Samenvatting
Het thema “rechtvaardige fiscaliteit” staat hoog op de politieke agenda en leidt tot hevige discussies in het maatschappelijk debat. Eén van de problemen in het debat is dat er geen consensus bestaat over wat een rechtvaardige fiscaliteit concreet inhoudt. Daarom is het ook moeilijk om akkoorden te sluiten over concrete beleidsvoorstellen. In dit eerste luik van de studie nemen we een stap terug van het beleid, en bekijken we wat de grondbeginselen zijn waaraan een rechtvaardig fiscaal systeem zou moeten voldoen. We stellen vijf principes voor, waaraan het belastingstelsel en fiscale hervormingen kunnen worden afgetoetst. Bovendien blijkt uit opinieonderzoek dat voor deze principes een breed draagvlak bestaat.
Ten eerste moeten de collectieve behoeften de hoogte van de belastingdruk bepalen. In het publiek debat wordt de discussie nu vaak verkeerd gevoerd, vanuit de vraag: ligt de belastingdruk in België al dan niet te hoog? Dat debat is zo prominent omdat het uitgaat van de veronderstelling dat hoge belastingen negatief zijn voor de nationale economie en bevolking, een assumptie die in dit deel van de studie in vraag wordt gesteld. Als je die misvattingen erkent, komen andere vragen centraal te staan. Welke collectieve economische, sociale, ecologische en democratische doelstellingen willen we bereiken? En zijn de belastinginkomsten daarvoor op dit moment toereikend of niet?
Een tweede principe is vrij bekend: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Er wordt betoogd dat dit betekent dat belastingen op vermogens(inkomsten) progressiever zijn dan belastingen op arbeid, die op hun beurt progressiever zijn dan belastingen op consumptie. Vervolgens schetsen we enkele evoluties die zich in meerdere of mindere mate voordoen op internationaal niveau en in België, en die de progressiviteit van het belastingstelsel in gevaar kunnen brengen.
Het derde principe is dat je wat je niet wil, meer kan belasten. Het gaat hier om zogenaamde “public bads”, die negatieve maatschappelijke effecten hebben die niet altijd mee in aanmerking worden genomen in het productie- of consumptieproces. We schetsen ook twee voorbeelden. Ten eerste gaat het om vervuilende activiteiten, die door een vergroening van de belastingen zouden kunnen worden tegengegaan. Ten tweede gaat het om activiteiten in de financiële sector, waarbij de potentiële negatieve maatschappelijke effecten van een te grote of risicovolle financiële sector zouden kunnen worden vermeden door een financiële transactietaks (FTT) en/of andere belastingen.
Een vierde principe dat we bespreken, is dat het belastingstelsel robuust en toekomstbestendig moet zijn. Dat betekent onder meer dat de belastbare basis niet wordt ondermijnd door maatschappelijke en economische evoluties. Dit gevaar wordt verder uitgewerkt in het tweede luik van deze studie (‘Heden en toekomst van de overheidsfinanciering. De impact van demografische en technologische trends op arbeid, vermogen, en de financiering van de overheid’). Het betekent ook dat je andere zaken vermijdt die de belastbare basis versmallen, zoals belastingontwijking, fiscale fraude, en een internationale race to the bottom.
Het vijfde en laatste principe is dat we meer eenvoud en transparantie nodig hebben. Dat betekent onder meer minder aftrekposten en uitzonderingen, en een grotere beschikbaarheid van gegevens voor de fiscus en eventueel de burger. We argumenteren ook dat lagere en minder tarieven niet per definitie bijdragen tot een eenvoudigere en transparantere fiscaliteit.
Tot slot tonen we aan dat voor de geschetste principes een vrij breed maatschappelijk draagvlak bestaat. We bekijken verschillende opinieonderzoeken. Daarin vinden we onder meer dat Belgen niet zo afkering staan tegenover belastingen als vaak wordt aangenomen, dat hogere belastingen voor vermogende individuen, grote bedrijven en hoge inkomens breed gedragen worden, en dat ook een vergroening en hogere bijdrages van de financiële sector populair zijn bij de publieke opinie.
De Belg geeft aan dat hij een rechtvaardige fiscaliteit en thema’s als tewerkstelling en gezondheidszorg belangrijk vindt. Daarom is het cruciaal om te kijken welke evoluties de financiering van de overheid kunnen ondermijnen, en hoe we de overheidsfinanciering in het licht van die trends kunnen veiligstellen. Dat komt aan bod in het tweede luik van deze studie.