Stel je het volgende voor: twee bouwbedrijven, één uit Gent en één uit Antwerpen, doen mee aan een aanbesteding voor een bouwproject. Het Gentse bedrijf betaalt zijn werknemers het loon dat is afgesproken in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor de hele sector, inclusief de werkgeversbijdrage van 35,65%. Het Antwerpse bedrijf daarentegen betaalt zijn werknemers het minimumloon, en een werkgeversbijdrage van slechts 19,06%.
Uit de vergelijking komt het Antwerpse bedrijf als goedkoper uit de bus, en het haalt de opdracht dus binnen. De termen die we op zo’n situatie zouden plakken? Vermoedelijk “helemaal absurd”, “totaal oneerlijk”, “groteske concurrentievervalsing”, … Het Antwerpse bedrijf levert geen betere kwaliteit, het is niet innovatiever, het betaalt gewoon veel minder aan de werknemers en de sociale zekerheid.
We zouden dat dus terecht niet aanvaarden. Gelijk loon voor gelijk werk, toch? Nochtans is dat jarenlang in de Europese Unie wel mogelijk geweest met de zogenaamde “detacheringsrichtlijn”. Daarmee konden buitenlandse bedrijven die in ons land actief waren hier tijdelijk werknemers tewerkstellen, terwijl het niet de socialezekerheidsbijdragen betaalt in België maar in het land van herkomst (vaak lager omdat de sociale zekerheid er minder uitgebouwd is). De verhalen van Oost-Europese bedrijven in de bouw –en transportsector zijn het meest gekend. Bovendien gaat het daarbij ook nog eens vaak om Belgische bedrijven die in het buitenland een fictief postbusbedrijf oprichten om zo hier de regels te kunnen ontwijken.
Een stap in de goede richting
De herziening van de detacheringsrichtlijn is een stap in de goede richting. Vanaf de richtlijn in werking treedt, moeten buitenlandse bedrijven die actief zijn in een ander land in principe vanaf dag 1 de gebruikelijke lonen betalen. Hetzelfde loon voor gedetacheerde werknemers als voor lokale werknemers dus.
Eén vorm van concurrentievervalsing verdwijnt daarmee. Dat is dus een maatregel die we kunnen toejuichen. Bovendien zou de detachering slechts 12 maanden mogen duren (na gemotiveerd verzoek verlengbaar tot maximaal 18 maanden), waarna het volledige arbeidsrecht van het land waar de arbeid gebeurt van toepassing wordt.
Voor België verandert er echter niet zo heel veel, aangezien gedetacheerde werknemers in België sowieso al tegen de sectorale minimumlonen tewerkgesteld moesten worden. Bovendien zijn er – naast de problematische uitsluiting van de transportsector – twee grote problemen.
Ten eerste geldt de gelijkschakeling niet voor de socialezekerheidsbijdragen. Om het voorbeeld van de werkgeversbijdrage te nemen, in België bedraagt die voor arbeiders op dit moment volgens Sexurex 35,65% (met de zogenaamde “tax shift” zou dat tarief de komende jaren wel verminderen). In Bulgarije bedraagt die werkgeversbijdrage volgens accountant- en adviesorganisatie KPMG 19,06%, in Polen 20,61% en in Roemenië 23,45%. Een pak lager, en het principe “gelijk loon voor gelijk werk” wordt dus nog altijd niet toegepast.
Ten tweede blijkt de wetgeving nu al vaak onvoldoende nageleefd te worden, en is er veel fraude met postbusbedrijven. Om die fraude aan te pakken, zal er een sterkere sociale inspectie nodig zijn. Volgens staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude Philippe De Backer (Open VLD) voert België de strijd tegen de sociale dumping op door samenwerkingsakkoorden met tal van landen. Het valt natuurlijk af te wachten in welke mate dat voldoende zal zijn om die sociale fraude terug te dringen.
Gebrek aan convergentie is het echte probleem
Het tweede probleem – fraude en gebrek aan controle – kan nog opgelost geraken. Het eerste – een ongelijk speelveld wegens lagere socialezekerheidsbijdragen – lijkt op middellange termijn alvast moeilijk oplosbaar.
Bovendien, wat we bij bepaalde economische activiteiten die niet naar het buitenland verplaatst kunnen worden niet aanvaarden (bijvoorbeeld de bouw, schoonmaak, …), aanvaarden we wel voor activiteiten waarbij dat wel kan: een eengemaakte markt met oneerlijke concurrentie. Zo kan pakweg een autobedrijf wél kijken waar het lagere lonen kan aanbieden, daar een fabriek neerplanten, en zo werknemers uit verschillende landen op vlak van lonen tegen elkaar uitspelen.
Dit is de onderliggende oorzaak van de problemen met sociale dumping (lage lonen en socialezekerheidsbijdragen in sommige landen), maar ook met onder meer fiscale dumping (lage belastingen in sommige landen) en in mindere mate ecologische dumping (lakse ecologische regulering in sommige landen). We hebben wel een eengemaakte “markt”, maar geen eengemaakte economie en geen eengemaakte regelgeving. De Europese Unie noch de euro hebben geleid tot een fundamentele convergentie naar boven toe, en er zijn daar ook onvoldoende actieve mechanismen voor voorzien. De productiviteit in veel Oost- en Zuid-Europese landen bedraagt nog niet de helft van in België. Lonen, sociale zekerheid en belastingregels lopen helemaal uiteen.
Als we bij deze herziening van de detacheringsrichtlijn dan al tevreden zijn, toont dat vooral hoe snel tevreden we zijn. De toekomst van de Europese Unie en de eurozone kan alleen maar worden veiliggesteld als we op vlak van lonen, sociale zekerheid, belastingen en regulering met proactieve maatregelen zorgen voor een harmonisering naar boven toe. Geen gemakkelijke opdracht, maar wel broodnodig. Hadden ze in het Verdrag van Maastricht dáár maar convergentiecriteria over afgesproken…
Dit opiniestuk verscheen eerder op VRT NWS.