Subsidies voor private winst: de rode draad van het energiebeleid

Een aanhoudende stagnering

De coronapandemie veroorzaakte schokgolven in het mondiale energiesysteem. De economische crisis uitte zich in een forse daling van de vraag naar aardolie, aardgas en steenkool. Volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) is ook de wereldwijde vraag naar elektriciteit gedaald met 5%. Vooral kernenergie en elektriciteit op basis van steenkool en gas kenden een dip. Variabele hernieuwbare energiebronnen daarentegen zijn minder vraagafhankelijk (hun output hangt samen met de weersomstandigheden) en hebben vaak prioritaire toegang tot het net. Wind- en zonne-energie haalden in 2020 daardoor een hoger aandeel van 9% in de mondiale opwekking van elektriciteit.[1]  Een fossielvrij energiesysteem ligt echter niet om de hoek. De investeringen in schone energie stagneren al vijf jaar op een rij. “Current investment levels are not aligned with a sustainable pathway”, aldus het IEA.[2] 

De oorzaken van dit probleem liggen vervat in het dominante beleidsparadigma met zijn focus op geliberaliseerde elektriciteitsmarkten, concurrentie en publiek gesubsidieerde en gegarandeerde winst voor private investeerders.[3] De liberalisering zette de energiesector in het teken van winst. Maar het is momenteel zeer moeilijk om winst te maken. Het IEA geeft dit ook toe: “renewables generally do not yet offer all the characteristics that investors are looking for in terms of market capitalisation, dividends or overall liquidity”.[4] De afgelopen jaren was 95% van de investeringen maar mogelijk door private winsten met publieke middelen te garanderen. Het IEA kijkt dan ook naar overheden om het energiemodel op het hernieuwbare spoor te zetten.[5]

Green Deal

Met de Green Deal lijkt het alsof de EU hieraan gehoor geeft. Tegen 2030 wil de EU 40% van haar energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen halen. De Europese Commissie wil daarom de huidige offshore windenergiecapaciteit van 12 GW opkrikken naar 60 GW tegen 2030 en 300 GW tegen 2050. In dit kader is tegen het einde van 2021 een revisie van de staatssteunregels voorzien. In 2014 waren deze regels verstrengd. De gesubsidieerde opmars van hernieuwbare energie werkte immers een daling van de groothandelsprijzen in de hand en bedreigde zo de winstgevendheid van de elektriciteitssector. Veel lidstaten stapten over naar veilingen zodat enkel de meest competitieve spelers nog subsidies binnenhaalden. In de sectoren van de zonne-energie en de onshore windenergie leidde dit echter tot krimpende winstmarges. De offshore windenergie groeit wel nog maar alles samen zijn de hernieuwbare energie-investeringen gezakt van 139,7 miljard dollar in 2011 naar 76,4 miljard in 2019.[6]

De revisie van de staatsteunregels zal weinig nieuws opleveren. De Europese Commissie wil voortborduren op het model van competitieve veilingen. Windenergiebedrijven moeten hun inkomsten voor een stuk uit de groothandelsprijzen van de markt halen. Deze groothandelsprijzen liggen echter veel te laag om een offshore schaalvergroting te bewerkstellingen. Daarom mogen investeerders afgeschermd worden van dit marktrisico: “part of the risk and insufficient revenue from market prices can be compensated through support schemes, in line with State aid rules”. Opnieuw kunnen publieke middelen dus gebruikt worden om de aantrekkelijkheid van de sector voor private investeerders te vergroten.[7]

Windmolens als nationale trots

In het huidige “for profit”-energiemodel doen marktspelers er alles aan om van de overheid voldoende garanties te krijgen. Het is ook de reden waarom het debat over de kernuitstap zo hevig woedt.[8] De federale regering lijkt nu de knoop te hebben doorgehakt. Ze bevestigt de kernuitstap in 2025 en wil vooral inzetten op offshore windenergie. België staat op de 4e plaats in de lijst van de landen met de meeste geïnstalleerde offshore windenergiecapaciteit. De regering wil de capaciteit (2,2 GW) tegen 2030 verdubbelen tot 4 GW.[9] Bovenop de reeds geplande versterking van het hoogspanningsnet bestudeert de regering of er hiervoor een bijkomende aansluiting nodig is. België en Denemarken zijn ook van plan om hun offshore parken te verbinden. Volgens Minister van Energie Tinne Van der Straeten zouden “onze windmolens onze nationale trots moeten zijn.”[10] Ze heeft gelijk. De vraag is echter of “onze windmolens” werkelijk van ons zijn en of de baten ervan terugvloeien naar de gemeenschap?[11]  

