De coronacrisis dwingt ons om de waarde van bepaalde beroepen te heroverwegen. En als ik waarde zeg, bedoel ik niet per se monetaire waarde, maar allereerst waarde voor de samenleving. Dit geldt voor de privésector, waar plotseling blijkt dat schoonmakers, supermarktmedewerkers en transportmedewerkers onmisbaar zijn voor het functioneren van onze samenlevingen, terwijl dat in rustigere tijden niet de meest gewaardeerde beroepen zijn.
In de publieke sector is dit nog duidelijker. Europa applaudisseert massaal voor de verpleegkundigen, artsen en andere zorgwerkers, nu al de onbetwiste helden van deze crisis. Er is ook veel lof voor leraren en de manier waarop ze online lesgeven of blijven zorgen voor de kinderen van anderen met essentiële beroepen. En tot slot wenden we ons massaal tot centrale overheden, lokale overheden en openbare diensten voor informatie, advies en financiële en andere ondersteuning. Inderdaad, we zien nu wel heel duidelijk het belang van deze beroepen voor de samenleving: zonder hen geen gezondheidszorg, geen onderwijs, geen sociale zekerheid en geen basisbenodigdheden.
Dit was natuurlijk ook zo vóór deze crisis, maar het werd nauwelijks onderkend. Dat wordt duidelijk als we de reactie op de vorige crisis, de economische crisis van 2008, onderzoeken. Aanvankelijk ontstond deze crisis in de financiële sector, maar het werd al snel een crisis van de overheidsbegrotingen, toen massaal overheidsgeld werd aangewend om de door de crisis veroorzaakte problemen aan te pakken: banken redden, werkloosheidsuitkeringen uitkeren, bedrijven ondersteunen, enz. Dit leidde tot een toename van de overheidstekorten en -schulden. Om deze weg te werken kozen de meeste regeringen voor strenge bezuinigingsmaatregelen voor de publieke sector.
In een nieuw boek keken we naar wat er gebeurde gedurende en na de crisis met de publieke sector in negen EU-landen[1]. Het boek heeft niet toevallig de titel ‘Working under pressure’, want vrijwel overal zien we hetzelfde patroon: de bezuinigingen na de crisis hebben de arbeidskwaliteit en de dienstverlening in de publieke sector onder grote druk gezet.
In de meeste EU-landen is de werkgelegenheid in de overheidssector de afgelopen twaalf jaar afgenomen, wat op veel plaatsen tot een tekort aan verpleegkundigen, andere zorgwerkers of leraren heeft geleid. Daarnaast ging de kwaliteit van banen achteruit, vooral doordat de reële lonen stagneerden of zelfs daalden, en door de enorme toename van de werkdruk. Ook namen de regeringen in bijna alle EU-landen hun toevlucht tot eenzijdige besluitvorming over begrotingen, werkgelegenheid en lonen om de financiële druk het hoofd te bieden. Ze negeerden of gaven veel minder gewicht aan de traditionele sociale dialoog en collectieve onderhandelingen, en gaven voorrang aan bezuinigingen ten nadele van werkgelegenheid en de kwaliteit van werk.
Zo werd een aanzienlijk deel van de gevolgen van de crisis op de schouders van werknemers in de overheidssector gelegd, wat het werk in de publieke sector harder, minder beloond en minder aantrekkelijk heeft gemaakt. Gevolg: een afname van de beschikbaarheid en/of kwaliteit van publieke diensten en een snel groeiend ongenoegen bij werknemers en burgers. Al voor de coronacrisis was de bezuinigingspolitiek dus tegen haar eigen grenzen opgelopen.
In de coronacrisis wordt dit nu nog duidelijker, vooral in de gezondheidszorg maar ook in andere openbare diensten. En de echte waarde van deze beroepen voor onze samenlevingen is zichtbaarder dan ooit. Daarom moeten we dringend het belang van publieke diensten van goede kwaliteit en de rol van de werknemers hierin opnieuw naar waarde schatten. Goede publieke diensten zijn cruciaal om uitzonderlijke situaties zoals de huidige crisis het hoofd te bieden, maar ook in gemakkelijker tijden zijn ze van essentieel belang voor de levenskwaliteit, sociale cohesie en gelijkheid. En goede openbare diensten vereisen voldoende, goed opgeleide werknemers met fatsoenlijke lonen en arbeidsomstandigheden.
Dus laten we deze lessen leren uit de huidige en vorige crisis. Laten we nu al besluiten dat de publieke sector na de coronacrisis de prijs van de crisis niet opnieuw gaat betalen. Laten we nu al besluiten dat publieke-sectorwerknemers niet kunnen worden genegeerd en dat sociale dialoog en collectieve onderhandelingen niet eenzijdig door regeringen kunnen worden opgeschort. En laten we ervoor zorgen dat het huidige respect voor de werkenden in de publieke sector (evenals voor de schoonmakers en de arbeiders van de supermarkt) blijft bestaan en wordt vertaald in meer en vooral betere banen.
Dit is een gastbijdrage van Maarten Keune, professor bij het AIAS-HSI aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
[1] Maarten Keune, Nuria Ramos Martín en Mikkel Mailand (red.) (2020) Working under pressure. Employment, job quality and labour relations in Europe’s public sector since the crisis. Brussel: ETUI. Gratis te downloaden op https://www.etui.org/Publications2/Books/Working-under-pressure