De nota-Magnette beroert de gemoederen van Vlaamse commentatoren. Op Twitter riep Ive Marx (UA) op om verhuisplannen te maken, de CEO van Itinera noemde de nota in de Standaard “een recept voor verdere achteruitgang”, voor Trends schreef Marc De Vos over “de gedistilleerde versie van een links-populistisch PS-programma”, en ze werden bijgetreden door Stijn Baert (UGent), die spreekt over een “pest voor Vlaanderen”.
Wat deze opinies gemeen hebben, is dat ze uitgaan van orthodoxe, gedateerde arbeidsmarktrecepten die in de praktijk de precariteit en sociale onzekerheid in Vlaanderen net zouden verhogen. De voorstellen die ze zelf doen zijn dan ook diep ideologisch en niet “evidence-based, zoals soms wordt beweerd.
Een hoger minimumloon
De commentatoren hebben kritiek op wat wél in de nota staat, en wat er níet instaat. Bij wat er wel in de nota staat, is het vooral de verhoging van het minimumloon die ze afkeuren, op basis van de bewering dat dat ons jobs zou kosten.
Talloze recente empirische studies concluderen net dat een verhoging van het minimumloon – in tegenstelling tot wat de orthodoxe economische handboektheorie waar ze zich op baseren – géén tot heel weinig jobs zou kosten. Van lokale verhogingen van het minimumloon in de Verenigde Staten (van Seattle over andere steden tot New York) over verhogingen op staatsniveau in de VS tot de invoering van een minimumloon in Duitsland, allemaal spreken ze tegen dat een hoger minimumloon negatieve effecten heeft.
Een metastudie in opdracht van de Britse overheid is duidelijk: “The report finds that, overall, the most up to date body of research from US, UK and other developed countries points to a very muted effect of minimum wages on employment, while significantly increasing the earnings of low paid workers. Importantly, this was found to be the case even for the most recent ambitious policies.” Met andere woorden, quasi geen effecten op werkgelegenheid, wel een significante verhoging van de inkomsten van laagbetaalde werknemers, met alle positie gevolgen van dien.
Voor België vond een HIVA-studie dat de sectorale minimumlonen niet leiden tot minder jobs, en er wel voor zorgen dat laagbetaalde werknemers een beter loon hebben. Het zou natuurlijk kunnen dat op een bepaald moment een hoger minimumloon wel negatieve effecten zou hebben op de werkgelegenheid, maar dat België dat niveau al bereikt zou hebben, is helemaal niet aangetoond. Wie dus stelt dat een hoger minimumloon jobs zou kosten, doet dat niet op basis van bewijzen.
Dogmatische voorstellen
De commentatoren hebben ook kritiek op wat niet in de nota-Magnette staat. Zo heeft Daan Killemaes van Trends het over “noodzakelijke maatregelen” zoals de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, en de verdere afbraak van de brugpensioenregeling. Ook volgens Stijn Baert worden inactieven niet genoeg aangezet om te werken, en moet je dus “de poorten richting de inactiviteit beter sluiten”. Zo beweert ook hij opnieuw dat de werkloosheidsuitkering “hervormd” moet worden, lees: sneller moet dalen, terwijl nu al één op de twee werkzoekenden in armoede leeft. Moeten we mensen écht nog dieper in armoede duwen om ze te activeren?
Nog los van de asociale gevolgen van zo’n maatregel, is het ook een maatregel die niet werkt. Het klopt niet dat de financiële prikkel in België te laag zou zijn om werken aantrekkelijk genoeg te maken (al kan een hoger minimumloon werken natuurlijk nóg meer doen lonen). En zoals Ides Nicaise (HIVA-KUL) eerder al schreef, is het “intussen voldoende wetenschappelijk onderbouwd” dat “verlaagde uitkeringen de werkloosheid niet doen dalen”, wat ook Paul De Grauwe aangeeft.
Armoedespecialiste Bea Cantillon (UA) zei in een interview met De Tijd: “Het discours dat we mensen uit hun hangmat moeten schoppen, heeft zijn limieten bereikt. Op alle mogelijke manieren hebben we geprobeerd mensen te activeren. Een werkloze ligt vandaag echt niet meer in de hangmat. Die wordt eruit geschopt.” Kortom, de riedel dat we inactieven financieel nóg meer moeten prikkelen, is gebaseerd op dogma’s, niet op gedegen onderzoek.
