Naar pleidooien voor een meer gelijke samenleving hoeven we niet te luisteren: van meer dan afgunst en hebzucht kunnen ze niet getuigen. Bovendien: wat hebben we te klagen? De ongelijkheid is hier al bij al behoorlijk beperkt. We hebben wel andere katjes te geselen dan ons druk te maken over die zogenaamde ongelijkheid.
En toch. De cijfers in de pas gepubliceerde studie van het InterMutualistisch Agentschap zijn zonder meer schokkend. De onderzoekers legden de fiscale gegevens van elke wijk in België naast de gezondheidsgegevens waarover de ziekenfondsen beschikken. Wat blijkt: wie in een ‘arme’ wijk woont, heeft meer dan de helft méér kans om in een gegeven jaar te sterven dan wie in een ‘rijke’ wijk woont.
Het zou fout zijn te spreken van een gezondheidskloof, met aan de minder fortuinlijke zijde wie arm is en aan de andere kant de rest van de samenleving. Het rapport toont het beeld van een steile afgrond, met de meest fortuinlijken aan de top en de rest van de samenleving steeds dieper wegglijdend: hoe minder rijk, hoe minder fortuinlijk, hoe slechter de gezondheid. Wie in een arme wijk woont, heeft de helft meer kans om te sterven dan wie in een rijke wijkt woont. En zelfs wie tot het middensegment van de samenleving behoort – 40 procent van de Belgen woont in een armere wijk, 40 procent in een rijkere wijk – heeft een kwart méér kans om te sterven dan wie in een rijke wijk woont.
Die ongelijkheid zet zich op alle gezondheidsvlakken door, en telkens opnieuw verschijnt dat beeld van een afgrond waarin mensen dieper wegglijden naarmate ze minder rijk zijn. Werkers die in armere wijken wonen hebben de helft meer kans om langdurig ziek te vallen dan wie in een rijke wijk woont, maar ook werkers in een ‘doorsnee-wijk’ hebben nog 30 procent meer kans om langdurig ziek te worden. Hoe lager het inkomen, hoe hoger de kans op chronische aandoeningen – en dus hogere medische kosten. Longaandoeningen, chronische bronchitis, diabetes, hartstoornissen, spoedopnames, opnames in een psychiatrisch ziekenhuis: telkens opnieuw hetzelfde beeld. Hoe armer, hoe minder snel naar de tandarts; hoe rijker, hoe sneller naar de orthodontist.
Uw inkomen bepaalt – doorheen de hele inkomensverdeling en niet enkel voor wie het armst of het rijkst is – uw kans op een goede of een slechte gezondheid. Die gezondheidsafgrond geldt voor heel België en reproduceert zich ook voor Vlaanderen: hoe lager het inkomen van een wijk, hoe hoger de kans op langdurige ziekte, invaliditeit, chronische aandoeningen, vroegtijdige sterfte. In wijken van de middenklasse is men zieker dan in rijke wijken, in arme wijken is men zieker dan in wijken van de middenklasse.
Elke discussie over ‘meer mensen aan het werk krijgen’ of mensen ‘langer laten werken’ kan niet om de vaststelling heen dat lagere inkomens ziekere mensen betekent – en dat ziekere mensen minder kunnen werken en dus weer op lagere inkomens terugvallen. Elke discussie over de organisatie van de gezondheidszorg is niet ernstig als ze niet vertrekt van het ontstellend feit dat rijk doet leven en arm doet sterven.
Het getuigt van een verregaande lichtzinnigheid, ja zelfs onbekommerdheid, om dan te kiezen voor het nog verder drijven van de sluipende privatisering van de gezondheidszorg en steeds meer over te laten aan de ‘aanvullende’, niet-verplichte verzekeringen. Wie die verzekering het minst nodig heeft, kan haar het makkelijkst veroorloven; hoe groter de kans geconfronteerd te worden met oplopende medische kosten, hoe kleiner de kans dat men zich zo’n aanvullende verzekering kon permitteren. Wie wint hierbij? Niemand, behalve de private verzekeringsgiganten die mooie winsten kunnen boeken op de afbouw van het solidaire gezondheidszorgsysteem.
“Als we maar gezond zijn”: er is niets dat zo’n grote impact heeft op het leven van mensen en van de mensen in hun omgeving, op hun levenskwaliteit, op hun geluk, als hun gezondheid. Wie bekommerd is om mensen, bekommert zich om hun gezondheid. Het is geen toeval dat gezinnen zorg – of beter, het gebrek aan zorg – als hun absolute prioriteit naar voren schuiven, zoals bleek uit de bevraging van de Gezinsbond, waarvan De Morgen dinsdag de resultaten publiceerde. En toch wordt het thema nauwelijks opgepikt, en toch negeren we de dramatische verschillen in gezondheid tussen de verschillende sociale klassen.
Wie zich druk maakt over de ongelijkheid in België – die o zo klein is, ach nauwelijks het noemen waard – is niet afgunstig op dat ene restaurantbezoek meer of minder, een skireis, die goede fles wijn. Wat zou het. Maar dat die ongelijkheid zich vertaalt in drastisch verschillende levenskansen, in zoveel verloren levensjaren, dát is een ongerijmdheid waarvoor in geen enkele samenleving plaats mag zijn.
— Deze bijdrage verscheen op 15 mei in De Morgen.