In het Global Tax Evasion rapport 2023 lezen we twee belangrijke overwinningen in de internationale strijd voor meer fiscale rechtvaardigheid.
‘Belastingen zijn de prijs die we betalen voor een beschaafde samenleving’, zou de Amerikaanse rechter Oliver Wendell Holmes Jr. geschreven hebben in 1927. Als we de uitspraak als correct beschouwen, dan is het maar triestig gesteld met onze beschaving. Al decennialang groeien belastingontwijking en belastingontduiking gestaag. Uiteraard zijn het vooral de rijke individuen en de grote multinationals waarvan die rijke individuen de aandeelhouders zijn, die bedreven zijn in laakbare fiscale praktijken. Zo groeit ook de sociaaleconomische ongelijkheid.
Is het tij aan het keren? Sinds de financieel-economische crisis van 2007-2008, de aandacht voor de groeiende ongelijkheid, en de zoektocht van overheden naar manieren om de begroting op te fleuren, zijn die onrechtvaardigheden in het belastingstelsel meer op de voorgrond gekomen.
Helpt dat? Het recente Global Tax Evasion rapport 2023 nam de internationale strijd voor meer fiscale rechtvaardigheid onder de loep. Wie de samenvatting leest, wordt meteen een beetje optimistischer. ‘De laatste tien jaar hebben overheden grote initiatieven opgestart om internationale belastingontwijking te verminderen’, zo begint het rapport. ‘Een kernboodschap van dit rapport is dat belastingontwijking geen natuurwet is, maar een beleidskeuze’, zo staat er verder.
Het rapport wijst op twee belangrijke overwinningen. De voornaamste betreft de strijd tegen de belastingontwijking door superrijken en hun geheime bankrekeningen in belastingparadijzen. Daar zijn cruciale stappen voorwaarts gezet door de ‘automatische uitwisseling van bankgegevens’. Volgens het rapport is de belastingontwijking door rijke individuen in belastingparadijzen nog maar één derde van tien jaar geleden.
Een tweede belangrijke vooruitgang is het OESO-akkoord – onderschreven door meer dan 140 landen – over een minimumbelasting van 15% voor multinationals. Dat toont dat de lobby van het grootkapitaal niet onoverwinnelijk is, en dat de politieke wil groeit om het probleem aan te pakken.
Ook in België was er een succesje. Met de effectentaks van 0,15% op effectenrekeningen met een waarde van meer dan 1 miljoen euro is er een stapje gezet in de strijd voor het belasten van de vermogens.
Deze voorbeelden tonen aan dat vooruitgang mogelijk is. Daarmee geeft het rapport ook munitie om de mythes van de apologeten van het grootkapitaal te bekampen. Mythe 1, ‘het is slecht voor de economie’, werd al vaker weerlegd. De vooruitgang die het rapport beschrijft, toont dat mythe 2, ‘het is onmogelijk’, ook in de vuilbak mag. Het rapport geeft ook argumenten tegen mythe 3, ‘op nationaal niveau kan je niks doen’. ‘Het is ook mogelijk om belangrijke vooruitgang te boeken met unilaterale maatregelen, als ambitieuze, mondiale akkoorden niet lukken’, zo eindigt de samenvatting.
Wil dat zeggen dat alles peis en vree is? Zeker niet, zo maakt het rapport duidelijk. Op veel vlakken blijven er achterpoortjes bestaan of worden er nieuwe gevonden, worden internationale akkoorden afgezwakt tot tandeloze tijgers, of blijft actie voor een rechtvaardiger belastingstelsel zelfs helemaal afwezig. Het typevoorbeeld is de minimumbelasting van 15% op multinationals. Niet alleen zou het tarief minstens 25% moeten zijn, het akkoord bevat ook zo veel uitzonderingen dat de geschatte opbrengsten nog eens met de helft verminderen.
Het rapport beschrijft verder hoe miljardairs bijna niet belast worden op hun vermogens. Ook de Belgische effectentaks blijft ver verwijderd van een echte vermogensbelasting. Waarom sommige schattingen uitrekenen dat een vermogensbelasting 20 miljard zou kunnen opbrengen, bleef dat bij de – vrij gemakkelijk te ontwijken – effectentaks beperkt tot zo’n 400 miljoen euro per jaar in 2021 en 2022.
We kunnen nog wijzen op de erfenisbelasting, waar rijke Vlamingen gemakkelijk aan ontsnappen, maar waar de Vlaamse regering de achterpoortjes weigert te sluiten. Of naar de financiële transactietaks of Tobintaks, die na jarenlange Europese campagne weer naar de achtergrond verdwenen is.
De strijd voor meer rechtvaardige fiscaliteit vergt dus aangehouden inspanningen. Ten eerste op het vlak van politisering en agendasetting. Enquêtes wijzen uit dat een grote meerderheid van de bevolking meer rechtvaardige fiscaliteit wil, en bijvoorbeeld voorstander is van een echte vermogensbelasting. Maar fiscaliteit is vaak zo’n technische en – sorry, fiscalisten – saaie materie dat het moeilijk is om het hoog op de publieke agenda te houden. Nochtans gaat het om machts- en sociaaleconomische ongelijkheid, om openbare diensten, om rechtvaardigheid, en dus om essentiële maatschappelijke kwesties.
Ten tweede op het vlak van argumentatie. De Nationale Bank kwam onlangs nog met een studie over de obstakels voor een vermogensbelasting, die qua niveau niet boven een gemiddelde bachelorpaper uittorent, met argumenten die door Gabriel Zucman (én in dit tijdschrift) al tal van keren weerlegd zijn. Het toont aan dat de ideeënstrijd steeds opnieuw gewonnen moet worden.
Ten derde op vlak van internationale solidariteit. Landen blijven proberen om met belastingconcurrentie elkaar vliegen af te vangen, met een race-to-the-bottom tot gevolg. Zelfs binnen progressieve middens geldt er een zeker nationalisme: de strijd voor rechtvaardige belastingen, zeker, maar enkel zolang de inkomsten dan ook voor de eigen burgers gebruikt kunnen worden.
Op een moment dat de Europese Commissie terug wil naar het desastreuze besparingsbeleid, op een moment dat de klimaattransitie serieuze investeringen vergt, is het extra belangrijk om een eerlijke en substantiële bijdrage te eisen van de grote vermogens en de multinationals. Het goede nieuws is: als we het gevecht aanhouden, is het niet hopeloos. Een veel rechtvaardiger fiscaliteit is niet alleen noodzakelijk, maar ook mogelijk.
— Deze bijdrage verscheen ook bij Samenleving & Politiek.