Het enthousiasme waarmee onze politici de nieuwe Franse president Emmanuel Macron hebben omarmd bevreemt. Het hoeft niet te verbazen dat zij zich aanschurken tegen wie het imago van een winnaar heeft, in de hoop dat iets van zijn magie op hen zal afstralen, maar iets meer terughoudendheid had toch niet misstaan. Want al belooft Macron wel eigenhandig het vastgeroeste Frankrijk weer in gang te duwen, de manier waarop hij dat wil doen kan men toch enigszins bedenkelijk vinden: mét het parlement als het kan, zo zei hij, maar zonder als het moet. Weigert de Assemblée zijn maatregelen goed te keuren, dan voert hij ze wel uit zonder de goedkeuring van de vertegenwoordigers van het volk.
Dat niet één van onze politici op dat moment even de wenkbrauwen fronstte, is tekenend voor de rol die het parlement in onze democratie nog te spelen heeft: een instituut dat z'n beste tijd wel gehad lijkt te hebben en enkel nog dient voor de formele stempel van goedkeuring, maar in niets meer lijkt op wat het hoort te zijn, het instituut dat stem geeft aan de veelheid van het volk, dat na intens debat de richting bepaalt waarin we als samenleving gaan, de lijnen uitzet waarbinnen de uitvoerende macht zich heeft te begeven en die uitvoerende macht ook voortdurend op het matje kan roepen en weer op het rechte pad kan brengen.
Nu: een achterafje, een zoveelste stap in de moeizame procedure om een ministrieel ideetje werkelijkheid te laten worden, en dan nog één die ons een aardige duit kost ook. Fors inperken, dus, want het parlement simpelweg afschaffen lijkt voorlopig nog een iets te directe aanslag op wat een democratie hoort te zijn.
De irrelevantie van het parlement toont zich in Vlaanderen bijvoorbeeld in het debat over de hervorming van het jeugdrecht — of beter, het gebrek aan debat. Sinds de Zesde Staatshervorming is Vlaanderen bevoegd over alles wat met jeugdcriminaliteit te maken heeft, en dus wordt een grondige hervorming van het jeugdrecht voorbereid. Wat betekent: ergens in een achterafkamer van een kabinet wordt een akkoord in elkaar getimmerd, zonder enig publiek debat, zonder het parlement daar ook maar voor de vorm in te kennen. Meer, op z'n minst over de grote lijnen zou de regering zelfs al een akkoord bereikt hebben, maar wat dat akkoord moge inhouden, dat wordt angsvallig verborgen gehouden tot alle miniscule details zijn ingevuld en het in z'n geheel aan een rotvaart door het parlement gejaagd kan worden.
Voor de vorm zal men wel een stemming organiseren, men kan niet anders, en vóór die stemming moet er natuurlijk een debat zijn in het parlement, maar niemand maakt zich enige illusie dat het wat uitmaakt: aan het akkoord dat de regering bedisseld heeft zal geen letter meer veranderen, wat er in dat debat ook gezegd zal worden. Uiteindelijk zullen de volksvertegenwoordigers doen wat ze altijd doen: goedkeuren wat de regering hen voorlegt, zonder morren, zonder al te veel protest, de irrelevantie van het parlement bekrachtigend.
Een democratie waarin het parlement zichzelf zo monddood maakt, is geen gezonde democratie. Volksvertegenwoordigers moeten weer leren dat zij niet de regering vertegenwoordigen (de huidige regering voor de meerderheidspartijen, de komende regering voor de oppositie), maar het volk.
Deze opinie verscheen eerder in De Morgen.