Iemand die ouder is dan 65 jaar en zelf geen recht op pensioen heeft of een pensioen krijgt dat onder de armoedegrens ligt, en die niet over voldoende eigen bestaansmiddelen beschikt (zoals spaargeld of het inkomen van de partner), kan recht hebben op de zgn. ‘inkomensgarantie voor ouderen’ (IGO): een sociale toekenning die het inkomen aanvult tot net onder de wettelijke armoedegrens, en voor heel wat ouderen het verschil betekent tussen het hoofd net boven water kunnen houden en helemaal kopje onder gaan. In 2015 kregen in totaal 113.662 mensen zo’n IGO-uitkering, wat de Schatkist maandelijks 43.179.399 € kostte, of gemiddeld bijna 380 € per persoon, per maand.
Gisteren keurden de meerderheidspartijen in de Kamer een wetsontwerp goed, ingediend door minister van Pensioenen Daniël Bacquelaine (MR), dat de voorwaarden tot toekenning van een IGO verstrengt: om recht te hebben op een IGO zal men vanaf september 2017 minstens tien jaar in ons land moeten verblijven, waarvan minstens vijf jaar onafgebroken. Dit is noodzakelijk, zo lichtte minster Bacquelaine het wetsontwerp toe, want:
De minister meent dat de ontworpen maatregel wordt onderbouwd door heel forse argumenten van algemeen belang: met de maatregel wordt beoogd de evolutie van het IGO-budget, dat in tien jaar tijd meer dan verdubbeld is, onder controle te houden.
In 2005 moest de Staat maandelijks 21 miljoen euro voorzien voor IGO’s, in 2015 was dat opgelopen tot 43 miljoen euro. Bovendien is het aantal personen dat aanspraak maakt op een IGO in dezelfde periode ook met bijna een kwart toegenomen: van 92.115 tot 113.662.
Wat minister Bacquelaine daar niet bij vertelt: die stijging is het gevolg van 1) inflatie, en -vooral- 2) een bewuste keuze, het invoeren van de automatische toekenning van de IGO, een instrument dat enorm belangrijk is geweest is in het terugdringen van armoede bij ouderen. Wie vroeger wel recht had op een aanvullende uitkering maar dat niet wist, had pech, terwijl hij of (vooral) zij nu wel krijgt waar men recht op heeft. – In vergelijking met het budget dat uitgetrokken wordt voor pensioenen is het IGO-budget trouwens peanuts: dat bedraagt immers geen half miljard euro per jaar, maar wel 42 miljard, bijna honderd keer meer.
Hoe dat ook zij, laten we even aannemen dat die stijging van het IGO-budget inderdaad neerkomt op “heel forse argumenten van algemeen belang”, en dat zij tot maatregelen noopt met “als doelstelling het onder controle houden van de kostprijs van de IGO” (nog steeds volgens minister Bacquelaine). Als dat de reden is, en de doelstelling, dan zou men denken dat de voorgestelde maatregel een belangrijke impact zal hebben op het IGO-budget, en bovendien niet zal leiden tot een verschuiving van het kostenplaatje van de ene budgettaire post naar de andere – bijvoorbeeld omdat mensen die geen IGO krijgen, wel nog bij het OCMW mogen aankloppen voor een leefloon (dat weliswaar bijna een vijfde lager ligt, en dus nog een pak dieper onder de armoedegrens). Wel…
We citeren even minister Bacquelaine tijdens de eerste bespreking in de commissie van zijn eigen wetsontwerp, dat ingegeven was met als doelstelling “het onder controle houden van de kostprijs van de IGO”:
[De minister] beschikt niet over de gegevens waarmee hij kan beoordelen hoeveel huidige IGO-begunstigden niet zouden voldoen aan de nieuwe verblijfsverplichting. […] Het is onmogelijk in te schatten aan hoeveel mensen in de toekomst de toekenning van de IGO zal worden geweigerd. […] Om dezelfde reden valt vandaag moeilijk te bepalen welke impact een en ander zal hebben op het budget van de OCMW’s.
