Een tijdelijke zorgverlener vast in dienst nemen? Dat is dan 25.000 euro ‘boete’
Vertrouwde gezichten, een vertrouwde omgeving – een thuis maken voor mensen die zorg behoeven is vaak de eerste opdracht voor wie in de zorgsector werkt. Maar die opdracht wordt almaar moeilijker. Neem een man met een mentale beperking en gedragsstoornissen die in een leefgroep van een gespecialiseerde voorziening woont. Hij heeft zeer intensieve zorg en ondersteuning nodig, maar die zorg begint met een situatie scheppen waarin hij rust vindt. Een plek waar de dingen hun vertrouwde plaats hebben en de gezichten bekend zijn. Als hij geregeld nieuwe huisgenoten krijgt, of telkens nieuwe begeleiders in die leefgroep, als hij voortdurend nieuwe gezichten te zien krijgt, dan kan van een thuis waar hij rust vindt nauwelijks nog sprake zijn. En dan wordt de zorg veel moeilijker.
Toch is dat de situatie waarin zorginstellingen steeds vaker terechtkomen. Het steeds grotere personeelstekort dwingt hen om afdelingen te sluiten en leefgroepen samen te voegen. Dat is niet alleen een inbreuk op het thuisgevoel van wie er woont, maar het verhoogt ook de werkdruk voor het personeel, wat tot nog meer uitval leidt. Geen wonder dus dat zorgvoorzieningen liever hun toevlucht zoeken tot tijdelijke werknemers: uitzendkrachten, en steeds vaker ook zogenaamde projectmedewerkers.
De sector stond er lang huiverachtig tegenover. Een uitzendkracht die enkele weken, maximaal enkele maanden in een leefgroep komt werken, het is vaak noodzakelijk om periodes van ziekte of zwangerschap van een vast personeelslid te overbruggen, maar de norm mag het niet worden. Want hoeveel moeilijker is het de juiste zorg te bieden aan mensen die je pas een paar weken kent, wanneer je minstens zo lang nodig hebt om te leren wat zij bedoelen, wat zij willen, wat zij nodig hebben.
Bovendien zijn die tijdelijke medewerkers veel duurder voor de zorgvoorzieningen, die door jarenlange besparingen op hun werkings- en personeelsbudgetten nu al moeten schrapen. Niet dat die tijdelijke werknemers zélf zoveel meer verdienen. Maar uitzendkantoren moeten natuurlijk ook betaald worden voor hun dienstverlening, en anders dan de zorginstellingen zijn zij géén non-profitorganisaties.
Hoe mooi is het dan als er een echte klik is tussen zo’n tijdelijke werkkracht en de leefgroep waarin hij staat, en zij graag met elkaar verder willen. De voorziening smeekt om hem erbij te nemen, de werkkracht zelf zou niet liever willen dan te mogen blijven in de leefgroep. Het is goedkoper voor de voorziening, de begeleider heeft eindelijk een vaste baan, de mensen die zorg behoeven, hebben iemand die hen heeft leren kennen, een vertrouwd gezicht – en toch gebeurt het vreemd genoeg niet.
Waarom niet? Omdat zorgvoorzieningen, gedwongen door personeelstekorten om hun toevlucht te zoeken bij uitzendbureaus en projectsourcingbedrijven, door diezelfde bedrijven gedwongen worden contracten te tekenen waarin een expliciet verbod is opgenomen ‘hun’ personeel over te nemen. Niet alleen tijdens of vlak na de inzet van het personeel in de voorziening, maar zelfs tot achttien maanden nadien, en zelfs wanneer zij zelf spontaan solliciteren bij de voorziening. De ‘afwervingsclausule’, de verbrekingsvergoeding die voorzieningen moeten ophoesten als ze toch iemand aanwerven die bij zo’n kantoor werkt, kan oplopen tot 25.000 euro. Dat zijn bedragen die zorginstellingen niet zomaar kunnen ophoesten. Bovendien kun je je afvragen of het de bedoeling is dat gemeenschapsgeld op die manier wegvloeit uit de sector.
En zo draait de carrousel een nieuw rondje. De begeleider die wilde blijven, moet vertrekken, de voorziening moet op zoek naar een nieuwe tijdelijke kracht, die haar meer kost, bij een kantoor dat haar belet goede begeleiders vast aan te werven, en de mensen om wie het uiteindelijk gaat, moeten steeds nieuwe mensen in hun ‘thuis’ dulden. Het is een winstgevend model voor de projectsourcingbedrijven die er hun handeltje van gemaakt hebben, maar is het ook het beste model voor de zorg?
— Deze bijdrage verscheen eerder in De Standaard.