom: het is beter dan “drill, baby, drill” van Trump, ook al heeft ook België met Theo “je kunt niet ontkennen dat er een debat bestaat over de oorzaken” Francken op zijn minst een halve klimaatontkenner in de regering opgenomen. Maar “draal, baby, draal” is óók nefast in de strijd tegen de klimaatontwrichting, en brengt de broodnodige rechtvaardige sociaalecologische transitie geen stap dichterbij.
Nochtans zei de nieuwe minister van Mobiliteit, Klimaat en Ecologische Transitie, Jean-Luc Crucke, ex-MR en vandaag Les Engagés, in september nog: “Vandaag lijken we de klimaatopwarming te zijn vergeten. Het klimaat vergeet ons echter niet. Als we niet in staat zijn te begrijpen dat deze strijd een prioriteit is, dan leggen we de risico's bij toekomstige generaties en dat wil ik niet.” Laten we hopen dat hij zichzelf dagelijks aan die woorden herinnert en het regeerakkoord flexibel en voluntaristisch invult. En laten we vooral de massamobilisaties voor het klimaat nieuw vuur inblazen. Nieuw vuur moet toch mogelijk zijn op een verhittende planeet?
- Deze bijdrage verscheen ook in Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 3 (maart), pp. 10-12