Of nog: over hoeveel mensen het eigenlijk gaat, en welke impact zijn voorstel werkelijk zal hebben op de evolutie van het IGO-budget en het budget van de OCMW’s, de minister die het wetsontwerp zelf zo noodzakelijk acht uit ‘algemeen belang’ heeft er niet het flauwste benul van.
Maar al draait minister Bacquelaine er z’n hand niet voor om hoogstnoodzakelijke maatregelen te nemen waarvan hij niet kan zeggen wat de gevolgen zullen zijn (wie maalt er ook om zulke details?), je moet hem niet leren wat de diepste en welhaast de enige drijfveer van de mens is: geld. En zolang iets als de inkomensgarantie voor ouderen bestaat, tot zolang zullen profiteurs aangetrokken worden tot dit land van melk en honing. Laat er geen twijfel over bestaan: de dreiging is reëel.
Enkele citaten uit het commissieverslag:
Daniël Bacquelaine (MR): Deze maatregel is nodig, want nu “… ontstaan bepaalde mogelijkheden voor mensen die van de voordelige situatie willen profiteren.”
Daniël Bacquelaine (MR): “België is thans een heel aantrekkelijke bestemming. Niet alleen is het bedrag van de IGO hoog [het ligt onder de armoedegrens – MS], bovendien is België centraal gelegen en worden er verschillende talen gesproken. Het zou dus niet verantwoord zijn om daar geen rekening mee te houden. Dat aantrekkelijkheidsaspect houdt een gevaar in voor het voortbestaan van ons stelsel van sociale zekerheid. Het wetsontwerp beoogt dat aspect aan te pakken.”
Jan Spooren (N-VA): Deze maatregel is nodig, want hij “vermindert het aanzuigeffect voor migranten.”
Egbert Lachaert (Open VLD): “… risico op sociale shopping. […] Het voorliggende wetsontwerp beoogt aan die negatieve evolutie het hoofd te bieden en ondersteunt daardoor de sociale houdbaarheid…” (Dit niet doen) “brengt het fundament zelf van ons sociaal stelsel in gevaar.”
Vincent Van Quickenborne (Open VLD): Dit wetsontwerp “gaat sociale misbruiken tegen.”
Het belang van het wetsontwerp kan dus niet overschat worden: “het voortbestaan van ons stelsel van sociale zekerheid” zélf staat op het spel, dat immers bedreigd wordt door het “aanzuigeffect voor migranten”, mensen die “van de voordelige situatie willen profiteren.”
Noch minister Bacquelaine, noch de volksvertegenwoordigers Spooren, Lachaert, of Van Quickenborne konden verwijzen naar cijfers die hun uitspraken over “sociale misbruiken”, “negatieve evolutie in sociale shopping”, of een “aanzuigeffect voor migranten” zouden bevestigen. Maar men voelt zoiets aan, nietwaar: iedereen die ogen heeft, ziet toch wat er gaande is.
Enkele weken later, op een volgende commissievergadering, had minister Bacquelaine echter goed nieuws: eindelijk, maanden nadat zijn hoognodige wetsontwerp op de ministerraad was goedgekeurd en was ingediend in het parlement, wist hij hoeveel mensen nu een IGO krijgen die, moesten de nieuwe voorwaarden gelden, géén IGO zouden krijgen.