De regering wil de capaciteit en de bijhorende subsidies voortaan toekennen via een concurrerende inschrijving.[12] Ook in België liggen de groothandelsprijzen echter te laag. Subsidies zijn dus nodig om de investeerders in offshore windenergie – energiemultinationals, investeringsmaatschappijen én de Belgische Colruyt Group – te “prikkelen”.[13] Volgens Alain Bernard, voormalig CEO van DEME (aandeelhouder van windmolenpark Rentel), beschikt de overheid niet over de “budgettaire marge” om te investeren.[14] De “privésector moet al die investeringen doen” en het zou normaal zijn dat ze “garanties vraagt voor een redelijk rendement”.[15] Het begrotingskader van de EU zet inderdaad een rem op de publieke investeringen. Het mag echter duidelijk zijn dat private investeerders daar baat bij hebben. Zij krijgen subsidies om investeringen te verrichten in onontbeerlijke infrastructuur en zijn daardoor altijd zeker van winst. Zo ontstaat een afhankelijkheidsverhouding die alleen maar ondemocratisch te noemen is.[16]

Subsidies doen het licht branden

In 2025 moet er volgens hoogspanningsnetbeheerder Elia 3,9 gigawatt capaciteit bijkomen om de kernuitstap te compenseren. Gascentrales zullen daarin een groot aandeel opnemen. Ze zijn het goedkoopst én kunnen minder produceren als de weersomstandigheden goed zitten voor wind- en zonne-energie. De gascentrales zullen daardoor echter onrendabel zijn. Sowieso zijn er in standby-modus ook de vaste kosten. De regering werkt daarom een subsidie uit: het capaciteitsremuneratiemechanisme (CRM). Een veiling moet ervoor zorgen dat de capaciteit (en de subsidie) naar de meest competitieve bieder gaat. In verschillende EU-lidstaten zijn zulke subsidies al langer van kracht om grote energiebedrijven te beschermen tegen lage groothandelsprijzen die in hun winstmarges snijden.

In de “vrije markt” blijken deze subsidies nodig om het licht aan te houden. De Europese Commissie heeft zich nooit verzet tegen capaciteitsremuneratie voor bestaande installaties. Subsidies aan nieuwe centrales zouden echter wel de stempel van illegale staatssteun kunnen krijgen.[17] Een onderzoek moet uitwijzen of het CRM niet leidt tot marktverstoring. Er zijn ook vragen gerezen of België nood heeft aan 3,9 gigawatt nieuwe capaciteit.[18] Volgens de federale energieregulator CREG hield Elia geen rekening met de impact van de klimaatverandering. Door minder strenge winters zijn er ook minder stroompieken. Bovendien is er een strategische reserve van bestaande gascentrales. Die zou volstaan om de stroombevoorrading te allen tijde te garanderen.  

Public Power

Volgens de laatste inschatting zou het CRM tussen de 238 en 253 miljoen euro per jaar kosten. Over een periode van 15 jaar bedraagt de totaalkost tussen de 3,6 en 3,8 miljard euro.[19] Is dit de prijs die de regering wil betalen om de vrede te herstellen in de energiesector? Er lijkt iets in te zitten voor alle marktspelers die de afgelopen jaren strijd voerden om garanties van overheidswege. De commerciële belangen achter de offshore windenergie zullen verlost zijn van de kerncentrales. De grote industrie krijgt “bevoorradingszekerheid” en zou haar verzet tegen de kernuitstap kunnen staken. De grote energiebedrijven kunnen een gooi doen naar subsidies en zich verzekeren van een “return on investment”.[20] In principe laat de regering nog een kiertje open voor een levensduurverlenging van de kerncentrales Doel 4 en Tihange 3. ENGIE Electrabel heeft de nodige investeringen daarvoor echter al geschrapt. Met vier projecten voor gascentrales wil het bedrijf meedingen naar de subsidies van het CRM. 

Private investeerders en energiebedrijven kiezen uiteindelijk voor de optie die hen de grootste winst oplevert. Ze komen alleen maar over de brug als de overheid hen daarvoor financiële stimuli geeft. In het winstgerichte model van de geliberaliseerde energiesector is dit geen aberratie. Het vormt er simpelweg de kern van. Het energiebeleid is gebaseerd op een publieke subsidiëring van private winsten. Daar komt het bij ieder scenario – kernuitstap of niet –op neer. Voor werknemers, burgers en gebruikers rest slechts de mogelijkheid van “kant” te kiezen voor een bepaalde marktpartij. Private spelers behouden de controle, terwijl de dominante winstlogica blijft bepalen welke opties “realistisch” zijn of niet. De klimaat- en arbeidersbeweging zouden moeten inzien hoezeer het huidige energiemodel onze mogelijkheden hypothekeert om de energietransitie in een sociaal rechtvaardige plooi te leggen.

