Drie items per minuut uit schappen moeten halen, uren aan een stuk, 25 kilometer per dag moeten lopen, geen enkele controle over je werkuren hebben, twee dagen op voorhand te horen krijgen of je moet werken, en dat allemaal voor 10 euro bruto per uur.
Ergens weten we wel dat de “onzichtbare” arbeid achter onze internetaankopen gruwelijk is. Eerder waren er al onthullingen over werknemers bij Amazon in Engeland die in een fles plasten omdat ze bang waren om pauze te nemen, of ambulances die bij Zalando in Duitsland bijna dagelijks uitgeputte werknemers moeten komen ophalen. Toch kwam de reportage van Jeroen Van Bergeijk, die vijf weken ging werken bij een distributiecentrum voor bol.com in Nederland, hard binnen.
De waanzin van de e-commerce zit hem niet alleen in de arbeidsomstandigheden. Ook de milieu- en klimaatgevolgen zijn vreselijk. Van Bergeijk beschrijft hoe teruggestuurde producten die één keer of zelfs nooit gebruikt zijn, worden afgekeurd voor verkoop: een espressoapparaat waar één koffie mee gezet werd, een microgolfoven in licht beschadigde verpakking, …
Ook op mobiliteitsvlak zijn er sterke negatieve gevolgen. Het aantal bestelwagens in Brussel steeg met 10 à 15 procent in vijf jaar tijd. De bestelwagens die hier in de straat voorbijkomen zijn niet te tellen, met soms Bpost, PostNL, DPD en DHL op één voor- of namiddag. Zeer efficiënt is die competitieve markt op dat vlak toch niet.
Wat kunnen we doen om deze waanzin een halt toe te roepen? Ten eerste zouden we als consument beter kunnen weten. Voor goede voornemens is het te laat, de tijd van bezinning is nog ver weg, maar dat betekent niet dat we niet kunnen nadenken wat onze keuzes inhouden voor werknemer en milieu. Alleen zet onze massaconsumptiecultuur nu eenmaal aan tot vluchtig en hersenloos consumeren – alsof we daarvan gelukkig zouden worden.
Bovendien blijft consumeren meestal een individuele actie, en blijft de kracht van het collectieve achterwege. Een collectieve consumentenactie zoals ‘Zomer zonder vliegen’ of ‘Dagen zonder vlees’ kan meer bereiken, maar toch blijft het moeilijk om zo structureel verandering af te dwingen.
Kan de overheid dan tussenbeide komen? Op zich is het logisch dat overheden een race to the bottom voor werknemer en leefomgeving vermijden met strikte regulering. Maar toen N-VA-parlementslid Grete Remen een belasting op e-commerce voorstelde, steunde haar eigen partij haar niet eens. De regering versoepelde integendeel het nachtwerk in de e-commerce. Vicepremier De Croo (Open Vld) pleitte er voor om nachtwerk veel goedkoper te maken, ondanks de zeer schadelijke gezondheidseffecten op werknemers, en om de vakbonden volledig uit te schakelen. Kamerlid Patricia Ceysens (Open Vld), niet toevallig ook voorzitter van Becommerce, lobbyorganisatie voor de e-commercebedrijven, stelde: “E-commerce is de toekomst. Die houd je niet tegen met nieuwe belastingen.”
Misschien ligt onze grootste hoop dan wel bij de werknemers van postorderbedrijven en distributiecentra? De vijfdaagse staking bij Bpost afgelopen november kan inspiratie bieden. In Nederland spande vakbond FNV een proces aan tegen PostNL voor de onderbetaling van sorteerders in onderaanneming. Met de feestdagen waren er stakingsacties bij Amazon in Spanje, Italië, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. En in de VS proberen de werknemers van Amazon een vakbond te vormen.
Het probleem is dat de omstandigheden niet ideaal zijn. Het gaat vaak om precaire, laaggeschoolde werknemers, aangenomen via een uitzendbureau, van diverse afkomst, en met veel tijdelijke arbeidsmigranten die niet eens een vaste verblijfplaats hebben in het land, bijvoorbeeld Polen die er drie keer zo veel kunnen verdienen als in hun thuisland.
Dat toont opnieuw aan dat een eengemaakte Europese markt zonder eengemaakte lonen en eengemaakte sociale zekerheid tot gigantische problemen leidt. Misschien kunnen we het daar eens over hebben bij de Europese verkiezingen in mei. Een sociaal Europa, dat zou pas écht disruptie zijn.
— Dit stuk verscheen eerder in De Morgen.