692
692 mannen en vrouwen op een totaal van bijna 115.000 IGO-gerechtigden, of amper 0,6% personen die een deeltje ontvangen van een budget dat 1% van het pensioenbudget bedraagt. Ziedaar de ondergravers van de fundamenten van ons sociaal stelsel, ziedaar het gevaar voor onze sociale zekerheid: nog geen zevenhonderd oudere mannen en vrouwen die een inkomen ontvangen dat nog steeds onder de armoedegrens ligt. Tegen hen moeten wij hoognodig beschermd worden, zij zijn minister Bacquelaines et al. “profiteurs” en “sociale shoppers”, zij zijn de “forse argumenten van algemeen belang.” (NB: Goed mogelijk dat die mannen en vrouwen hier wel jarenlang gewerkt hebben, en dus hebben bijgedragen aan de sociale zekerheid: voor een grote groep personen van buitenlandse nationaliteit geldt nu al dat zij slechts recht hebben op een IGO als en slechts als “een recht op een rust- of overlevingspensioen werd geopend krachtens een Belgische regeling.” No matter.)
Moest iemand zich ongerust maken over het lot van 65+’ers die geen recht meer zouden hebben op een IGO, en toch nog in België zouden willen wonen, geen nood: zij kunnen immers altijd nog bij het OCMW terecht, waar zij in bepaalde omstandigheden een leefloon kunnen ontvangen – dat weliswaar een vijfde lager ligt, en fors onder de armoedegrens. Maar dat hoeft geen probleem te zijn, beweert minister Bacquelaine, want:
Het verschil tussen de inkomensgarantie voor ouderen en het leefloon “wordt evenwel uitgevlakt door de actieve ondersteuning van de OCMW’s.”
En hij vult aan:
De minister benadrukt voorts dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen actieve en passieve sociale ondersteuning. De IGO valt onder passieve ondersteuning, OCMW-steun daarentegen een vorm van actieve ondersteuning, die gepaard gaat met begeleidingsmaatregelen. De minister vindt dat het systeem moet evolueren naar de geleidelijke verdwijning van passieve ondersteuning, ten gunste van actieve ondersteuning.
En even verderop:
Hij is ervan overtuigd dat er moet worden nagedacht of de handhaving van passieve sociale bescherming wel relevant is.
Daar valt een forse boom over op te zetten, maar onthoud dat het hier gaat om mensen op pensioenleeftijd, en dat dus de vraag gesteld kan worden hoe hij die ‘actieve ondersteuning’ dan wel ziet. Gelukkig heeft hij ook daar een antwoord op:
Actieve ondersteuning van ouderen door de OCMW’s kan verschillende vormen aannemen:
- Vooreerst zal controle worden uitgeoefend op de inkomsten van de betrokken persoon, zodat duidelijk wordt of er een recht op leefloon bestaat.
- Vervolgens kan worden nagegaan of de voorwaarden voor een waardig leven vervuld zijn op het vlak van huisvesting, gezondheidszorg en andere domeinen van het dagelijks leven.
De ‘actieve ondersteuning’ en ‘begeleidingsmaatregelen’ bestaan dus uit… een financiële controle. Dat een recht op IGO óók gepaard gaat met een voorafgaand inkomensonderzoek: weer zo’n onnozel detail waarmee je een minister toch niet aan z’n hoofd moet zeuren. Maar dat het nagaan of de voorwaarden voor “een waardig leven” vervuld zijn gebeurd nadat eerst een inkomen dat al onder de armoedegrens lag, nog eens fors verláágd werd – hoe moet je dat noemen? Wat voor een cynische mens moet men zijn om zoiets uit z’n strot te krijgen?
En wat, in godsnaam, te denken van een partij als CD&V, die zonder enige aarzeling dit wetsvoorstel goedkeurt dat met haken en ogen aan elkaar hangt, niet gebaseerd is op cijfers, door de Raad van State is bestempeld als in strijd met artikel 23 van de Grondwet (waarin het recht op sociale bescherming wordt vastgelegd), enkele honderden mensen in nog diepere armoede zal duwen, en de factuur simpelweg doorschuift van het federale niveau naar de gemeentes? En waarvoor? Enkele likes, wat retweets, en het verder om zich heen grijpende idee dat onze sociale zekerheid onbetaalbaar wordt door de toevloed aan ‘vreemden’ die van ons komen ‘profiteren’.