Gisteren mengde Philippe De Backer zich met een opiniestuk in De Morgen in het debat over een “arbeidsdeal”. Hij ziet drie oplossingen om meer mensen aan het werk te krijgen: “beter matchen van job en talent, meer flexibiliteit en meer incentives”.
Laten we beginnen met het eerste: het beter matchen van job en talent. Daar zullen weinigen iets op tegen hebben. Alleen vreemd dat De Backer met de vinger wijst naar de VDAB en Selor, en voor een privatisering pleit van het arbeidsmarktbeleid en de selectie voor overheidsjobs. Ten eerste, volgens De Backer “is het al te vaak weer de private markt die de geschikte profielen vindt”. Als die private markt toch zo innovatief is, zouden ondernemingen toch gemakkelijk alle openstaande vacatures kunnen invullen zonder hulp van de VDAB?
Ten tweede, wat heeft OpenVld en de staatssecretaris de afgelopen jaren belet om ervoor te zorgen dat de procedures bij Selor veel sneller gaan? Wat heeft hen belet om de besparingen bij de VDAB van vóór 2014 terug te draaien? Of meer middelen te voorzien voor de VDAB, die de laatste jaren meer taken moet doen zonder budgetverhoging? Wat heeft hen belet om de erkenning van buitenlandse diploma’s veel sneller te laten gaan?
Dat politici van liberale strekking om de haverklap pleiten voor privatisering van overheidsdiensten in plaats van ervoor te zorgen dat die diensten voldoende middelen krijgen en beter draaien, is het erkennen van hun eigen falen. Dat siert hen misschien, maar geeft niet meteen aanleiding om hen te herkiezen.
De tweede oplossing: flexibiliseren, onder meer via goedkopere overuren en meer tijdelijke arbeid. Flexibilisering is geen effectief arbeidsmarktbeleid. De link tussen flexibilisering en meer jobs is verre van gegarandeerd, in tegenstelling tot wat het liberale dogma beweert. En je kan je sterke vragen stellen bij de kwaliteit van de jobs die gecreëerd worden (of andere jobs verdringen). Flexibilisering resulteert in lagere lonen en hogere winsten, volgens de Nederlandse centrale bank. Het verhoogt het risico op gezondheidsproblemen bij werknemers. En het is nefast voor de productiviteit en innovatie, die cruciaal zijn voor onze toekomstige welvaart.
Tot slot is er de derde oplossing: “incentives”. De Backer heeft het over lastenverlagingen voor bedrijven, en het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Dat toont goed aan wat hij wil: de wortel voor bedrijven, de stok voor werkzoekenden. Ofwel: bedrijven pamperen, werklozen een schop onder hun luie kont geven.
Ook die “oplossingen” zijn ineffectief en inefficiënt. Volgens de liberale econoom Paul De Grauwe (LSE) heeft de tax shift nauwelijks een invloed gehad op de groei van de tewerkstelling. Gert Peersman (UGent) noemt de tax shift “in de eerste plaats een mooi cadeau aan de ondernemingen”, die er vooral “meer omzet en winst” mee boekten in plaats van meer jobs creëerden, waardoor de gecreëerde jobs “heel duur” zijn.
Wat de niet-werkende werkzoekenden betreft, is meer straffen zeer ellendig beleid. De Backer geeft zelf aan dat er onvoldoende jobs zijn: 52.000 vacatures voor 184.000 werkzoekenden betekent minstens 132.000 werkzoekenden waarvoor er geen werk is. Bovendien daalt de uitkering van een alleenstaande werkloze tot 200 euro onder de armoedegrens. Denken dat dat een comfortabele hangmat is, getuigt van een gigantische ivorentorenmentaliteit. Tot slot toont veel onderzoek aan dat sancties niet werken.
Als er dan toch naar incentives wordt gekeken voor werkzoekenden, is werkbaar werk een goed begin. Meer vaste en voltijdse jobs, minder flexibiliteit op maat van de werkgever, meer autonomie op het werk voor werknemers, een betere combinatie van werk en privé (onder meer door een vermindering van de arbeidstijd), goedkope kinderopvang, … En misschien kunnen werkgevers ook eens proberen om werknemers aan te trekken door een hoger loon aan te bieden, een normale evolutie wanneer er écht sprake is van “krapte” op de arbeidsmarkt. Gewoon doen!
Dit opiniestuk verscheen eerder in De Morgen van 17/07/2018.