'Wie heeft, zal meer krijgen': dat lijkt het devies te zijn waaronder deze regering vaart. En al zwalpt het regeringsschip van hier naar ginder, de koers lijkt duidelijk: we varen naar het land waar fortuin de fortuinlijken beloont, en waar voor de onfortuinlijken geldt dat het wel hun eigen schuld zal wezen, een vorm van immanente rechtvaardigheid, boete voor hun zonden - waaronder luiheid wel de voornaamste is.
Erg enthousiasmerend klinkt zo'n slogan natuurlijk niet, en dus worden grootse pleidooien opgezet over de noodzaak van een verlaging van de vennootschapsbelasting, en over de ondraaglijke zwaarte van de lasten op rijkdom. Maar maak u vooral geen zorgen: dat wie veel heeft minder zal moeten bijdragen, hoeft niemand een cent te kosten - behalve wie uw geld toch niet waard is; u weet zelf wel wie dat zijn. Eén zaak staat echter vast: er is geen alternatief.
Nochtans. De laatste decennia verschoven de verhoudingen in de economie structureel. De extra rijkdom die we met zijn allen creëren in onze economie, de geproduceerde meerwaarde - het verschil tussen de waarde van de producten die een bedrijf binnenkomen als grondstof (bijvoorbeeld staal, glas, en rubber) en de waarde van de producten die weer uit dat bedrijf vertrekken (een gloednieuwe auto) -, wordt niet meer op dezelfde manier verdeeld als vroeger. Een deel van die meerwaarde komt ten goede aan werknemers als brutoloon en in de vorm van de socialezekerheidsbijdragen, en het andere deel vloeit terug naar de houders van kapitaal, naar zij die geld gestoken hebben in het bedrijf.
Het deel van de nieuw gecreëerde rijkdom dat arbeid beloont neemt de laatste decennia echter stelselmatig af, terwijl het deel dat terugvloeit naar het kapitaal sterk gegroeid is en nog blijft groeien.
Een relatief kleine groep mensen ('de rijken') slaagt er dus in zichzelf te belonen met een steeds groter deel van de rijkdom die hier samen gemaakt werd. Maar in plaats van hun beide handen te kussen voor zoveel geluk, roepen net zij nu het luidst dat het onontkoombaar is, en de rechtvaardigheid zelve, dat zij voor hun steeds grotere rijkdom beloond worden met lagere bijdragen aan de rest van de samenleving: omlaag dus met die vennootschapsbelasting, en omlaag de lasten op kapitaalinkomsten! Laat de anderen die bijdragenvermindering maar betalen.
Want dat is de consequentie: als de ene minder betaalt, zal de andere meer moeten betalen. Ofwel in de vorm van hogere belastingen voor de rest (daar klinkt weer het pleidooi voor hogere consumptiebelastingen, die zwaarder vallen op wie een lager inkomen heeft), ofwel in de vorm van minder publieke diensten en sociale voorzieningen (waar net zij die het minst konden profiteren van de nieuwe rijkdommen het meest nood aan hebben).
Nu kapitaal ontlasten, is het dessert toeschuiven naar wie al het grootste deel van het diner naar binnen heeft geschrokt, en vervolgens verwijten dat wie hongerig achterblijft zulke afgunstige ogen trekt.