Vervallen we vandaag niet te snel in doemdenken over het klimaat vroeg Joren Vermeersch zich gisteren af in deze krant. Klimaat brengt al eeuwenlang kommer en kwel, maar we spartelden ons er steeds door. Waarom zou dat nu anders zijn? Dit is een discursieve strategie die vaak wordt opgevoerd door klimaatrelativisten of -ontkenners. Klimaatverandering is van alle tijden, in het verleden was het veel erger en dankzij onze inventiviteit is er niet echt een probleem. Deze drieledige redenering rammelt aan alle kanten. De klimaatverandering kent in onze menselijke geschiedenis geen equivalent, de frequentie en destructie van de weergerelateerde rampen zijn ongezien en we blijven uiterst kwetsbaar tegenover deze weersextremen.
Laten we starten met de premisse van Vermeersch dat het middeleeuws klimaatoptimum te vergelijken valt met onze huidige klimaatopwarming. Nog los van het feit dat het warmere klimaat in de hoge en late middeleeuwen niet veroorzaakt werd door menselijke activiteiten, was er geen sprake van een consequente en gestage klimaatverandering. Noch de middeleeuwse klimaatanomalie, noch de kleine ijstijd werden gekenmerkt door een wereldwijde en langetermijn-klimaatopwarming of afkoeling. Een artikel dat dit jaar in het tijdschrift Nature verscheen toonde dit voor de “Medieval Climate Anomaly” nog eens aan. Historici en paleoklimatologen zoals Christian Pfister spreken van “Kleine Ijstijd events”. Doorheen de eeuwen die we omschrijven als de Kleine Ijstijd (circa 1340-1800 AD) of de Middeleeuwse klimaatanomalie (950-1250 AD), vinden we slechts enkele clusters van jaren waarin het opvallend koud, stormachtig en nat, ofwel warm en droog was. Je hebt het Maunder minimum (1675-1715) of inderdaad de extreme koudepiek in 1816 na de uitbarsting van Tambora. Dat zijn periodes dat de temperatuur voor enkele jaren met enkele graden kon afwijken van het gemiddelde of de langetermijntrend. Talloze statistische methodes hebben echter aangetoond dat er geen sprake was van een wereldwijde stijging of daling van de gemiddelde temperatuur. We kunnen niet vaak genoeg herhalen dat er een wetenschappelijke consensus bestaat dat dit vandaag wel het geval is. We gaan ruimschoots de middeleeuwse trendafwijking overstijgen.
Klimaatverandering laat zich echter voornamelijk voelen door weersextremen. Vermeersch probeert onze angst en vertwijfeling over de recente bosbranden, overstromingen en hittegolven te temperen door te stellen dat we in het verleden al erger hebben meegemaakt. Maak je geen zorgen: we hebben de grote hongersnood van 1315-1316 naar aanleiding van extreme regenval en koude ook overleefd. Zelfs het jaar zonder een zomer in 1816 na een desastreuze vulkaansuitbarsting in Tambora heeft ons niet op de knieën gedwongen. Dat relativisme van Vermeersch is gevaarlijk. Om te beginnen is het gemakkelijk om aan cherrypicking te doen uit onze eeuwenlange geschiedenis en enkele iconische rampen uit te kiezen. Daarbij verbleken de overstromingen van de Vesderramp of de droogte van 2020 in het niets. Deze historische truc, verhult echter het feit dat geen enkele periode in ons verleden zoveel weersextremen, zo kort na elkaar te slikken had. Vermeersch moet hier noodgedwongen zelf afkomen met twee rampen die vijf eeuwen uit elkaar liggen om zijn punt te maken. De ergste jaren van de Kleine Ijstijd werden telkens opgevolgd door decennia met warmere en stabielere jaren. Dat vooruitzicht hebben wij vandaag niet meer.
Bovendien zouden onze middeleeuwse voorzaten kunnen getuigen dat we als maatschappij misschien niet ten onder zijn gegaan, maar dat het lijden ten tijde van de grote hongersnood van 1315-1316 reëel was. Tien tot vijftien per cent van de Europese bevolking stierf aan honger of verzwakking. Vermeersch geeft zelf de beroemde quote mee: het gekerm en geween van de armen mocht een steen ontfermen. Klimaatverandering brengt lijden met zich mee. De mensheid gaat mogelijks niet in zijn geheel ten onder, maar de zwakkeren in de maatschappij hebben eeuwenlang de kost van klimaatverandering betaald. De ironie is dat we vandaag, in tegenstelling tot in 1315 zelf de oorzaak zijn van deze klimaatverandering. Het lijden is niet onvermijdelijk. Het is geen straf van god of het gevolg van een vulkaanuitbarsting. Door onze CO2 uitstoot creëren we onze eigen rampen.
Dat brengt ons bij het laatste punt. We zijn vandaag niet minder kwetsbaar tegenover klimaatrampen. We moeten niet blasé doen over klimaatverandering. Pepinster heeft ons herinnerd dat neerslag een land als België, met een eeuwenlange staat van dienst in het omgaan met water en overstromingen, in het hart kan treffen. Storm Daniel doodde meer dan 5000 mensen in Libië, maar ook in Griekenland vielen er dodelijke slachtoffers. De zomer van 2023 is wereldwijd de warmste zomer ooit gemeten. Het bracht talloze weersextremen en rampen met zich mee. Terwijl een samenleving een afzonderlijke ramp te boven kan komen, zetten de huidige opeenvolgende rampen onze maatschappij fundamenteel onder druk. Waarom zouden we de schouders ophalen en stellen dat we dit in het verleden ook al getrotseerd hebben? Het instrumentaliseren van de geschiedenis en klimaatreconstructies moet stoppen. Joren Vermeersch gaat op basis van achterhaalde cijfers en strategisch gekozen voorbeelden in tegen de wetenschappelijke consensus. Bovendien trekt hij wel heel vreemde conclusies uit de hongersnood van 1315-1316. Als er één ding is dat we kunnen leren uit het verleden, dan is het dat kwetsbare maatschappijen enorm te lijden hebben onder klimaatverandering. Als we dat vandaag kunnen vermijden door de klimaatverandering en onze maatschappelijke kwetsbaarheid aan banden te leggen, dan hebben we de plicht om dat te doen.
- Deze bijdrage verscheen ook bij De Standaard.