Hoe kunnen we dan vermijden dat private belangen ons voor hun kar spannen? Door te werken aan een democratisch energiesysteem dat steunt op een mix van lokale energiecoöperaties en stadsbedrijven enerzijds en regionale en nationale overheidsbedrijven anderzijds. Cruciaal daarbij is dat de overheid zelf de energietransitie in handen neemt door te plannen en te investeren. Publieke energiebedrijven kunnen samenwerken met energiecoöperatieven om de productie van hernieuwbare energie op te schalen.[21] Er zijn grootschalige investeringen nodig in energie-efficiëntie, sterkere transmissie- en distributienetten, vraagsturing en opslagfaciliteiten om de variabiliteit van hernieuwbare energie op te vangen.

De technische obstakels voor 100 procent hernieuwbare energie zijn echter niet te onderschatten.[21] Zelfs in een ambitieus transitiescenario zullen we volgens de IEA en het IPCC nog (een lange tijd) een beroep moeten doen op niet-variabele energiebronnen. Een afweging (vanuit klimaatoogpunt) van de voor- en nadelen van verschillende  energietechnologieën blijft onvermijdelijk. Ook de bundeling van de energiefuncties (van productie tot transmissie/distributie en levering) in een publiek gedreven model staat niet meteen voor de deur. De uitbating van de strategische reserve is dan ook een belangrijke actuele kwestie. Moet de overheid die rol zelf op zich nemen of kan ze daarvoor best (in de tijd dalende) subsidies geven aan de private eigenaars van de productie-eenheden in kwestie? De kost van die laatste optie zou wellicht lager liggen dan de bouw van nieuwe gascentrales en is in dat opzicht verdedigbaar. Een linkerzijde die het serieus meent met de planning van de energietransitie moet een gepast antwoord vinden op deze vragen.

Noten

[1] Ook in België was dit het geval https://www.tijd.be/ondernemen/milieu-energie/record-aan-groene-stroom-overspoelt-belgisch-net/10263428.html

[2] IEA, World Energy Investment 2020

[3] Dries Goedertier, Energiedemocratie: alternatieven voor een duurzame toekomst

[4] IEA, World Energy Investment 2020, p. 19

[5] IEA, Global Energy Review 2020 en IEA-IMF, Sustainable Recovery Plan 2020

[6] Bloomberg New Energy Finance, January 2020

[7] European Commission, Offshore Wind Strategy, 2020

[8] Voor een voorbeeld van de bitse concurrentiestrijd: https://www.tijd.be/ondernemen/milieu-energie/kerncentrales-vormden-geen-oneerlijke-concurrentie/10223921.html

[9] Zie beleidsnota energie en deze wet

[10] https://twitter.com/tinnevds/status/1317147783565090819

[11] Sacha Dierckx https://www.sampol.be/2020/03/hoe-het-iedereen-voor-de-wind-kan-gaan

[12]Daartoe dient de wet van 12 mei 1919 nog in KB te worden uitgewerkt http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2019051203&table_name=wet

[13]https://www.tijd.be/ondernemen/milieu-energie/colruyts-zetten-nieuw-windimperium-in-de-steigers/10223642.html

[14] Rentel is gerealiseerd door Otary, met verschillende publieke aandeelhouders (bv. de Waalse investeringsmaatschappij Socofe). Hieruit blijkt ook de kwalijke “corporatisering” van publieke spelers in een geliberaliseerde, op winst geörienteerde energiemarkt. https://www.otary.be/nl/over-ons/aandeelhouders

[15]https://www.tijd.be/partnercontent/deme/offshorewind/We-moeten-gaan-voor-energie-made-in-Belgium/9895566

[16] https://www.apache.be/gastbijdragen/2019/07/11/de-plundering-van-het-publieke-domein/

[17] Vera Weghman,, Going Public: A Decarbonised, Affordable and Democratic Energy System for Europe. The failure of energy liberalization, 2019.

[18] https://www.creg.be/nl/publicaties/studie-f1957 en zie ook https://www.creg.be/sites/default/files/assets/Publications/Propositions/E2064NL.pdf.

[19]https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/federaal/bouw-gascentrales-vraagt-helft-minder-subsidies/10280829.html

[20] De CREG daarover is duidelijk: “De invoering van een CRM betekent voor de producenten immers meer gegarandeerde inkomsten, waarvan de kosten en het risico wellicht door de consument zal moeten gedragen worden.” https://www.creg.be/sites/default/files/assets/Publications/Propositions/E2064NL.pdf

[21] https://www.apache.be/gastbijdragen/2021/02/01/publieke-energiebedrijven-noodzakelijk-voor-sociaal-rechtvaardige-transitie/

[21] https://www.vox.com/energy-and-environment/2017/4/7/15159034/100-renewable-energy-studies

Wat de Belgische pers kan leren van de Amerikaanse vakbondsstrijd

Wat de strijd voor werknemersrechten bij Google ons kan leren