Ten onrechte niet in het debat: medebeheer van werknemers in bedrijven

De ogen van Europees links parelen al eens denkend aan de Spaanse minister van werk Yolanda Diaz. De welbespraakte Spaanse brengt de linkerkant samen, scoort in de verkiezingen en helpt de sociaaldemocraten van Sanchez aan een meerderheid. Als minister versterkte ze het sociaal overleg, opent ze de discussie over arbeidsduurvermindering en wil ze medebeheer in bedrijven invoeren.

Inderdaad, dat laatste kreeg nogal wat minder aandacht in de internationale pers dan haar beleid rond de kortere werkweek. Diaz wil dat werknemers een grotere invloed hebben in het bestuur van bedrijven. In Duitsland noemen ze dat systeem Mitbestimmung, maar ook andere Europese landen hebben hun versies hiervan zoals in Zweden en Frankrijk.

Door tegenstand op rechts kwam er tot op vandaag niet veel in huis van de plannen van Diaz, maar ze doen ons wel een belangrijke vraag stellen: hoe zit het met het debat rond medebeheer in België?

Voor een aankomend boek van het Europees Vakbondsinstituut (ETUI) informeerde ik me bij verschillende partijen over hun standpunten rond medebeheer. Dat idee staat, kort gezegd, niet bovenaan de politieke verlanglijstjes van politieke partijen, en zo blijft een interessant debat onder de waterlijn.

Wat bedoelen we met medebeheer?

Medebeheer of medezeggenschap verwijst naar een mate van participatie van werknemersvertegenwoordigers in het strategisch beheer van bedrijven. Concreet is het een systeem  waarin werknemers vertegenwoordigd zijn in bestuursorganen, zoals raden van bestuur of adviescomités van bedrijven, met dezelfde rol, rechten en plichten als vertegenwoordigers van aandeelhouders of externe bestuurders.

Zo’n systeem bestaat in nogal wat Europese landen. Het Duitse systeem van Mitbestimmung is het meest bekend en daar kunnen, in specifieke gevallen, tot de helft van de leden van de raad van commissarissen (die de werking van de raad van bestuur overzien) werknemers zijn. Ook het Zweedse systeem is interessant omdat werknemers daar direct in de raad van bestuur zitten en zo’n plaats kunnen aanvragen in bedrijven eens er 6 werknemers zijn. In Frankrijk is er evengoed een systeem van medezeggenschap dat amper zo’n 6 jaar oud is. Als laatste halen we Nederland aan waarin de ondernemingsraad een onafhankelijk lid in de raad van bestuur kunnen aanstellen.

Medezeggenschap bestaat dus in veel vormen en kleuren, maar wat opvalt is dat het in België helemaal niet bestaat. Uitgezonderd enkele zeer specifieke gevallen, is er geen regeling in België waardoor werknemers mee aan het stuur komen van ondernemingen.

Waarom zou dat (g)een goed idee zijn?

Nochtans valt daar iets voor (en tegen) te zeggen. Zonder in detail te gaan is er nogal wat literatuur dat wijst op de voordelen van medebeheer door een betere besluitvorming, een langere-termijnfocus, een verbeterde verantwoording van genomen beslissingen en een veel beter (en vroeger) geïnformeerde vertegenwoordiging.

Tegenstanders, daarentegen, wijzen erop dat medebeheer nog steeds vooral “mede” is en dat werknemers in alle scenario’s in the minderheid blijven. Werknemers mogen aan het roer staan van het schip, maar kunnen er niet aan draaien. Meer zelfs, ze worden zelfs mee-verantwoordelijk voor het beleid waarop ze weinig tot geen invloed hebben. Andere tegenstanders wijzen op de kosten die medebeer met zich meebrengt door een tragere besluitvorming.

Maar los van de discussie over de effecten, is de fundamenteel ideologische discussie minstens even interessant. Zouden werknemers het recht moeten hebben om mee aan het stuur te gaan staan van bedrijven, in hoeverre is deze vorm van economische democratie niet logisch in een politieke democratie?

Daarrond was er vroeger een zeer levendig debat, ook en zeker tussen verschillende vakbonden. Aan de ene kant zag het ACV medebeheer lang als een goeie zaak, een opstap naar meer controle en een verdere vorm van economische democratie. Aan de andere kant stond ABVV dat geen medeverantwoordelijkheid wou zonder effectieve controle over de besluitvorming, en vooral iets zag in economisch medebeheer op sectorniveau, niet het ondernemingsniveau.

Ook op politiek vlak was dat debat levendig, met de voorgangers van de CD&V die om de zoveel tijd een politiek initiatief in deze zin namen. Geen enkele van deze plannen maakte een grote kans op slagen, maar het debat rond wie een onderneming moet/mag/kan besturen was er wel.

Dat fundamentele debat is momenteel bijna volledig afwezig. De rondvraag bij Belgische partijen naar hun standpunten leverde voorzichtige antwoorden op, en ook nu en dan een vraag terug over het wat, hoe en waarom van de vraag en het idee van medebeheer.

Onterecht, als je het mij vraagt. Met de regelmaat van de klok hebben we debatten over bedrijfsbeslissingen die de ene al ethischer vindt dan de andere, maar op geen enkel manier wordt ernstig nagedacht of we dan misschien de manier van beslissen moeten aanpakken.

Zonder te beweren dat deze of gene vorm van medebeheer zaligmakend zou zijn, is het toch teleurstellend om te zien dat er amper aandacht is voor democratisch bedrijfsbeheer.  In Spanje deed Yolanda Diaz onlangs een (vooralsnog mislukte) poging om dat debat aan te gaan in het parlement, wanneer doen we dit ook eens in België?

  • Het pre-publicatie van het boekhoofdstuk kan hier gevonden worden: De Spiegelaere, S. (2024). Heavens no! Board-level employee representation in Belgium. In S. Lafuente, Revisiting worker representation on boards: The forgotten EU countries in codetermination studies (pp. 29–49). European Trade Union Institute.

Schijnfranchise: maak franchisegevers mede-verantwoordelijk voor arbeidsomstandigheden

Gebrek aan universitaire inspraak is ongezond