Volgens de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) moet het sociaal overleg dringend versterkt worden. Alleen zo kunnen we de gevolgen van de stijgende inflatie de baas en komen we tot eerlijkere economieën. De OESO zet zich daarmee op dezelfde lijn als de Europese Unie: onze economie moeten we vormgeven, niet zomaar overlaten aan de markt. Sociaal overleg en collectief onderhandelen speelt daarin een sleutelrol.
Stel dat je ontevreden bent over je loon, wat kan je dan doen? Je kan vriendelijk vragen om een loonsverhoging, je kan vertrekken en een andere job zoeken, of je kan collectief, samen met de collega’s, onderhandelen over loonsverhogingen voor iedereen.
Stel dat je in een regio woont met één heel grote werkgever. Bijna iedereen is bij dat bedrijf aan de slag. Dan kan je niet zomaar vertrekken om een andere job te vinden, want er zijn niet veel jobs voor jou. Dat betekent ook dat alléén gaan vragen voor een loonsverhoging weinig zin zal hebben: aangezien je toch niet elders een job zult vinden, kan de werkgever dat eenvoudig weigeren.
In dat geval spreken we van een monopsonie: één of enkele bedrijven hebben de macht om de lonen te zetten. De tegenmacht van de werknemer (nl. vertrekken voor een andere job) is er niet. En dus blijven de lonen relatief laag.
Monopsie voorbeeld: steenkoolmijnen. Een typisch voorbeeld van een monopsie is een dorp naast een steenkoolmijn waarvan bijna iedereen in de mijn werkt. Als dorpeling heb je niet veel keuze van job. Als je ontevreden bent met de omstandigheden in de mijn kan je niet zomaar veranderen van werk. De werkgever weet dat en staat dus in een sterke positie om de lonen laag te houden en werkomstandigheden niet te verbeteren.
In een rapport (Employment Outlook 2022) gaat de OESO in op dit onderwerp. En de resultaten zijn opzienbarend.
Monopsonies zijn geen uitzondering. Ten eerste merken de onderzoekers op dat de hierboven geschetste situatie geen uitzondering is. Volgens de schattingen hebben werkgevers veel ‘loonbepalende’ macht. Ze kunnen met andere woorden redelijk autonoom bepalen hoeveel werknemers verdienen. De ‘arbeidsmarkt’ werkt dus niet goed. Ongeveer één op vier werknemers in de OESO zouden in redelijk tot zeer geconcentreerde arbeidsmarkten werken waarin werkgevers de lakens uitdelen.
Essentiële werknemers zijn de dupe. De werknemers die onze maatschappij rechthielden tijdens de COVID-crisis werken relatief vaker in situaties waar ze weinig keuze hebben tussen werkgevers. Denk maar aan de werknemers in de zorgsectoren. Volgens de OESO zouden één op twee zorgwerknemers zich in een geconcentreerde arbeidsmarkt bevinden.
Monopsonie = lagere lonen. Daar waar werknemer weinig keuze hebben tussen werkgevers zijn de lonen relatief lager. Maar ook de bredere jobkwaliteit staat onder druk. Zo krijgen werknemers veel minder vaak een contract van onbepaalde duur als ze toch niet zomaar weg kunnen naar een andere werkgever. Ook zijn er indicaties dat monopsonies leiden tot minder werkgelegenheid.
Wat moet daaraan gedaan worden? Eenvoudig: als de machtsbalans tussen werkgever en werknemer verstoord is, dan moet die hersteld worden. De meest eenvoudige manier om dat te doen is het versterken van de collectieve werknemersmacht. Als er weinig werkgevers zijn dan heeft één werknemer weinig impact op de werkgever, maar collectief hebben ze dat natuurlijk wel. De OESO is dan ook duidelijk: om voor correcte lonen te zorgen moeten vakbonden en het sociaal overleg versterkt worden. In de woorden van de OESO: ‘In fact, the negative impact of concentration on wages has been found to be smaller where trade unions are stronger.’
Daarnaast stelt de OESO nog een reeks andere maatregelen voor om de arbeidsmarkt beter te laten spelen in monopsoniesituaties: het voorkomen van te grote werkgevers, het inperken van niet-concurrentieclausules in contracten, het versterken van minimumlonen en het verbreden van competenties van werknemers.
Quid België?
Uit het OESO-rapport blijkt dat België het niet slecht doet. De schattingen wijzen uit dat er relatief minder sprake is van monopsonies in de Belgische arbeidsmarkt in vergelijking met de andere OESO-landen. Ook op het vlak van sociaal overleg doet België het goed met sterke vakbonden en sectoraal overleg, allemaal zaken die de OESO als noodzakelijk ziet voor een goede (en rechtvaardige) werking van de arbeidsmarkt.