Hetzelfde geldt voor de meer dan 400.000 langdurig zieken in België. Die krijgen we volgens Baert aan het werk door “de instroom in de ziekteverzekering beter en de reactivering ernstig te verbeteren.” Met andere woorden: die zieken zijn volgens hem vaak niet echt ziek, en kunnen heus wel sneller terug aan het werk.
Nochtans daalde volgens de Vlaamse werkbaarheidsmonitor, die recent uitkwam, de werkbaarheidsgraad in Vlaanderen significant tegenover 2016 en 2013 (van 54,6% in 2013 tot 49,6% in 2019). Die monitor stelt ook dat jobkwaliteit van groot belang is om werkenden aan de slag te houden. Christophe Vanroelen (VUB) schreef dan ook dat werkbaarheid de “blinde vlek” is in de arbeidsmarktambities van de Vlaamse regering. Wie minder langdurig zieken wil, kan dan ook beter (preventief) inzetten op werkbaar werk dan op zieken straffen en reactiveren.
Ook andere voorstellen zijn eerder gebaseerd op een orthodoxe theoretische gedachtegang dan op empirisch bewijs. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt, een recept dat intussen in talrijke landen bewezen heeft sterke negatieve effecten te hebben: van een slechtere fysieke en mentale gezondheid bij precaire werknemers, over een transfer van de lonen van werknemers naar de winsten voor aandeelhouders, tot lagere arbeidsproductiviteit en minder innovatie. Bovendien is er helemaal geen wetenschappelijke consensus dat een flexibelere arbeidsmarkt tot meer jobs leidt.
Vlaamse besparingen kosten jobs
Het is bovendien vreemd dat de opiniemakers vaak een veel positievere kijk hebben op het Vlaamse regeerakkoord. Als je over achterhaalde recepten spreekt, dan is het besparingsbeleid dat de Vlaamse regering voert immers een typevoorbeeld.
Tal van studies en economen zijn het ondertussen eens dat het besparingsbeleid na de crisis van 2008 in veel landen contraproductief was, honderdduizenden jobs heeft gekost, en de begrotingstekorten en overheidsschulden niet heeft afgebouwd. Zelfs het IMF – traditioneel een voorstander van besparingsbeleid – stelt tegenwoordig dat besparingsbeleid slecht is voor de werkgelegenheid. Alleen al het directe jobverlies werd de voorbije weken pijnlijk duidelijk– 250 jobs minder bij de vrt, 1.440 jobs die sneuvelen bij overheidsdiensten, jobverlies bij CAW, SAM, in het onderwijs en in de cultuursector, …
De Vlaamse regering bespaart dan ook nog eens heel sterk bij de VDAB, die werkzoekenden aan een job moet helpen. Met 419 jobs of bijna 10% van het personeelsbestand en 22 miljoen euro minder, valt er de komende jaren weinig vooruitgang te verwachten van de VDAB als hulpmiddel voor kwetsbare groepen in de samenleving.
Vlaamse en Waalse werknemers hebben zelfde belangen
Dat de commentatoren niet de Vlaamse regering en wel de nota-Magnette bekritiseren, past in de zeer kwalijke communautaire framing dat Franstalig België onder PS-dominantie Vlaamse vooruitgang belemmert, of zoals Marc De Vos stelt, dat Magnette “Vlaanderen een natte PS-droom wil doen betalen”. Ten eerste is die foute politieke framing gebaseerd op orthodoxe en foute economische recepten, zoals hierboven aangetoond. De voorstellen die ze zelf doen zijn niet “evidence-based” maar ideologisch.
Ten tweede creëert die framing een valse tegenstelling tussen Vlaamse en Waalse belangen. Veel van de voorstellen die de Vlaamse opiniemakers doen zijn net negatief voor een deel van de Vlaamse bevolking: een strengere aanpak van zieken en werklozen, langer werken verplichten terwijl de werkbaarheid van het werk afneemt, een flexibilisering van de arbeidsmarkt met meer precaire en laagbetaalde jobs, en ingrijpen in het sociaal overleg om de positie van werkgeversorganisaties te versterken. De Vlaamse rechtse partijen mogen die ideeën dan misschien wel steunen, maar het zijn allemaal recepten die de precaire Vlaming even hard raken als de precaire Waal. Je zou bijna blij zijn dat we de PS nog hebben om in de federale regering de belangen van de modale Vlaming een beetje te verdedigen.
Dit opiniestuk verscheen eerder bij Knack.