Europa staat op het punt zijn eigen ‘mars der dwaasheid’ te organiseren: de nieuwe begrotingsregels dreigen de investeringen die broodnodig zijn om onze welvaart en ons welzijn in de toekomst veilig te stellen onmogelijk te maken.
Om het hoofd te bieden aan de covid-pandemie en de energiecrisis werden de Europese begrotingsregels tijdelijk bevroren. Nu onderhandelen de lidstaten volop over nieuwe regels. Die komen voort uit het besef dat het oude kader na de Financiële Crisis leidde tot een verloren decennium, gekenmerkt door stagnerende economieën en een gebrek aan investeringen.
Toch blijft het bij morrelen in de marge: de harde Maastrichtnormen blijven behouden. Lidstaten met een begrotingstekort van meer dan drie procent van het bbp of een overheidsschuld van meer dan zestig procent zullen nog steeds fors moeten snoeien. Terwijl geopolitieke rivalen als de VS, China, Korea en Japan fors investeren in (groen) industrieel beleid, dreigt Europa zich met cijferfetisjisme en kwantitatieve begrotingsdoelstellingen opnieuw vast te rijden in een procyclisch beleid met innovatie, economische groei, en klimaatbeleid als belangrijkste slachtoffers.
Overheidsschulden zijn nochtans een vernuftig instrument. Als de overheid niet in het rood mag gaan, zullen uitgaven voor bijv. gezondheidszorg, onderwijs, justitie en openbaar vervoer moeten meegolven met de ups-and-downs van de economische conjunctuur. Als de overheid geen schulden mag maken, kan ze vandaag niet investeren in projecten die economische groei, innovatie, en welvaart aanjagen en zichzelf dus terugverdienen. Zonder overheidsschulden, geen ondersteuning van burgers en bedrijven wanneer zij dat het meest nodig hebben, in tijden van economische crisis.
Opnieuw dreigen de regels middel en doel om te keren. De cruciale vraag om beleid op te beoordelen is niet of een begroting de willekeurig vastgelegde Maastrichtnormen haalt. Wél of het begrotingsbeleid de doelstellingen die een maatschappij zich stelt dichterbij brengt, of net onbereikbaar maakt. Het gebrek aan groene investeringen in het verleden maakt extra overheidsuitgaven om de klimaatcrisis af te wenden vandaag bijvoorbeeld onvermijdelijk.
Het afgelopen decennium heeft ons bovendien geleerd dat blinde bezuinigingen geen succesvolle strategie zijn om schulden te verminderen, wel integendeel, zoals zelfs het IMF nu ook erkent. Dat roept de pertinente vraag op: als een eenzijdige focus op de 3%-limiet broodnodige investeringen onmogelijk maakt, de economische groei vertraagt, en niet helpt om schulden te verminderen, waarom kiest Europa dan opnieuw voor regels die brute besparingen onvermijdelijk maken?
Het komt eropaan om een balans te vinden tussen begrotingsdiscipline en budgettaire expansie, waarbij het risico van te veel uitgaven evenwichtig wordt afgewogen tegen het risico van te weinig uitgaven. Zeker als we bedenken dat we de komende jaren elk jaar minstens één procent van het bbp zullen moeten investeren om de groene transitie te financieren. Waanzin is steeds opnieuw hetzelfde doen, en toch verschillende uitkomsten verwachten. Misschien moeten we het nu toch maar eens over een andere boeg gooien, dan lidstaten te dwingen een arm af te snijden op basis van ongefundeerde richtcijfers?
— Deze bijdrage verscheen ook bij De Morgen